Overheid start campagne Denk vooruit: voorbereiden op noodsituatie steeds belangrijker
72 uur zonder water, stroom of internet. Door geopolitieke ontwikkelingen en klimaatverandering wordt de kans op een noodsituatie groter. Daarom is het belangrijk dat de samenleving weerbaarder wordt. Steeds meer mensen zijn al voorbereid op een noodsituatie, maar nog lang niet iedereen. Daarom start de overheid vandaag een meerjarige Denk vooruit-campagne op tv, radio en online. De campagne helpt mensen zich voor te bereiden in 3 stappen: maak een noodpakket, maak een noodplan, praat met elkaar en help elkaar. Regionale en lokale overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke partners ondersteunen de campagne.
Minister van Oosten van Justitie en Veiligheid: “Elke dag vertrouwen we op alledaagse voorzieningen zoals stroom en water uit de kraan. Maar wat doe jij als de stroom plots uitvalt en er geen water uit de kraan komt en dit dagenlang duurt? Bij een noodsituatie kan hulp langer op zich laten wachten. Met de campagne laten we zien hoe belangrijk het is om dan voor jezelf en je huishouden te kunnen zorgen. Met een noodpakket, noodplan of gesprek met je gezin of buren zorg je bij een noodsituatie voor rust. Steeds meer mensen bereiden zich al voor. Ook de overheid en het bedrijfsleven. Maar van iedereen is actie nodig. Daarom roep ik op: Denk vooruit. En bereid je ook voor. Want wie zich goed voorbereidt, kan zichzelf én anderen helpen als het nodig is. Zo zijn we als samenleving weerbaarder en kunnen we weerstand bieden en veerkracht tonen als dat nodig is.”
Overheid en hulpdiensten zijn daar waar ze het hardst nodig zijn
Bij een noodsituatie zijn de overheid en hulpdiensten daar waar zij het hardst nodig zijn. Dat doen zij om de crisis snel onder controle te krijgen en mensen in veiligheid te brengen. Ze kunnen niet overal tegelijk zijn. Daardoor zijn de meeste mensen de eerste 72 uur op zichzelf aangewezen. Het is dus belangrijk dat je de eerste 3 dagen voor jezelf en je huishouden kan zorgen.
Denk vooruit: in 3 stappen beter voorbereid op een noodsituatie
Voor de meeste Nederlanders is het niet de vraag óf er een noodsituatie gaat plaatsvinden, maar wannéér dat gebeurt, zo blijkt uit recent onderzoek. Met de campagne helpt de overheid burgers zich voor te bereiden op de gevolgen van langdurige uitval van dagelijkse voorzieningen. Zoals stroom, water of internet. 3 stappen staan centraal: maak een noodpakket, maak een noodplan en praat met elkaar en help elkaar.
Stap 1: Maak een noodpakket
- Met een noodpakket ben je goed voorbereid om het thuis de eerste 72 uur van een noodsituatie vol te houden. Een noodpakket samenstellen is makkelijker dan je denkt. Veel spullen heb je waarschijnlijk al in huis: flessen water, houdbaar eten, een zaklamp met batterijen, een powerbank, een klein EHBO-setje, contant geld, een deken. Maar is het genoeg voor 72 uur? Kijk goed naar je eigen situatie en wat je extra nodig hebt: denk aan babyvoeding, medicijnen of eten voor je huisdier.
Stap 2: Maak een noodplan
- Een noodsituatie is moeilijk te voorspellen. Daarom is het goed als je vooraf hebt nagedacht over wat je doet bij een noodsituatie. Dat kan met een noodplan. Daarin staan duidelijke afspraken met de mensen om je heen, over wat jullie doen. Bijvoorbeeld hoe je elkaar kan bereiken, waar je elkaar ontmoet, wie de kinderen van school ophaalt en wie er extra hulp nodig heeft.
Stap 3: Praat met elkaar en help elkaar
- Mensen kunnen onzeker zijn of bezorgd raken over de gedachte aan een noodsituatie. Of iemand heeft hulp nodig om zich voor te bereiden. Door met elkaar te praten, hoor je hoe anderen ermee omgaan en kun je elkaar helpen. Misschien heeft iemand nog helemaal niet nagedacht over wat te doen en help jij diegene op weg. Of misschien weet jij niet waar je moet beginnen en helpt het als iemand met jou meedenkt.
Op www.denkvooruit.nl staan concrete handelingsperspectieven om je te helpen met voorbereiden op een noodsituatie. Wie zich goed voorbereidt, kan zichzelf én anderen helpen als het nodig is. Ook staat er op de website uitleg over welke risico’s er zijn in Nederland.
Over de campagne
Met de Denk vooruit-campagne informeert de overheid burgers over hoe ze zich voor kunnen bereiden op 72 uur zonder stroom, water of internet. Centraal staan: maak een noodpakket, maak een noodplan en praat met elkaar en help elkaar. De Denk vooruit-campagne is in november onder andere te zien op tv en online, en te horen op de radio.
De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) coördineert de Denk vooruit-campagne. De uitvoering van de campagne gebeurt in nauwe samenwerking met nationale, regionale en lokale overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke partners. Voor meer informatie over weerbaarheid ga je naar www.nctv.nl/onderwerpen/w/weerbaarheid.
Nieuwe regels voor Buy Now Pay Later
Kredietverstrekkers en aanbieders van Buy Now, Pay Later(BNPL)-diensten krijgen te maken met nieuwe regels. De aangescherpte regels moeten vooral jongeren beter beschermen tegen het gemak waarmee ze in de schulden kunnen raken. Daarnaast komen BNPL-aanbieders volgend jaar onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), maar tot die tijd moeten bedrijven in de sector zelf orde op zaken stellen. De ministerraad heeft ingestemd met een voorstel hiertoe van minister Heinen van Financiën en staatssecretaris Rutte van Justitie en Veiligheid.
Steeds meer consumenten, onder wie veel jongeren, maken gebruik van Buy Now, Pay Later-diensten. Dit kan, zeker bij jongeren die al een kwetsbare financiële positie hebben, leiden tot financiële problemen. Daarom gaan vanaf 2026 nieuwe regels gelden op basis van een Europese richtlijn. Tot die tijd blijft het kabinet inzetten op zelfregulering van de sector. Het kabinet gaat dus BNPL-diensten beter reguleren en consumenten beter beschermen tegen nieuwe vormen van krediet.
Breder toezicht
Momenteel vallen BNPL-diensten door een uitzondering buiten het toezicht van de AFM. Dat gaat met de invoering van de Consumer Credit Directive II (CCDII) per november 2026 veranderen. Aanbieders van BNPL-diensten vallen met de implementatie van de richtlijn onder de Wet financieel toezicht (Wft). Dit betekent dat zij een vergunning moeten aanvragen bij de AFM voor het uitgeven van kredieten. Ook worden zij verplicht om bij het verlenen van krediet aan een consument eerst een kredietwaardigheidstoets uit te voeren, een zogeheten BKR-check.
Strengere leeftijdscontrole
Bovendien worden BNPL-diensten verboden voor jongeren onder de 18 jaar. Hiermee gaat Nederland een stap verder dan de EU-verplichtingen. Ook geeft het kabinet gehoor aan de wens van de Tweede Kamer om BNPL-diensten aan strengere regelgeving te onderwerpen. De BNPL-aanbieders worden dus verplicht om een goede leeftijdsverificatie uit te voeren. Daarnaast zullen er strengere reclameregels gelden, zoals een verbod op reclame waarin ten onrechte wordt gesuggereerd dat een krediet de financiële situatie van een consument verbetert.
Kredietcheck
Ook voor kredietaanbieders uit het buitenland komen er regels. Zij moeten kredieten voortaan registreren bij het BKR, en voldoen aan een kredietcheck op basis van Nederlandse leennormen. Hiermee wordt voorkomen dat aanbieders van BNPL-diensten en kredieten vanuit het buitenland hun diensten gaan aanbieden, om Nederlandse regelgeving te omzeilen.
Ook nieuwe regels voor creditcardaanbieders
Creditcardaanbieders met een maandelijkse aflossing krijgen in Nederland ook te maken met nieuwe regelgeving. Om de creditcard betaalbaar te houden voor de consument en rendabel te houden voor aanbieders, gelden er wel een aantal uitzonderingen. Aanbieders kunnen bijvoorbeeld nog steeds een maandelijkse bijdrage vragen voor het gebruik van de creditcard.
Gesprekken en gedragscode
De maatregelen uit de CCDII moeten uiterlijk vanaf 20 november 2026 ingaan. Tot die tijd blijft het kabinet in gesprek met betrokken partijen en zich inzetten voor zelfregulering van BNPL-aanbieders door middel van een gedragscode.
Implementatievoorstel
De ministerraad heeft ermee ingestemd om het implementatievoorstel CCDII ter advisering naar de Raad van State te zenden.
Strengere regels voor zware criminelen in detentie
Vanaf 1 november 2025, gelden er strengere regels voor de communicatie van hoogrisicogedetineerden in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) in Vught en op de Afdelingen Intensief Toezicht (AIT) in andere gevangenissen.
Minimaal contact, maximaal toezicht
Deze regels zien op minimaal contact en maximaal toezicht. Met deze nieuwe regels kan de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) voortgezet crimineel handelen vanuit detentie zoveel mogelijk tegengaan en daarmee een bijdrage leveren aan de veiligheid, zowel binnen als buiten onze gevangenismuren. Deze regels zijn eerder vastgelegd in de wijziging van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) die door de Tweede en Eerste Kamer is goedgekeurd. Nu worden deze regels ten uitvoer gebracht.
Minder bel- en bezoekmogelijkheden
Sommige criminelen willen geen afstand nemen van hun oude leven. Zij gaan door met hun misdaden vanuit de gevangenis en gebruiken contactmogelijkheden om hun activiteiten voort te zetten. Om voortgezet crimineel handelen in detentie tegen te gaan, krijgen deze gedetineerden minder bel- en bezoekmogelijkheden. EBI-gedetineerden mogen vanaf vandaag 1 keer per week 10 minuten bellen en 1 uur per week bezoek ontvangen. AIT-gedetineerden mogen vanaf vandaag 3 keer per week 10 minuten bellen en 1 keer per week 1 uur bezoek ontvangen. De gedetineerden mogen alleen nog bellen naar personen – met uitzondering van advocaten – die zich bevinden op een locatie die door de staatssecretaris is aangewezen.
Visueel toezicht
Op fysieke gesprekken tussen EBI- en AIT-gedetineerden en hun advocaat wordt vanaf vandaag visueel toezicht toegepast. Ook wordt het aantal advocaten waarmee een gedetineerde vertrouwelijk contact mag hebben, in principe beperkt tot 2. Verder is vastgelegd dat medische behandelingen en geestelijke verzorging altijd plaatsvinden in aanwezigheid van 2 hulpverleners. Dit 4-ogenprincipe geldt ook voor andere beroepsgroepen die contact hebben met gedetineerden in de EBI of AIT, zoals reclasseringswerkers of leden van de commissie van toezicht.
Bevelsbevoegdheid
Met de strengere regels kunnen de communicatiemogelijkheden op individueel niveau tijdelijk vergaand beperken als er aanwijzingen zijn voor intimidatie, levensbedreigende activiteiten of gevaar voor de openbare orde.
De minister van JenV, het Veiligheidsberaad en de VNG maken afspraken over investeringen in lokale en regionale weerbaarheid
Deze week hebben minister Van Oosten van Justitie en Veiligheid, Hein van der Loo, voorzitter van het Veiligheidsberaad en Ton Heerts, voorzitter van de commissie Bestuur en Veiligheid en lid van het bestuur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), bestuurlijke afspraken gemaakt over de inzet en investering in lokale en regionale weerbaarheid. Het ministerie stelt hier jaarlijks middelen voor beschikbaar die oplopen tot een structureel bedrag van € 70 miljoen vanaf 2027. Het geld zal worden gebruikt voor onder andere noodsteunpunten, versterken van veiligheidsregio’s en het ondersteunen en activeren van de samenleving en landelijke partners en de publiekscampagne.
Minister Van Oosten: “We moeten ons als samenleving voorbereiden op noodsituaties. Daarom zetten het ministerie, het Veiligheidsberaad en de VNG zich bijvoorbeeld gezamenlijk in voor het stapsgewijs ontwikkelen van een landelijk netwerk van noodsteunpunten. Gemeenten en veiligheidsregio’s geven hier regionaal en lokaal invulling aan.’’
Een snel veranderende wereld vraagt weerbaarheid
Een weerbare maatschappij draagt bij aan de bescherming van veiligheid, vrijheid, welvaart en waarden. Het scenario dat de samenleving wordt getest op haar weerbaarheid, wordt waarschijnlijker. Dit door veranderende geopolitieke dreiging, klimaatverandering en recente rampen in binnen- en buitenland.
Weerbaarheid vraagt om een lokale aanpak
Om dit voor elkaar te krijgen zal het beschikbare geld voornamelijk op regionaal en lokaal niveau worden geïnvesteerd in crisisbeheersing, de maatregelen en voorzieningen die de overheid treft voor de veiligheid in Nederland. Gemeenten spelen een cruciale rol in het versterken van de maatschappelijke weerbaarheid en veerkracht. Als eerste overheid staan zij dichtbij inwoners en ondernemers, en hebben zij een unieke positie. Zo werken veiligheidsregio’s en gemeenten nauw samen om pilots met de noodsteunpunten te verkennen en burgerhulpverlening te versterken.
Noodsteunpunten
Noodsteunpunten zijn fysieke locaties die zijn ingericht om informatie en ondersteuning te bieden aan de bevolking in geval van rampen en crises. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een langdurige uitval van elektriciteit en telecommunicatie.
Pilots
Door middel van de pilots zal de komende jaren onderzocht worden op welke wijze deze noodsteunpunten het beste ingericht kunnen worden en wat er nodig is voor een gefaseerde aanpak van een landelijk netwerk in alle 342 gemeenten. Het is van belang dat de noodsteunpunten ook vanuit de samenleving worden gedragen en er voldoende ruimte is voor lokaal maatwerk.
Aan de slag
Ton Heerts, voorzitter van de commissie Bestuur en Veiligheid en lid van het bestuur van de VNG: “Een bijzonder moment dat rijksoverheid, gemeenten en veiligheidsregio’s de handen ineenslaan. We gaan nu samen met bedrijven en inwoners aan de slag en ervaren hoe we ervoor staan. Gebruikmakend van de adviezen uit de VNG Handreiking weerbaarheid en veerkracht op lokaal niveau, denk ik dat we al behoorlijk veerkrachtig zijn als het erop aankomt. We denken en doen vooruit!”
Belangrijke volgende stap
Hein van der Loo van het Veiligheidsberaad: “Met de pilot voor noodsteunpunten zetten we een belangrijke volgende stap. Het betekent dat we ons samen voorbereiden op wat er kan gebeuren en wat daarvan de gevolgen zijn. Wat is de impact op onze samenleving als belangrijke voorzieningen uitvallen en hoe helpen we elkaar dan? Daarbij hebben ook inwoners nadrukkelijk een rol. Het gaat namelijk om noodsteunpunten in en voor hún omgeving.”
Publiekscampagne ‘Denk vooruit’
Bij een noodsituatie zijn de overheid en hulpdiensten daar waar zij het hardst nodig zijn. Dat doen zij om de crisis snel onder controle te krijgen en mensen in veiligheid te brengen. Ze kunnen niet overal tegelijk zijn. Daardoor kan het zich voordoen dat de meeste mensen de eerste 72 uur op zichzelf aangewezen. Het is dus belangrijk dat je de eerste 3 dagen voor jezelf en je huishouden kan zorgen. Daarom start de overheid op 1 november een meerjarige Denk vooruit-campagne op tv, radio en online. De campagne helpt mensen zich voor te bereiden in 3 stappen: maak een noodpakket, maak een noodplan, praat met elkaar en help elkaar. Regionale en lokale overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke partners ondersteunen de campagne.
Luchtruim boven PI Vught sluit permanent
Het luchtruim boven de Penitentiaire Inrichting (PI) in Vught wordt per 25 december 2025 permanent gesloten. Daarmee komt een einde aan de tijdelijke sluiting die sinds 1 juli 2022 van kracht was. De maatregel is ingesteld om de veiligheid in en rond de inrichting te vergroten en risico’s op smokkel, spionage en vluchtpogingen via luchtvaartuigen te voorkomen.
Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid Arno Rutte: “Met deze permanente luchtruimsluiting zetten we een belangrijke stap in het tegengaan van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie. We zorgen ervoor dat gevangenen niet meer de kans krijgen om via drones of andere luchtvaartuigen middelen binnen te laten sluizen of te ontsnappen. De veiligheid van medewerkers, omwonenden en onze samenleving staat voorop.”
De beslissing volgt op een positief advies van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretaris van Defensie, na een eerder verzoek van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De tijdelijke sluiting heeft de afgelopen jaren aantoonbaar bijgedragen aan het beperken van veiligheidsrisico’s. Daarom is besloten de maatregel permanent te maken.
Curaçao, Aruba, Sint Maarten en Nederland werken samen aan bescherming rechtsstaat en goed bestuur
Alle landen in het Koninkrijk onderschrijven het belang van samenwerking om de rechtsstaat en goed bestuur te versterken. Daarom werken Aruba, Curaçao, Nederland en Sint Maarten samen om ondermijnende criminaliteit, corruptie en fraude te bestrijden en integriteit te bevorderen. Dit schrijven minister Foort van Oosten (ministerie van Justitie en Veiligheid) en staatssecretaris Eddie van Marum (ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) vandaag aan de Tweede Kamer. Aanleiding is een motie van de Kamer die oproept tot een stevigere aanpak van onder meer fraudebestrijding, ondermijnende criminaliteit en bestrijding van corruptie.
Aanpak ondermijning
Ondermijning is een vorm van georganiseerde criminaliteit waarbij de legale en illegale sfeer, de bovenwereld en onderwereld, zich vermengen. De ligging nabij Latijns- en Noord-Amerika en de handelsroutes naar Europa maken het Caribisch deel van het Koninkrijk extra kwetsbaar voor ondermijnende criminaliteit, zoals de smokkel van drugs en wapens en mensenhandel en mensensmokkel. Ook brengt de kleinschaligheid van de eilanden een groter risico op onbedoelde belangenverstrengeling met zich mee.
Grensoverschrijdend
Grensoverschrijdende en ondermijnende criminaliteit, bestrijding van corruptie en fraude en het bevorderen van integriteit zijn autonome aangelegenheden van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. De landen kennen daarbij een verhoogde kwetsbaarheid vanwege een beperkte capaciteit in personeel en middelen. Nederland werkt daarom met Aruba, Curaçao en Sint Maarten samen om extra capaciteit, expertise en middelen beschikbaar te stellen voor de bestrijding van ondermijnende criminaliteit.
Solide weerbare rechtstaat
Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Eddie van Marum benadrukt het belang van de aanpak voor bewoners: “De regeringen binnen het Koninkrijk delen een gezamenlijke verantwoordelijkheid om deze vormen van ondermijning tegen te gaan. Ondermijning schaadt immers het functioneren van het openbaar bestuur en het vertrouwen van burgers in een eerlijke, integere overheid. Burgers in het gehele Koninkrijk moeten kunnen rekenen op een solide, weerbare rechtsstaat.”
Samenwerking
De samenwerking tussen Nederland en de 3 Caribische landen op het terrein van ondermijning vindt plaats op zowel strafrechtelijk als bestuurlijk gebied. Daarnaast is er samenwerking op het gebied van goed bestuur en integriteit.
Strafrechtelijke en bestuurlijke aanpak ondermijning
Sinds 2017 ondersteunt Nederland 3 ketenpartners in de landen met de strafrechtelijke aanpak van ondermijning: via het Recherchesamenwerkingsteam, de Openbaar Ministeries in de landen en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. De aankomende jaren wordt ingezet op meer capaciteit en expertise voor het doen van strafrechtelijke onderzoeken naar financieel-economische criminaliteit. Ook is er behoefte aan beter zicht op criminele geldstromen. Voor een efficiënte aanpak wordt hierbij op basis van gerichte informatie, mensen en middelen ingezet. Voor de strafrechtelijke aanpak is jaarlijks € 24 miljoen gereserveerd.
Protocol
Voor de bestuurlijke aanpak van ondermijning is bovendien een protocol vastgesteld. Het ministerie van BZK maakt hier jaarlijks € 1 miljoen voor vrij. De 3 Caribische landen hebben hiermee de campagne Not On Our Island gelanceerd gericht op meer bewustwording rond ondermijning in de samenleving. Ook willen de landen eind 2026 een platform hebben opgericht, naar voorbeeld van de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC) in Nederland.
Goed bestuur en integriteit
De afgelopen jaren hebben de Caribische landen diverse stappen gezet op het gebied van goed bestuur en integriteit. Zo heeft Sint Maarten sinds 2019 een Integriteitskamer en is er in Aruba sinds 2021 het Bureau Integriteit Aruba. Ook Curaçao is bezig met het opzetten van een integriteitsbureau. Verder hebben de Caribische landen regels voor financiering van politieke partijen en screening van nieuwe bewindspersonen ingevoerd en krijgen ambtenaren integriteitstraining. Vanaf 2023 wordt jaarlijks de Integrity Summit Dutch Caribbean gehouden om expertise van integriteitsfunctionarissen te bevorderen. Het doel is om in 2026 een Caribisch Kenniscentrum Integriteitsbevordering te realiseren, dat zowel de landen als de Openbare Lichamen kan ondersteunen. Tot slot wordt in overleg met de landen onderzocht hoe de voortgang van trajecten op het gebied van goed bestuur en integriteit het beste kan worden gemonitord. Bijvoorbeeld via de National Integrity System Assessments die al in de landen zijn uitgevoerd. Met Transparency International wordt verder gesproken over mogelijke instrumenten van monitoring, gelet op hun kennis en ervaring naar het volgen van trends en corruptie over de hele wereld.
Ministerraad stemt in met wetsvoorstel tot implementatie van de herziene Europese richtlijn over mensenhandel
De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel dat de herziene Europese Richtlijn mensenhandel implementeert bij de Tweede Kamer wordt ingediend om daar te worden behandeld. Dit wetsvoorstel vormt een aanvulling op het wetsvoorstel tot modernisering en uitbreiding van de strafbaarstelling van mensenhandel, dat op dit moment bij de Eerste Kamer ligt.
Minister Van Oosten van Justitie en Veiligheid: “Mensenhandel komt steeds vaker in andere vormen dan seksuele uitbuiting of arbeidsuitbuiting. Het is belangrijk dat we de wet uitbreiden zodat deze breder van toepassing is en we mensenhandel effectief kunnen bestrijden.”
De implementatie van de herziene Europese Richtlijn mensenhandel leidt tot een aantal aanpassingen in de wetgeving rondom mensenhandel. Zo wordt de opsomming van vormen van uitbuiting uitgebreid, daaraan worden toegevoegd: draagmoederschap, uitbuiting van gedwongen huwelijken en uitbuiting van illegale adoptie. Deze vormen van uitbuiting vallen al onder het bereik van de wet, maar worden met deze wijziging expliciet gemaakt.
Ook wordt het bereik van de strafwet uitgebreid: het opzettelijk gebruikmaken van seksuele diensten van een slachtoffer van mensenhandel was al strafbaar, daaraan wordt het opzettelijk gebruikmaken van niet-seksuele diensten van een slachtoffer van mensenhandel toegevoegd.
Boa’s krijgen nieuwe taken en bevoegdheden
De buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) is een belangrijke partner om te zorgen voor een leefbaar en veilige omgeving. Door veranderingen in de samenleving is het noodzakelijk om te zorgen voor nog betere inzet van buitengewone opsporingsambtenaren. “Na een grondige analyse heb ik besloten om het boa-bestel aan te passen door te houden wat goed werkt en te verbeteren waar het knelt”, aldus minister van Justitie en Veiligheid Foort van Oosten.
Minister Foort van Oosten (JenV): “De boa heeft tegenwoordig een onmisbare en belangrijke rol in het veilig houden van bijvoorbeeld onze wijken (gemeentelijke boa), het openbaar vervoer (ov-boa) en ook in natuurgebieden (groene boa). Het werken in steeds wisselende omgevingen, tijdstippen, locaties, dynamiek en sfeer maakt het werk als boa aantrekkelijk, maar soms ook onvoorspelbaar. Dat vraagt om duidelijkheid over taken, bevoegdheden en uitrusting die bij het werk van een opsporingsambtenaar horen en van de werkgevers gevraagd mag worden.”
Veranderingen
De belangrijkste veranderingen in het nieuwe boa-bestel zijn dat de taak van de boa wordt verankerd en dat zij naast het opsporen van strafbare feiten, straks ook strafbare feiten kan voorkomen en beëindigen door mensen uit elkaar te halen of weg te sturen. Hierdoor kunnen zij ook optreden wanneer er niet direct een boete of proces-verbaal moet worden opgemaakt. De bevoegdheden zijn nu geclusterd in 6 verschillende domeinen. Een aantal van deze domeinen worden samengevoegd, zodat 1 boa tegen meer strafbare feiten kan optreden. Dit beperkt de handelingsverlegenheid en biedt werkgevers meer flexibiliteit in de dagelijkse inzet.
De werkgevers worden meer dan nu mede-eigenaar van de kwaliteit en rechtmatigheid van het werk van de boa’s die bij hen in dienst zijn. Een neutrale uitstraling van het boa- uniform hoort daarbij.
Uitrusting boa’s
Het is belangrijk dat de uitrusting van de boa past bij de taak die de boa uitvoert en bij de omstandigheden waarin die taak wordt uitgevoerd. De standaarduitrusting gaat bestaan uit een portofoon en handboeien. Zo kan gecommuniceerd worden met collega’s en de politie als die de taak over moet nemen. Een eventuele aanvullende uitrusting wordt mogelijk gemaakt en kan bestaan uit een bodycam, steek- of kogelwerend vest. Als het noodzakelijk is kan een boa onder voorwaarden uitgerust worden met een korte wapenstok en pepperspray. Deze aanvullende uitrusting is ervoor om de boa te beschermen tegen gevaarlijke situaties. Het uitgangspunt blijft dat de boa zich in dergelijke situaties terugtrekt en zich niet actief mengt in gevaarlijk situaties. De politie beschikt in dit soort situaties over doorzettingsmacht en ‑middelen. Het vuurwapen behoort niet tot de algemene aanvullende uitrusting. Alleen een groene boa kan onder strikte voorwaarden uitgerust zijn met een vuurwapen. Bijvoorbeeld in het geval dat de politie op een te grote afstand van zijn werkveld is.
Knelpunten
Uit de gespreken met het veld is een aantal knelpunten naar voren gekomen. Zo is er geen eenduidig beeld bij de taak van de boa in de politiefunctie binnen de maatschappij. Er is sprake van handelingsverlegenheid door beperkte bevoegdheden, verschillende verwachtingen en zijn er onduidelijkheden over de aanvragen van geweldmiddelen. Ook hebben de boa’s geen of zeer beperkte toegang tot informatiesystemen waardoor eigenstandige taakuitvoering wordt beperkt. Deze knelpunten worden de komende periode stapsgewijs opgelost.
Rol van de boa
Een boa is een volwaardige partner, met een eigen taak binnen de politiefunctie. Het werk richt zich op het leefbaar en veilig houden van de omgeving en is aanspreekpunt voor inwoners en ondernemers. De boa heeft een belangrijke signaalfunctie richting politie en openbaar bestuur en treedt op bij overlast, verstoring van de rust en gedrag dat het maatschappelijke verkeer schaadt of bedreigt. Zo mag de boa met de opsporingsbevoegdheid verdachten aanhouden, iemands identiteit controleren, processen-verbaal opmaken en boetes uitschrijven.
De veranderingen gaan stapsgewijs in om het nieuwe stelsel volledig ingevoerd en operationeel te hebben in 2028.
Kabinet gaat synthetische opioïden nitazenen verbieden
Het kabinet heeft besloten om alle nitazenen te verbieden onder de Opiumwet. Deze groep stoffen binnen de synthetische opioïden zijn veel sterker dan de bekende sterk verslavende pijnstiller fentanyl. In het Verenigd Koninkrijk hebben nitazenen al tot tientallen sterfgevallen geleid. Op initiatief van staatssecretaris Tielen (Jeugd, Preventie en Sport) start op 1 oktober de internetconsultatie om nitazenen toe te voegen aan lijst 1A van de Opiumwet.
Supergevaarlijke stof die levens kapot maakt
Staatssecretaris Judith Tielen: “In Nederland is in 2024 een grote partij nitazenen onderschept door de politie. En in het voorjaar van 2025 is al iemand in Nederland overleden door een online gekochte pijnstiller die was vervuild met een nitazeen. Dus we moeten doen wat we kunnen tegen deze supergevaarlijke stof die levens kapot maakt. Daarom willen we zo snel mogelijk de hele stofgroep verbieden.” Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Justitie en Veiligheid werken nauw samen bij deze regelgeving.
Lijst 1A Opiumwet
Sinds 1 juli 2025 geldt een verbod op 3 groepen nieuwe psychoactieve stoffen, deze stofgroepen staan op lijst IA van de Opiumwet. Een van de verboden stofgroepen is de groep die gerelateerd is aan de synthetische opioïde fentanyl, die met name in de VS tot een grote gezondheidscrisis heeft geleid. Nitazenen zullen door deze regelgeving als stofgroep toegevoegd worden aan lijst 1A.
Ministerie van Justitie en Veiligheid lanceert campagne tegen femicide: ‘Waar ben je?’
Elke 8 dagen wordt in Nederland een vrouw gedood. Vaak door haar partner of ex. In veel gevallen gaat er een langere periode van dwingende controle aan vooraf. In ons land worden naar schatting 200.000 mensen jaarlijks slachtoffer van dwingende controle. Vaak beseffen mensen uit de directe omgeving van het slachtoffer, en ook slachtoffers zelf, niet dat hiervan sprake is. Toch kunnen we signalen herkennen. Wie de signalen herkent, kan ingrijpen en femicide mogelijk voorkomen. Daarom start het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) vandaag de campagne ‘Waar ben je?’.
Waar ben je?
Wat start als een mooie liefde, kan veranderen in een onveilige relatie. Na een vaak snelle start met overmatige aandacht gaat de relatie stap voor stap over naar dwingende controle. De partner domineert, bedreigt en controleert het slachtoffer stelselmatig. Vaak zijn er signalen dat het niet goed gaat, zoals het negeren van gevoelens, chantage, manipulatie, het weghouden bij familie en vrienden of het dreigen met geweld. Maar ook kleine veranderingen bij het slachtoffer kunnen duiden op dwingende controle. Bijvoorbeeld afspraken op het laatste moment afzeggen, het plotseling stoppen met het dragen van make-up of altijd bereikbaar moeten zijn voor de (ex-)partner. Dwingende controle kan ook gepaard gaan met fysiek en seksueel geweld. Dit kan zo erg worden dat het eindigt in dodelijk geweld.
Herkennen signalen essentieel
Het herkennen van signalen is essentieel om een vuist te maken tegen femicide. Staatssecretaris Rutte van Justitie en Veiligheid: “Nabestaanden zeggen vaak: ‘Had ik het maar gezien. Had ik de signalen maar herkend’. Signalen die voorafgaan aan femicide worden vaak niet opgemerkt door vrienden, familie, collega’s of andere mensen in de omgeving. Terwijl femicide één van de meest voorspelbare vormen van moord is. Daarom starten we een campagne die mensen helpt om de signalen en zogenoemde rode vlaggen te herkennen. We roepen iedereen op: maak jij je zorgen of herken je signalen? Check je gevoel. Vraag om hulp en advies, ook als je twijfelt.”
“Als iemand de signalen had herkend, had mijn zus misschien nog geleefd”
Gea Godwaldt werd in 2020 gedood door haar man toen ze aangaf te willen scheiden. Haar zus Barbara vertelt waarom het herkennen van de signalen van dwingende controle zo belangrijk is: “Ik zag van dichtbij hoe zogenaamd liefdevolle aandacht stap voor stap veranderde in angst en controle. De relatie leek in het begin heel leuk en romantisch. En net als bij de meeste relaties met dwingende controle ging het snel, zodat ze vlot samenwoonden.”
“Tegelijkertijd werden haar keuzes langzaam beperkt. Het gebeurde steeds vaker dat Gea een afspraak op het laatste moment afzegde. Of dat ze tijdens een ruzie in de auto niet kon ontsnappen. Ook deed haar man aan gaslighting: hij liet Gea denken dat haar gedachten en gevoelens niet klopten, zodat ze aan zichzelf ging twijfelen. Pas na haar dood besef ik hoe duidelijk de signalen waren. Dat wil ik iedereen meegeven. Herken je signalen van dwingende controle of geweld? Neem contact op met Veilig Thuis voor advies of hulp. In actie komen kan letterlijk het verschil zijn tussen leven en dood.”
Wat de overheid nog meer doet
Slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling moeten altijd kunnen rekenen op bescherming en steun. Zij verdienen hulp op het juiste moment, zodat zij de kans krijgen een veilig leven op te bouwen. Naast deze publiekscampagne werkt de overheid ook aan het vergroten van kennis van professionals over dwingende controle en het verbeteren van de strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld. Met onder andere de politie, het Openbaar Ministerie en Veilig Thuis werken we aan betere dossiervorming, zodat signalen en gedragspatronen die duiden op dwingende controle beter in het strafrechtdossier terechtkomen en gebruikt kunnen worden in een strafzaak. Ook bereidt het ministerie van Justitie en Veiligheid een wetsvoorstel voor om psychisch geweld, met een focus op dwingende controle, strafbaar te stellen.
Daarnaast investeert het kabinet in bredere versterking van de bescherming van slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling: er komen extra gespecialiseerde officieren van justitie en politieagenten krijgen betere trainingen. We brengen veiligheid nadrukkelijker in beeld bij gezags- en omgangszaken, verbeteren de inzet van het tijdelijk huisverbod en onderzoeken samen met gemeenten hoe we het slachtofferdevice breder kunnen inzetten. Dit is een apparaatje dat de afstand tussen het slachtoffer en de verdachte/veroordeelde signaleert en is verbonden met de meldkamer van de reclassering. Met deze stappen zetten we de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling verder door: voor meer veiligheid, betere bescherming en sneller handelen.



