Kabinet zet in op strenge aanpak van explosieven en gevaarlijk vuurwerk

Het kabinet neemt maatregelen om de groeiende dreiging van explosies effectief aan te pakken. De explosies worden veelal veroorzaakt door extreem gevaarlijk F4-vuurwerk dat verboden is voor particulieren en alleen is bestemd voor professioneel gebruik. De toename in het aantal explosies heeft een grote impact op de veiligheid in woonwijken en draagt bij aan gevoelens van onveiligheid. Deze explosies zijn niet alleen gerelateerd aan criminele conflicten, maar ook aan conflicten in de relationele sfeer.

“Geen vuurwerk, maar handgranaten”

Minister van Justitie en Veiligheid, David van Weel, uit ernstige zorgen over het toenemende aantal explosies: “Wat we hier zien, zijn geen vuurwerkincidenten meer, de kracht van deze explosieven is te vergelijken met die van handgranaten. Deze explosieven worden vaak bij de deuren van mensen neergelegd, wat het risico voor bewoners en omwonenden enorm vergroot. Dit is een ander soort fenomeen dan vuurwerk, en we moeten het dan ook anders aanpakken.”

Van Weel benadrukt dat het niet gaat om een oplossing in de vorm van een landelijk vuurwerkverbod, aangezien explosies van dit type het hele jaar door plaatsvinden: “Elke nacht is het ergens in Nederland wel raak. Dit probleem is breder en vraagt om specifieke maatregelen gericht op het ontmoedigen van zowel de vraag naar als het aanbod van illegaal explosief materiaal.”

Wet Wapens en munitie en EU-samenwerking

Als onderdeel van de aanpak stelt het kabinet een gezamenlijke handreiking op met het Openbaar Ministerie en de politie. Deze handreiking maakt duidelijk dat F4-vuurwerk, indien aangetroffen in handen van mensen zonder gespecialiseerde vergunning, kan worden gekwalificeerd als een wapen volgens de Wet wapens en munitie en welke bevoegdheden hierop van toepassing zijn. Dit biedt in bepaalde omstandigheden handhavingsmogelijkheden zoals preventief fouilleren en hogere straffen, die kunnen oplopen tot 8 jaar gevangenisstraf.

Op Europees niveau werkt Nederland samen met Frankrijk om de internationale illegale handel in vuurwerk tegen te gaan. Dit moet zorgen voor strengere wetgeving en meer samenwerking om de toevoer van illegaal vuurwerk naar Nederland te bemoeilijken.

Behoud van bestaande handhavingsmiddelen

Het kabinet benadrukt dat het belangrijk is om de bestaande handhavingsmogelijkheden via de Wet op de economische delicten te behouden. Deze wet biedt een effectief instrumentarium voor vroegtijdige opsporing van illegaal vuurwerk en explosieven. Het kabinet blijft inzetten op een geïntegreerde aanpak door zowel de Wet op de economische delicten als de Wet wapens en munitie te benutten.


NCTV: kans op een aanslag blijft reëel

De kans op een terroristische aanslag in Nederland is reëel. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) handhaaft daarom het dreigingsniveau op 4 (substantieel). Dit komt onder meer door de aanhoudend hoge dreiging van het jihadisme. Ook lijken jongeren met sympathie voor rechts-terroristische en jihadistische denkbeelden online steeds vaker én sneller te radicaliseren. De snelheid waarin dit gebeurt is zorgelijk. In het vandaag verschenen Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland december 2024 wordt gewaarschuwd dat er naar schatting enkele honderden Nederlandse jongeren actief zijn in rechtsextremistische en jihadistische online milieus.

Dreiging vanuit jihadisme onverminderd hoog

De aanhoudende hoge dreiging van het jihadisme wordt geïllustreerd door de sterke toename van het aantal jihadistische aanslagen en arrestaties in Europa in 2024. De oorlog in Gaza is een belangrijke aanjagende factor voor de jihadistische dreiging in Europa. Jihadistische groepen als Al Qa’ida en ISIS benutten het conflict in hun propaganda en roepen hun aanhangers op om aanslagen te plegen in het Westen tegen ‘christelijke en joodse’ doelen. Op 19 september viel een man bij de Erasmusbrug in Rotterdam mensen aan met een mes, waarbij 1 dode viel. Het OM verdenkt de verdachte van moord en poging tot moord met terroristisch motief.

De jihadistische dreiging komt vooral voort uit Islamitische Staat (ISIS). In Europa vinden nog steeds aanslagen plaats door alleen handelende daders die zijn geïnspireerd door ISIS. Maar er zijn in Europa ook netwerken van jihadisten uit Centraal-Azië en de Kaukasus die de intentie hebben een aanslag te plegen in Europa. Zij zijn vaak verbonden aan ISKP, de van oorsprong Afghaanse provincie van ISIS. Ook andere ISIS-provincies, zoals die in Syrië of Somalië, proberen aanslagen in Europa aan te sturen of aanhangers in het Westen daartoe te stimuleren. Er is een bepaalde mate van coördinatie tussen de ISIS-provincies, die soms ook samenwerken om een aanslag voor te bereiden. Die spreiding van externe aanslagcapaciteit maakt het moeilijker om aanslagplanning vroegtijdig te detecteren. Ook zijn aangestuurde aanslagen vaak complexer en erop gericht veel slachtoffers te maken.

Verder gaat er in heel Europa een potentiële dreiging uit van personen die na een veroordeling voor terrorisme vrijgekomen zijn uit detentie. Vanaf volgend jaar kan dit ook in Nederland meer gaan spelen: vanaf dan komen er mensen vrij met een hoger dreigingsprofiel dan veel eerdere vrijgelaten terrorismeveroordeelden.

Meerdere soevereinen gearresteerd vanwege terroristische misdrijven

Voor het eerst worden in Nederland 8 soevereinen vervolgd vanwege terroristische misdrijven. Zij worden verdacht van deelname aan een terroristische organisatie, drie van hen ook van het voornemen een gewelddadige confrontatie aan te gaan met lokale gezagsdragers en arrestaties uit te voeren. Bij meerdere verdachten zijn wapens aangetroffen. Soevereinen vormen een prominente subgroep binnen de anti-institutionele beweging. Zij verklaren zich onafhankelijk van de Nederlandse overheid en vinden dat de wetten en regels niet op hen van toepassing zijn. Ook na deze arrestaties gaat er nog steeds een geweldsdreiging uit van de kleine groep geweldsbereide soevereinen.

Steeds meer rechts-terroristische en jihadistische jongeren radicaliseren online

De snelle online radicalisering van jongeren is een belangrijk bestanddeel van de terroristische dreiging. Er zijn in Nederland waarschijnlijk enkele honderden jongeren, soms zelfs rond de 14 jaar oud, actief in rechts-terroristische en jihadistische online milieus. De snelheid waarmee sommige kinderen en jongeren online radicaliseren is zorgelijk. Er is een reële kans dat personen actief in dit online milieu de daad bij het woord voegen en een geweldsdaad plegen. Tientallen Nederlandse jongeren in de leeftijd van 12 tot 20 jaar zijn bij de politie en het Openbaar Ministerie in beeld gekomen vanwege onder meer het verspreiden van terroristische propaganda; sommigen ook vanwege het voorbereiden van aanslagen. Met name de jihadistische jongeren komen online relatief eenvoudig in contact met leden van ISIS die hen proberen te stimuleren tot een uitreis of een aanslag. Deze online toename van radicalisering verhoogt het risico op terroristisch geweld.

Nieuwe rechts-extremistische groepen zijn meer actiebereid

Het afgelopen jaar zijn in Nederland nieuwe groepen opgericht van rechts-extremistische jongens en mannen – en enkele vrouwen – van wie sommigen ook terroristisch gedachtegoed aanhangen. Ze zijn bovendien meer actiebereid: ze delen niet alleen ideeën online maar willen elkaar ook in persoon ontmoeten en activiteiten ondernemen. Sommige aanhangers gaan over tot racistisch gemotiveerd geweld. De rechts-extremistische beweging ondermijnt met haar boodschap van witte superioriteit en haat jegens minderheden de democratische rechtsorde.

Dreigingsniveau

In december 2023 werd het dreigingsniveau in Nederland verhoogd van 3 naar 4. Sindsdien is de kans op een aanslag ‘substantieel’. Aan het dreigingsniveau zijn geen standaardmaatregelen of landelijke adviezen gekoppeld. Met de gedetailleerde informatie uit het DTN worden veiligheidspartners (zoals politie, gemeenten en ministeries) in staat gesteld om maatregelen te nemen om de dreiging het hoofd te bieden. Uiteraard zijn alle veiligheidspartners alert en wordt voortdurend bezien waar en op welke wijze eventuele aanvullende maatregelen nodig zijn. In de afgelopen periode zijn waar nodig ook extra veiligheidsmaatregelen genomen, waarover nooit mededelingen worden gedaan. Het dreigingsniveau is daarnaast ook een manier om de samenleving extra bewust te maken van en te infomeren over de dreiging.


Monitor Integriteit en Veiligheid: agressie en intimidatie richting politiek ambtsdragers blijft zorgelijk

Maar liefst 45% van alle decentrale politieke ambtsdragers zoals burgemeesters, Statenleden, raadsleden en waterschapsbestuurders kreeg het afgelopen jaar te maken met agressie. Bij ambtenaren was dit 29%. Zorgelijk is dat incidenten steeds meer op de persoon zijn gericht en dat ambtsdragers dit steeds vaker als ernstig ervaren. Dit blijkt uit de Monitor Integriteit en Veiligheid 2024 die door Ipsos I&O is uitgevoerd en vandaag door Minister Judith Uitermark van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) naar de Tweede Kamer is gestuurd.

Zorgelijk

Judith Uitermark: “Deze cijfers zijn en blijven zorgelijk. Politiek ambtsdragers ervaren deze incidenten steeds vaker als ernstig. De impact is groot en raakt niet alleen de persoon zelf, maar vaak ook de mensen om hen heen. Dit hoor ik ook als ik hier met ambtsdragers over spreek. Als minister van BZK wil ik het tij keren: met onder andere een steunpakket om de impact van online haat te dempen, het versterken en stimuleren van kennisdeling tussen overheden, politie en Openbaar Ministerie en door het weerbaar maken van kleinere gemeenten tegen oneigenlijke druk van buitenaf.”

Uitspreken

“Daarnaast is het belangrijk dat we ons vanuit de gehele samenleving blijven uitspreken. We mogen agressie en intimidatie naar mensen die werkzaam zijn binnen het openbaar bestuur nooit normaal gaan vinden. Het is belangrijk dit te blijven uitdragen en hen aan te moedigen om altijd melding en waar mogelijk aangifte te doen van incidenten. Zo kan er opvolging aan gegeven worden. Ik sta achter onze politieke ambtsdragers, zij zijn het gezicht van onze democratische rechtsstaat. Dat werk moeten zij veilig kunnen doen.”

Effecten van agressie en intimidatie

Sinds 2010 onderzoekt het ministerie van BZK in welke mate politiek ambtsdragers te maken hebben met agressie. Ten opzichte van 2 jaar geleden zijn de ernstige vormen van agressie, zoals bedreiging, fysieke agressie en intimidatie gelijk gebleven. Wel is er een lichte afname te zien van het aantal politieke ambtsdragers en ambtenaren dat te maken kreeg met verbale agressie. Politieke ambtsdragers geven aan dat deze incidenten veel impact op hen hebben. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om minder werkplezier, mensen die zich minder (online) durven uitspreken en de manier waarop het werk gedaan wordt.

Bespreken, melden, registreren en aangifte

Bijna 90% van de decentrale politieke ambtsdragers en ambtenaren die te maken kreeg met een incident, heeft dit intern besproken of gemeld. In slechts 6% van de gevallen werd aangifte gedaan. Ook werden de incidenten vaak niet door de organisatie geregistreerd. Daarom is het van belang dat het Gemeentelijke Incidenten Registratiesysteem (GIR) gebruiksvriendelijker wordt gemaakt en dat een dergelijk systeem beschikbaar wordt voor provincies.

Minister Uitermark: “Zo wordt het melden van incidenten makkelijker. Hopelijk zorgt dit ervoor dat er in meer gevallen aangifte wordt gedaan.”

Met het Ondersteuningsteam Weerbaar Bestuur werken we daarnaast met sessies aan bewustwording. Tot nu is daar door 240 gemeenten en alle provincies gebruik van gemaakt. Vanaf 2025 wordt dit uitgebreid naar alle waterschappen.

Agressie merendeels online geuit en vaker op persoon gericht

Uit de monitor blijkt ook dat agressie en intimidatie steeds meer online plaatsvindt. Bovendien richt de agressie zich vaker op de persoon zelf in plaats van de politieke ambtsdrager als vertegenwoordiger van de overheid of groep waartoe hij of zij behoort. Deze vorm van agressie wordt vaker als ernstig ervaren en dit komt meer voor bij vrouwen dan bij mannen. Lokale overheden worstelen met het vinden van de juiste aanpak hiervoor. Daarom biedt het ministerie van BZK binnenkort een steunpakket online haat aan. Dit pakket bevat onder andere een stappenplan hoe om te gaan met online haat tegen decentrale politieke ambtsdragers.

Integriteit bespreekbaar

Uit de Monitor Integriteit en Veiligheid 2024 blijkt dat er binnen decentrale overheden structureel meer aandacht is voor integriteit, waar dat eerder meer gekoppeld was aan actuele kwesties en incidenten. Tegelijkertijd volgt uit de monitor dat bijna 4 op de 10 politieke ambtsdragers getuige was of dacht te zijn van niet-integer gedrag bij collega-ambtsdragers. Dit percentage is weliswaar minder hoog dan in 2022, maar laat wel zien dat er blijvende aandacht voor integriteit noodzakelijk is. Daarom is een wetsvoorstel in voorbereiding waarmee het verplicht wordt om een risicoanalyse integriteit uit te voeren voordat wethouders, gedeputeerden en dagelijks bestuursleden van het waterschap benoemd worden. Bij een vermoeden van een integriteitsschending is een zorgvuldig proces in het belang van alle betrokkenen. Om decentrale overheden daarbij te ondersteunen is een handreiking voor de omgang met (vermoedens van) integriteitsschendingen ontwikkeld.


Aan de slag met integriteit op Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Het rapport ‘Ambtelijk-bestuurlijke integriteit in Caribisch Nederland’ van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) geeft een actueel beeld van de kwetsbaarheden in integriteit van bestuurders en ambtenaren op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Uit het rapport blijkt dat oneigenlijk gebruik van bevoegdheden vermoedelijk veel voor komt. Dit leidt over het algemeen niet altijd tot strafbare feiten zoals fraude en corruptie.

Toch vinden het kabinet en de eilandsbesturen de uitkomsten van het rapport zorgelijk en zien zij de noodzaak voor een gezamenlijke aanpak met stevige maatregelen. In die aanpak zijn de eilandbesturen verantwoordelijk voor het eigen integriteitsbeleid, is de staatssecretaris van Digitalisering en Koninkrijksrelaties verantwoordelijk voor de bestuurlijke en wettelijke randvoorwaarden en de minister van Justitie en Veiligheid (JenV) voor alles dat het strafrecht raakt.

Zsolt Szabó: “Integriteit van politieke gezagdragers en ambtenaren is essentieel onderdeel van goed bestuur en een randvoorwaarde voor economische groei en de zelfredzaamheid van de eilanden.”

David van Weel: “Inwoners en ondernemers op Bonaire, Sint Eustatius en Saba moeten erop kunnen vertrouwen dat de overheid transparant en rechtvaardig is en zich inzet voor het algemeen belang.”

In de beleidsreactie op het rapport dat vandaag naar de Tweede Kamer is gestuurd, kondigen Zsolt Szabó, staatssecretaris van Digitalisering en Koninkrijksrelaties, en David van Weel, minister van Justitie en Veiligheid maatregelen en een gezamenlijke aanpak met de eilandbesturen aan. Deze aanpak is gebaseerd op aanbevelingen uit het rapport: versteviging van het juridisch kader en procedures, voorbeeldgedrag aan de top, versteviging van het interbestuurlijk toezicht en het zorgen voor maatschappelijke randvoorwaarden en monitoring van integriteit.


Tegemoetkoming voor groep huishoudens onder bestaansminimum

Ruim 6000 huishoudens komen door een samenloop van regelingen onbedoeld onder het bestaansminimum terecht. Zij krijgen de komende jaren een vaste tegemoetkoming van hun gemeente. Staatssecretaris Jurgen Nobel (Participatie en Integratie) heeft de tegemoetkoming voor 2025 vastgesteld. 

De Eerste Kamer heeft op 10 december 2024 ingestemd met de Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek. Deze ondersteunt huishoudens waarbij een van beide partners een UWV-uitkering heeft en de andere partner geen of weinig inkomen. Door verschillende overheidsregelingen die tegen elkaar inwerken, ontvangen zij minder toeslagen dan een vergelijkbaar (echt)paar met een bijstandsuitkering. Hierdoor houden zij te weinig geld over.

Uitkering

De betreffende huishoudens krijgen in het kader van de regeling een bedrag van € 1000 uitgekeerd voor 2025. De hoogte van de tegemoetkoming is zo bepaald dat deze naar verwachting toereikend zal zijn voor meer dan 95% van de geraakte huishoudens. De hoogte wordt voor ieder jaar dat de regeling loopt apart vastgesteld. Huishoudens met een groter tekort kunnen terecht bij de gemeente voor aanvullende bijzondere bijstand.

Zekerheid

Staatssecretaris Nobel: “Het kabinet wil dat iedereen de zekerheid heeft van een minimum om van te leven. Voor deze huishoudens is dat nu niet het geval. Ik ben blij dat gemeenten hen kunnen tegemoetkomen via deze regeling. Ik wil nog een keer benadrukken: de mensen die het bedrag krijgen, hoeven dit niet terug te betalen. Ook heeft het geen invloed op de hoogte van toeslagen en een eventuele bijstandsuitkering.”

Aanvraag

Gemeenten keren de tegemoetkoming aan veel van de betreffende huishoudens automatisch uit, op basis van een lijst van de Belastingdienst. Deze huishoudens hoeven dus niet zelf een aanvraag in te dienen. Huishoudens die te maken hebben met deze problematiek, maar niet benaderd worden door de gemeente, kunnen zelf een aanvraag indienen bij hun gemeente. De VNG en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) ondersteunen gemeenten bij de uitvoering van de tijdelijke regeling.


18 gemeenten kunnen door verhoogd budget Volkshuisvestingsfonds aan de slag met woningverbetering in de meest kwetsbare gebieden in Nederland

Door een verhoging van het totaalbedrag kunnen in totaal 18 gemeenten een bijdrage uit de 4e ronde van het Volkshuisvestingsfonds (VHF) ontvangen. Dit maakte minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Mona Keijzer, in een Kamerbrief over het Volkshuisvestingsfonds bekend. Met de bijdrage kunnen deze gemeenten circa 6700 woningen renoveren, verduurzamen en herstructureren in de meest kwetsbare gebieden in Nederland. In deze ronde was een totaalbedrag van € 114 miljoen beschikbaar, maar dit bedrag is verhoogd naar bijna € 150 miljoen door niet uitgeputte woningbouwmiddelen in te zetten.

In de 4e aanvraagronde dienden in totaal 30 gemeenten/regio’s 36 aanvragen in die voorgelegd zijn aan de Toetsingscommissie Volkshuisvestingfonds. Alle aanvragen voldeden aan de toetsingscriteria, waarvan 31 aanvragen een positief advies kregen. Omdat de beschikbare middelen niet toereikend zijn voor alle positief beoordeelde aanvragen is op basis van het advies van de Toetsingscommissie een rangorde opgesteld. Dit leidt tot de toekenning van 20 aanvragen, ter waarde van € 145,5 miljoen, verdeeld over 18  gemeenten. De gemeente Weert ontvangt een partiële bijdrage vanwege de beperkte beschikbaarheid van middelen. De feitelijke totale uitbetaling bedraagt € 145,5 miljoen omdat een deel van de beschikbare €150 miljoen wordt overgemaakt naar het Btw-compensatiefonds. In de regeling van het VHF krijgen stedelijke focusgebieden en grensregio’s voorrang. Van de 18 gemeenten die in deze aanvraagronde een toekenning krijgen, ontvangen 7 gemeenten een bijdrage voor een stedelijk focusgebied. 9 gemeenten liggen in een grensregio en 2 gemeenten hebben op basis van de regeling geen voorrang.

Over het Volkshuisvestingsfonds (VHF)

In de meest kwetsbare wijken van Nederland staat de kwaliteit van woningen en de leefomgeving onder druk. Met het VHF investeert het kabinet in de verbetering van de leefbaarheid en veiligheid in deze wijken. Gemeenten kunnen bijdragen uit het VHF gebruiken om woningen in deze gebieden te verbeteren, zodat de leefbaarheid en veiligheid daar toeneemt. Tussen 2021 en 2024 heeft het Volkshuisvestingsfonds mogelijk gemaakt dat er ruim 50.000 woningen in Nederland voor ruim € 1 miljard worden geherstructureerd in de meest kwetsbare gebieden.


Inwerkingtreding Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden

Per 1 maart 2025 treedt de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS) in werking. Deze wet maakt duidelijk onder welke strikte voorwaarden informatie kan worden verwerkt binnen 4 bestaande samenwerkingsverbanden op het terrein van zorg en veiligheid, in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit en in de aanpak van witwassen en crimineel vermogen.

De WGS zorgt voor duidelijke afspraken over hoe gegevens gezamenlijk worden verwerkt, om te voorkomen dat informatie versnipperd raakt of dat er onduidelijkheid ontstaat over wat te doen. Tegelijkertijd worden er waarborgen ingesteld om ervoor te zorgen dat deze gegevensverwerking zorgvuldig en correct verloopt.

De wet heeft betrekking op 4 bestaande samenwerkingsverbanden:

  • De Zorg- en Veiligheidshuizen (ZVH’s) als het gaat om complexe problemen die het straf-, zorg- en gemeentelijke domein overstijgen, bijvoorbeeld huiselijk geweld, (jeugd)criminaliteit en onbegrepen, ernstig verward gedrag;
  • De Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC’s), die strijden tegen georganiseerde en ondermijnende criminaliteit;
  • Het Financieel Expertisecentrum (FEC), dat als doel heeft om de integriteit van de financiële sector te versterken en om daarmee de illegale geldstromen in en door Nederland terug te dringen;
  • De Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV), die rapportages opstelt waaruit kan worden opgemaakt waar mogelijk crimineel of fiscaal ontdoken vermogen wordt verborgen.

Gevangenissen vol, gedetineerden iets eerder naar huis

Het gevangeniswezen koerst deze week aan op een code zwart-situatie. Dat betekent dat alle gevangenissen en politiebureaus geen plek meer hebben om nieuwe arrestanten of gedetineerden te plaatsen. Daardoor is het onontkoombaar om gedetineerden 3 dagen voor het einde van hun straf heen te zenden.

Ingrid Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid: “Ik ben hier echt ziek van, maar het is de enige manier om arrestanten en daders te kunnen blijven plaatsen. En dat is wat mij betreft het allerbelangrijkste. Dat als je een delict pleegt of daarvan verdacht wordt, je opgepakt en vastgezet wordt. Dat is cruciaal voor onze rechtsstaat. Ik heb alles op alles gezet om te voorkomen dat gevangenissen vol raken. Om extra capaciteit te vinden en andere oplossingen te bedenken. Dit is deels gelukt, maar mijn gereedschapskist is nu leeg. Ik heb simpelweg geen andere keuze.”

3 dagen en langer

Vooralsnog mogen gedetineerden 3 dagen eerder vertrekken uit de gevangenis. Met deze maatregel wordt ruimte gemaakt voor nieuwe gedetineerden. Iedereen komt in aanmerking voor vervroegde heenzending, behalve gedetineerden met een straf tot 7 dagen en gedetineerden die aansluitend tbs opgelegd hebben gekregen. Deze maatregel is tijdelijk en wordt zo kort mogelijk ingezet voor zo min mogelijk gedetineerden. Het is onvermijdelijk dat binnen afzienbare tijd het aantal dagen dat gedetineerden eerder mogen vertrekken langer wordt. Hiervoor is een aanpassing van de Regeling tijdelijk verlaten inrichting (Rtvi) nodig.

Meer celcapaciteit nodig om strenger te straffen

Dat cellen vol zitten komt door langere straffen en een toename van tbs’ers en jongvolwassenen in het gevangeniswezen. Het tekort is nog groter vanwege geplande noodzakelijke renovaties. Het kabinet wil strenger straffen. Om dat te kunnen doen is meer celcapaciteit nodig. Daarom worden mogelijkheden onderzocht om noodunits te plaatsen op bestaande gevangeniscomplexen, gesloten gevangenissen te heropenen en cellen in Estland te huren.


Voorkomen en verminderen langdurige afwezigheid leerlingen en mbo-studenten

Nog te vaak zitten kinderen en jongeren langdurig thuis zonder onderwijs. Om schooluitval beter in beeld te krijgen, te voorkomen én terug te dringen is het wetsvoorstel Terugdringen Schoolverzuim van staatssecretaris Paul (Funderend Onderwijs en Emancipatie) naar de Tweede Kamer verstuurd. Met dit wetsvoorstel kunnen basisscholen, middelbare scholen en mbo-instellingen sneller, beter en preventief actie nemen bij afwezigheid van leerlingen en mbo-studenten. Ook neemt het aantal langdurige vrijstellingen van de leerplicht af.

Staatssecretaris Mariëlle Paul: “Kinderen horen zoveel mogelijk naar school te gaan, waar ze kennis en kunde opdoen en zich ook in brede zin kunnen ontwikkelen. Het aantal kinderen dat geen onderwijs volgt is nog altijd te hoog en moet omlaag. Met dit wetsvoorstel worden leerlingen eerder gemist op school en kunnen scholen leerlingen goed en op tijd helpen.

Terugdringen schoolverzuim

Het wetsvoorstel Terugdringen Schoolverzuim zorgt er onder andere voor dat scholen een betere en preventieve aanpak maken. Ook zorgt het wetsvoorstel voor een goede registratie en monitoring van de aan- en afwezigheid van kinderen en jongeren tot 18 jaar die nog onder de leerplicht en kwalificatieplicht vallen. Doordat scholen aanwezigheid eerder in beeld hebben kunnen zij sneller, op tijd en gericht in actie komen. Bijvoorbeeld doordat een mentor in een vroeger stadium extra aandacht aan een leerling besteedt of doordat scholen op tijd een jeugdarts betrekken. Met een betere registratie komt er daarnaast een completer beeld van de omvang van de groep kinderen die geen onderwijs volgt. Bovendien verbetert hierdoor ook de samenwerking van scholen met leerplichtambtenaren en samenwerkingsverbanden, doordat zij duidelijke afspraken maken over wie wanneer wordt betrokken.

Minder langdurige vrijstellingen van de leerplicht

Kinderen die vanwege lichamelijke of psychische redenen geen onderwijs volgen kunnen straks met ingang van de wet een vrijstelling ontvangen voor een kortere periode. Door voortaan te kijken naar wat er op het gebied van onderwijs wél mogelijk is in de ontwikkeling van het kind, kan de vrijstelling voor een flexibelere periode afgegeven worden. Dit geeft kinderen en jongeren perspectief om toe te werken naar een passende vorm van onderwijs. 

Wetsvoorstel

Het wetsvoorstel is samen met betrokken partijen, waaronder ouders en leerplichtambtenaren, tot stand gekomen. Om extra administratieve lasten voor scholen te beperken wordt de wijze van registreren eenduidig en sluit die aan op wat scholen al doen. Het streven is om de wet in augustus 2025 in werking te laten treden.


Veelzijdige aanpak van veelkoppig monster antisemitisme

Een Nederland zonder antisemitisme is het uitgangspunt en leidraad in de Strategie Bestrijding Antisemitisme die het kabinet vandaag heeft gepresenteerd. Minister Van Weel van Justitie en Veiligheid maakt vanaf 2025 jaarlijks € 4,5 miljoen extra vrij voor de aanpak van antisemitisme. Niemand zou geconfronteerd moeten worden met haat, intimidatie, uitsluiting en geweld. Naast repressie is er daarom ook preventie nodig. Joden moeten vrij en veilig zijn om hun Joods-zijn te uiten. Ze moeten veilig over straat kunnen gaan met een keppel, zich veilig voelen om een mezoeza op hun deurpost te plaatsen en op andere manieren hun geloof en gebruiken vrij en veilig kunnen uiten.

Minister Van Weel: ‘Het afgelopen jaar is in Nederland antisemitisme helaas verder toegenomen. En de gebeurtenissen in Amsterdam 2 weken geleden hebben dat ook weer heel helder aan Nederland laten zien. Het kabinet doet er alles aan om antisemitisme aan te pakken. Zo kijken we hoe we harde maatregelen kunnen inzetten als het snelrecht, een verbod op gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties en of we bij ernstige misdrijven met een antisemitisch aspect het Nederlanderschap kunnen intrekken. Er komt ook een Taskforce Bestrijding Antisemitisme die op korte termijn aan de slag gaat met het verhogen van de veiligheid voor Joden.’

Maatregelen

Het kabinet wil ook het verheerlijken van terrorisme strafbaar stellen, met een hoog strafmaximum. Hierin wordt gekeken naar de mogelijke gevolgen van het tegengaan van antisemitisme. Daarnaast moet de politie ook in bepaalde besloten chatgroepen kunnen meelezen als wat daar besproken wordt gevolgen kan hebben voor grote verstoringen van de openbare orde. Daarvoor komt de minister in de eerste helft van 2025 met een wetsvoorstel voor de uitbreiding van bevoegdheden voor politie voor informatievergaring ten behoeve van de openbare orde handhaving.

Het kabinet wil kijken hoe er een scherper onderscheid kan worden gemaakt tussen vreedzaam demonstreren en ordeverstorende acties. Aanleiding hiervoor is het toenemende aantal protestacties waarbij demonstranten vaak bewust de grenzen van het recht opzoeken of overschrijden of waarbij andere grondrechten of de nationale veiligheid in het gedrang kunnen komen. De verwachting is dat het onderzoek in de zomer van 2025 gereed zal zijn.

Taskforce Bestrijding Antisemitisme

Er wordt op korte termijn een Taskforce Bestrijding Antisemitisme opgericht. Deze Taskforce gaat het komend jaar aan de slag met het doen van gerichte voorstellen om de veiligheid van Joden te bevorderen, waaronder de veiligheid van Joodse studenten op universiteiten en veiligheidsconsequenties van de sit-ins op de NS stations. Het kabinet vindt het belangrijk dat de Taskforce uit vertegenwoordigers bestaat van de betrokken ministeries, de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB), burgemeesters, de onderwijssector, de sportsector, de cultuursector, de OV-sector en andere maatschappelijke partijen. Zij gaan allen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid met de maatregelen aan de slag. Ook vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap zijn onderdeel van deze Taskforce. Het secretariaat van de Taskforce zal ingebed worden bij de NCAB. De Taskforce wordt ingesteld voor een periode van een jaar.

Veiligheidsfonds

Door de toename van antisemitisme in Nederland treffen Joodse scholen, instellingen en evenementen al geruime tijd zelf maatregelen ten behoeve van de veiligheid of om zorgen over de veiligheid weg te nemen. Hoewel dit past bij de verantwoordelijkheidsverdeling als het gaat om veiligheid, kunnen de kosten hiervan onevenredig drukken op de gemeenschap. Het kabinet is daarom voornemens om Joodse scholen, instellingen en evenementen financiële ondersteuning te bieden. Het kabinet heeft een bedrag van € 1,3 miljoen per jaar hiervoor gereserveerd.

Ook de voedingsbodem van antisemitisme wordt aangepakt. Het kabinet ontwikkelt instrumenten die jongeren en volwassenen weerbaarder maken en die kunnen leiden tot verandering in houding en gedrag. Daarbij is het belangrijk dat er extra aandacht is voor het Jodendom en de Holocaust op scholen. In het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie zijn de versterkingsmaatregelen op een rijtje gezet.

Vuist tegen antisemitisme in voetbal

Antisemitisme in het voetbal moet door alle clubs worden aangepakt. Antisemitische leuzen en spreekkoren in en rond de voetbalstadions werken ook daarbuiten door voor veel Joden. Spreekkoren worden herhaald op scholen. 2 projecten zetten in op gedragsverandering bij kinderen en jongeren: Fair Play workshops op scholen en bij voetbalclubs mede georganiseerd door de Anne Frank Stichting worden uitgebreid naar meer scholen en meer voetbalclubs. Daarnaast wordt het Spreekkorenproject in het betaald voetbal voortgezet. Dit project richt zich op bewustwording bij supporters van het kwetsende effect van antisemitische spreekkoren.

De herinnering levend houden en erkenning van het Joods leven in Nederland

De genocide op Joden in de Tweede Wereldoorlog lijkt voor veel mensen ver weg, maar Joden die nu leven hebben nog altijd te maken met de effecten van de Holocaust. Het is van groot belang de tastbare en niet-tastbare geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog veilig te stellen en door te geven aan volgende generaties. Om het verhaal te blijven vertellen over de Tweede Wereldoorlog, inclusief de Holocaust, ondersteunt het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport professionele organisaties binnen de herinneringssector. Dat betreft bijvoorbeeld de vijf herinneringscentra, het Joods Cultureel Kwartier, het Nationaal Comité 4-5 mei, het NIOD en de Anne Frank Stichting. Ook het nieuwe Nationale Holocaustmuseum wordt door het kabinet gesteund. Het kabinet gaat antisemitisme ook tegen door in 2025 te investeren in een inclusieve, diverse en toegankelijke culturele sector. Verder wordt er ingezet op dialoog en kennisdeling met culturele instellingen zodat inclusie  gewaarborgd blijft. Om de kennismaking met Joods leven verder te professionaliseren worden er structureel geïnvesteerd in projecten zoals ‘Leer je buren kennen’.

Meerjarige aanpak

Deze strategie is een meerjarige aanpak waarbij het kabinet ieder jaar opnieuw zal kijken naar de effectiviteit van de maatregelen en verdere versterkingen. Een integrale aanpak voor het aanpakken van antisemitisme is belangrijk. Dit omvat het bevorderen van religieuze tolerantie, het stimuleren van interreligieuze dialoog en het aanpakken van polarisatie. De doorontwikkeling van de strategie wordt gecoördineerd door de minister van Justitie en Veiligheid, waarbij de verschillende bewindslieden van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Buitenlandse Zaken op hun eigen beleidsterreinen de eindverantwoordelijkheid dragen. De strategie is opgesteld samen met de NCAB en de NCAB adviseert departementen en andere overheden over de uitvoering daarvan.