Kabinet verlengt instituut Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme

Het kabinet heeft besloten om het instituut Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) te verlengen. De ministerraad heeft hiermee ingestemd op voorstel van minister Uitermark van Binnenlandse Zaken.

Momenteel werkt de NCDR samen met het kabinet hard aan het 3e Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme. Dit programma wordt door de NCDR in samenwerking met de diverse departementen opgesteld. Omdat dit een meerjarenprogramma is, wordt ook de NCDR meerjarig aangehouden. Het instituut blijft hiermee tot en met 2029 bestaan.

Tegelijkertijd is besloten de rol en opzet van de NCDR richting de toekomst te veranderen. De NCDR speelt een belangrijke rol bij het aanjagen en signaleren van thema’s en moet die rol in de overtuiging van het kabinet onafhankelijk kunnen uitvoeren. Daarom wil het kabinet duidelijker onderscheid maken tussen deze adviesrol en de positie van het kabinet, die de meerjarenprogramma’s uiteindelijk vast moet stellen. Door de functie van de NCDR meer adviserend te maken, wordt de onafhankelijke positie van de NCDR versterkt. Ook komt deze zo meer in lijn met andere regeringscommissarissen, zoals bijvoorbeeld de Nationaal Coördinator Antisemitisme Bestrijding (NCAB).

De aanpak van discriminatie en racisme is een belangrijk onderwerp voor het kabinet. In het regeerprogramma is benoemd dat het kabinet werkt aan zowel het aanpakken als de preventie van alle vormen van discriminatie en racisme. Naast het meerjarenprogramma wordt er door het kabinet gewerkt aan andere maatregelen. In de voortgangsbrief die vandaag ook is verstuurd, staat onder andere dat er naar aanleiding van het door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel Bescherming tegen discriminatie op de BES, aldaar gewerkt wordt aan het oprichten van een gecombineerde rechtshulp- en antidiscriminatievoorziening. Ook gaat het kabinet aan de slag met het kindvriendelijker maken van antidiscriminatievoorzieningen en volgt op korte termijn een plan voor de aanpak van online discriminatie.


Coalitie Europese landen in de strijd tegen georganiseerde misdaad in havens

Nederland wil samen met België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje en Zweden de havens in Europa weerbaarder maken tegen georganiseerde criminaliteit. Deze 7 landen vormen samen de coalitie tegen georganiseerde criminaliteit (C7). Aanstaande dinsdag 29 april presenteert de C7 bij een bijeenkomst van de Europese Havenalliantie een advies, een zogenaamd ‘non-paper’, aan de Europese Commissie, lidstaten en publiek-private partners van de Europese Havenalliantie. Hierin staan verschillende aanbevelingen voor de toekomstige inzet van deze alliantie.

Nederland wil samen met de andere 6 landen dat er een garantie komt dat de beveiliging van de Europese havens overal adequaat is, met gemeenschappelijke veiligheidsnormen. Ook vind de C7 het belangrijk om corruptie in de havens beter te detecteren. Daarnaast vinden de landen het van belang dat samenwerking met bron- en transitlanden wordt bevorderd en informatie tussen relevante organisaties wordt gedeeld.

Vanwege de expertise op het gebied van havenveiligheid speelt Nederland een voortrekkersrol in het bevorderen van weerbaarheid van de Europese havens. De Europese Havenalliantie is voor een belangrijk deel geïnspireerd door de reeds bestaande samenwerking tussen Nederland en België. De ‘steering-committee’ tussen de havens van Rotterdam, Antwerpen en Hamburg komt in het advies bijvoorbeeld nadrukkelijk als best practice naar voren met betrekking tot de samenwerking tussen publiek-private partners.

Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid): “Door te zorgen dat de Europese havens weerbaar worden gemaakt tegen georganiseerde criminaliteit kunnen we samen zorgen voor de veiligheid in onze havens.  Drugscriminelen bedreigen en intimideren iedereen om hun illegale praktijken verder te brengen. Denk aan rechters, officieren van justitie, politieagenten, journalisten en  burgemeesters.  Maar ook werknemers in de haven, een belangrijke doorvoerlocatie van drugs, moeten weerbaar worden voor de praktijken van drugscriminelen. Dat moeten we samen doen.”

Met de aanbieding van dit advies oefent de C7 invloed uit op de verdere uitwerking van de ambities binnen de Europese Havenalliantie, met name op het gebied van publiek-private samenwerkingen. Dit draagt bij aan de Nederlandse ambitie om door middel van internationale samenwerkingen Europa weerbaarder te maken tegen en onaantrekkelijker te maken voor georganiseerde drugscriminaliteit.


Offensief presenteert aanpak tegen aanslagen met explosieven

In 2024 vonden er 1543 (pogingen tot) aanslagen met explosieven plaats in Nederland. Dat is een stijging van 71% ten opzichte van 2023. Het Offensief tegen Explosies presenteert vandaag het actieplan dat deze stijgende trend moet keren. Om dit te realiseren slaan het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV), de Nationale Politie, het Openbaar Ministerie, Aedes (namens de woningcorporaties), gemeenten, het Verbond van Verzekeraars, de reclasseringsorganisaties, VNO-NCW en MKB Nederland (namens het bedrijfsleven) de handen ineen. Gezamenlijk treffen zij maatregelen en interventies die zich richten op alle facetten van explosiegeweld: preventie, opsporing en vervolging, nazorg en lokale aanpak.

Carola Schouten, voorzitter van het Offensief tegen Explosies: “Nergens in Europa worden zoveel aanslagen gepleegd met zwaar vuurwerk en explosieven als in Nederland. De gevolgen zijn ingrijpend: bewoners en buren verliezen hun gevoel van veiligheid, panden raken zwaar beschadigd en de risico’s voor de openbare orde zijn groot. In sommige gevallen heeft dit geleid tot dodelijke slachtoffers of ernstig lichamelijk letsel. Dit vraagt een gezamenlijke aanpak. Het Offensief Tegen Explosies waar ministerie, gemeenten, politie, OM en publiek private partijen aan deelnemen zet alles op alles om een sterke afname van het aantal explosies te realiseren.”

Actieplan

In het actieplan van het Offensief zijn de prioriteiten voor de komende periode vastgelegd op het gebied van preventie, opsporing en vervolging en nazorg en lokale aanpak. Het Offensief houdt een dynamische werkwijze aan waarbij de acties en maatregelen aangepast worden op basis van wat wel en niet werkt en op basis van nieuwe kennis en inzichten. Voor komend jaar is het doel om het aantal aanslagen met minimaal 10% te verminderen.

Preventie

Er wordt ingezet op het voorkomen van aanslagen met maatregelen die de bron van uitvoerders moet verkleinen. Bijvoorbeeld door de vaak kwetsbare potentiële uitvoerders met gerichte communicatie weerbaarder te maken tegen de verleidingen van het snelle geld. Zo worden de coaches van ‘Alleen Jij Bepaalt wie je bent’ getraind in de aanpak van explosieven. ‘Alleen jij Bepaalt wie je bent’ is een erkende gedragsinterventie waarbij jongeren van 10 tot 18 jaar worden begeleid door opgeleide trainers die als rolmodel en mentor fungeren. Deze trainers starten eind april met workshops aan jongeren over het onderwerp explosies. De workshops worden nog dit jaar aan circa 5000 deelnemers gegeven. Ook wordt via gerichte communicatie ingezet op het vergroten van de meldingsbereidheid van mensen om (herhaal)explosies te voorkomen. Daarvoor wordt o.a. samengewerkt met Meld Misdaad Anoniem.

Opsporing en vervolging

Politie en OM investeren nog verder in de opsporing en vervolging na aanslagen en zij voeren hier landelijke regie op zodat alle eenheden optimaal kunnen inzetten op intelligence, opsporing, verstoren en heterdaadaanpak met betrekking tot explosies. Deze landelijke benadering biedt kansen om nog slagvaardiger op te treden richting criminele netwerken, waaronder opdrachtgevers, brokers, facilitators en ronselaars. Tegelijkertijd wordt ingezet op het verstoren van de illegale markt.

Nazorg en lokale aanpak

Om de lokale aanpak van de explosieproblematiek te versterken wordt er gewerkt aan een handelingskader voor gemeenten. Dit kader gaat in op drie fasen: wanneer sprake is van dreiging van een explosie, als een explosie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en de nazorg voor slachtoffers en omgeving. In dit handelingskader krijgen bijvoorbeeld ook de gevolgen van woningsluiting en/of verhuizing van het doelwit de aandacht. Verder wordt er bijvoorbeeld voorlichtingsmateriaal (door)ontwikkeld om te verspreiden na een explosie. En wordt verkend wat de toegevoegde waarde is van een nazorgteam (bijvoorbeeld de wijkagent, een gemeentemedewerker, een woningcorporatiemedewerker of vrijwilligers) dat kort na het incident de wijk in gaat om nazorg te verlenen. Ook is het Netwerk Explosies in Gemeenten opgezet om best practices te delen, waar mogelijk breed toepasbaar te maken en te verspreiden.

Europese aanpak illegaal vuurwerk

Om de illegale productie, transport en verkoop van zwaar vuurwerk bij de bron aan te pakken maakt de minister van JenV zich samen met het Offensief hard voor samenwerking tussen Europese lidstaten en voor maatregelen op Europees niveau. Ook op operationeel niveau wordt de internationale samenwerking steeds verder geïntensiveerd. Zo werd in maart door de Nationale Politie een internationale conferentie georganiseerd bij Europol, waarbij politiedelegaties uit 7 landen samen kwamen om te praten over de samenwerking rond het tegengaan van de stromen zwaar illegaal vuurwerk en explosieven in Europa.

David van Weel, minister van Justitie en Veiligheid: “De aanpak van aanslagen met explosieven is complex, veelzijdig en weerbarstig en vraagt om samenwerking op alle fronten: van preventie tot vervolging, en van lokale tot Europese aanpak. Zwaar vuurwerk en explosieven brengen levens in gevaar. Dit moet stoppen. Ik ben het Offensief zeer erkentelijk voor de acties en maatregelen die worden getroffen en heb vertrouwen in de effectiviteit van de inzet. Ik blijf me Europees inzetten om de toevoer van en handel in illegaal vuurwerk tegen te gaan. Samen kunnen wij het tij keren.”


Tweede Kamer stemt in met wet voor betere beschikbaarheid jeugdzorg

Op dit moment moeten kwetsbare kinderen en ouders nog te vaak te lang wachten op jeugdzorg. En dat is niet de bedoeling. Zeker de meest kwetsbare kinderen die (hoog)specialistische jeugdhulp nodig hebben, zoals hulp bij complexe verslavingsproblemen of in een crisissituatie. Deze kinderen moeten op de overheid kunnen rekenen voor hulp. Het wetsvoorstel ‘Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg’, dat door de Tweede Kamer is aangenomen, is een belangrijke stap naar betere beschikbaarheid van deze (hoog)specialistische jeugdzorg. Het wetsvoorstel is onderdeel van de Hervormingsagenda Jeugd, waarin nog meer maatregelen zijn afgesproken.

Staatssecretaris Karremans (Jeugd, Preventie en Sport): “De druk op de jeugdzorg is groot, maar het kan niet zo zijn dat kinderen en gezinnen in de meest kwetsbare situaties niet altijd op tijd de goede zorg krijgen. Daar moet deze wet verandering in brengen. Goed nieuws dus dat de Tweede Kamer het wetsvoorstel heeft aangenomen. Ik hoop dat we deze snel in de Eerste Kamer kunnen bespreken”.

Gemeenten moeten verplicht samenwerken

(Hoog)specialistische zorg wordt nu niet altijd goed ingekocht, want het is dure en complexe zorg. Dit komt omdat maar een relatief kleine groep kinderen deze jeugdzorg nodig heeft. De kennis is daardoor zo specifiek dat vaak maar een aantal partijen in Nederland deze aanbieden. Gemeenten werken om deze reden al jaren regionaal samen, maar deze regionale samenwerking verschilt sterk, ook in wat er ingekocht wordt. Daardoor is ook landelijk niet altijd goed zichtbaar waar kwetsbaarheden zitten. 

In dit wetsvoorstel worden gemeenten verplicht om met andere gemeenten in de regio samen te werken bij de inkoop van (hoog)specialistische jeugdzorg en wordt voorgeschreven wat er minimaal op regionaal niveau gezamenlijk ingekocht moet worden. Daardoor wordt deze zorg voor zeldzame en complexe problemen overal in Nederland beter beschikbaar en krijgen we beter zicht op de beschikbaarheid van zorg.

Minder papierwerk, meer tijd voor zorg

De wet zorgt er ook voor dat gemeenten en zorgorganisaties minder tijd kwijt zijn aan administratie.  Door regionaal samen te werken wordt bespaard op administratie bij zowel gemeente als aanbieder. Zo blijft er meer tijd over om kinderen echt te helpen. De wet is daarnaast de basis om meer uniform te gaan werken door bijvoorbeeld overal op dezelfde manier te gaan registreren. Zo komt er meer vergelijkbare data, bijvoorbeeld over wachttijden. Met deze data kunnen regio’s beter met elkaar vergeleken worden en wordt sneller duidelijk waar het in de jeugdzorg niet goed gaat.

Duidelijkere eisen voor financiële administratie

Daarnaast zien we dat jeugdhulpaanbieders nog te vaak hun financiële bedrijfsvoering onvoldoende op orde hebben. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van jeugdzorg. Het wetsvoorstel stelt eisen aan de financiële administratie van zorgaanbieders. Dit zorgt voor meer zekerheid voor de jeugdzorg, nu en in de toekomst.

Meer zicht op beschikbare (specialistische) jeugdzorg

Tot slot worden de taken van de huidige Jeugdautoriteit vastgelegd in de wet en wordt deze onderdeel van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Ook krijgt de NZa een nieuwe taak in de beschikbaarheid van deze specialistische jeugdzorg. Zij krijgt de taak om – op basis van beter vergelijkbare data- ook vroegtijdig risico’s te signaleren zodat gemeenten en aanbieders tijdig maatregelen kunnen nemen.


Kabinet werkt aan wet om gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties te verbieden

Het aantal demonstraties waarbij demonstranten gezichtsbedekkende kleding dragen om opsporing te voorkomen of handhaving van de openbare orde moeilijk te maken, is aan het toenemen. Het is belangrijk dat demonstreren veilig en rechtvaardig kan gebeuren. Om het demonstratierecht voor iedereen goed te kunnen bewaken, moeten mensen die het demonstratierecht misbruiken of strafbare feiten plegen, kunnen worden aangepakt. Om deze mensen op te kunnen sporen en te kunnen vervolgen, moeten zij te identificeren zijn. Het gebeurt daarnaast te vaak dat personen bewust het gezicht bedekken om een demonstratie te misbruiken voor relschoppen. Dat moet stoppen, daar is het demonstratierecht te belangrijk voor. Minister Uitermark van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister Van Weel van Justitie en Veiligheid werken daarom aan een wetswijziging voor een landelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties.

Het kabinet werkt aan een landelijk verbod met een ontheffingsbevoegdheid voor burgemeesters. Op die manier kunnen burgemeesters in bepaalde gevallen een demonstratie met gezichtsbedekkende kleding alsnog toestaan als daar legitieme redenen voor zijn. Denk daarbij aan demonstranten die hun gezicht bedekken als uiting van een geloofsovertuiging of uit angst voor repercussies door een dictatoriaal regime.

Minister Uitermark: “Het demonstratierecht is een fundamenteel onderdeel van onze samenleving. Het feit dat burgers zich collectief uit moeten kunnen spreken, staat niet voor niets in onze Grondwet. Juist om dit recht goed te kunnen beschermen, is het belangrijk dat we voorkomen dat mensen misbruik maken van het demonstratierecht door andere wetten te overtreden. Vanuit die gedachte kijkt het kabinet naar mogelijkheden voor een verbod op gezichtsbedekkende kleding.”

Minister Van Weel: “De kleine groep relschoppers die demonstraties misbruiken om te kunnen rellen en vernielen, moet daarvoor gestraft kunnen worden. Het is niet normaal om je gezicht te bedekken om ongestraft weg te kunnen komen met het overtreden van de wet. Een verbod op gezichtsbedekkende kleding helpt bij de opsporing van deze wetsovertreders.”

Aanpassing Wet openbare manifestaties

Een wettelijk verbod vraagt om een aanpassing in de Wet openbare manifestaties. Momenteel doet het WODC onderzoek naar het demonstratierecht. Uit het onderzoek komen mogelijk punten naar voren die ook zouden kunnen leiden tot wijzigingen in de wet. De resultaten van het onderzoek worden daarom afgewacht voordat een wetgevingsproces wordt gestart. Zo kunnen de verschillende wijzigingen in 1 keer worden doorgevoerd. De uitkomsten van dit onderzoek worden in de zomer van 2025 verwacht.

Over een landelijk verbod is overleg geweest met burgemeesters, politie en OM. De bedenkingen die zij hebben over het wetsvoorstel en de uitvoerbaarheid worden meegenomen in de uitwerking.


Bescherming van journalisten en mensenrechtenorganisaties tegen strategische rechtszaken tegen publieke participatie

Deelnemers aan het publieke debat zoals journalisten, mensenrechtenorganisaties en onderzoekers moeten worden beschermd tegen strategische rechtszaken die bedoeld zijn om hun deelname aan het publieke debat te blokkeren. Daarom is er Europese regelgeving opgesteld ter bescherming tegen zogeheten strategische rechtszaken tegen publieke participatie (Strategic Lawsuits Against Public Participation, of: SLAPPs). Staatssecretaris Rechtsbescherming Teun Struycken heeft een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer waarmee de Nederlandse regelgeving hiermee in lijn wordt gebracht.

Staatssecretaris Struycken: “De bijdrage van onder andere journalisten, mensenrechtenorganisaties en wetenschappers aan het publieke debat is onmisbaar in een sterke rechtsstaat. Deze bijdrage moet niet belemmerd worden door langdurige en kostbare rechtszaken. Deelnemers aan het publieke debat moeten zich daartegen kunnen verweren, anders dreigt het ernstige gevolg dat mensen het zwijgen wordt opgelegd via de rechtsgang. Met deze wetgeving vergroten we het bewustzijn van de mogelijkheden om op te treden tegen het monddood maken van deze stemmen in het publieke debat.”

Anti-SLAPP-richtlijn

De Europese anti-SLAPP-richtlijn (2024/1069) verplicht lidstaten van de Europese Unie om maatregelen te treffen om mensen en organisaties die deelnemen aan het publieke debat beter te beschermen tegen grensoverschrijdende rechtszaken die worden aangespannen met als doel om hun het zwijgen op te leggen. De richtlijn omvat procedurele waarborgen en maatregelen tegen ongegronde vorderingen en onrechtmatige gerechtelijke procedures in burgerlijke zaken. Het Nederlandse burgerlijk (proces)recht voldoet al aan de meeste maatregelen uit deze richtlijn, zoals de mogelijkheid om een verzoek zo vroeg mogelijk in een procedure als niet-ontvankelijk af te wijzen. Met het ingediende implementatiewetsvoorstel worden ook de laatste wijzigingen om aan de richtlijn te voldoen ingevoerd. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat de verweerder de rechter kan vragen om een zekerheid van de eiser. Met die zekerheid kan de betaling van de proceskosten en schadevergoeding worden gewaarborgd in het geval de rechter oordeelt dat de procedure een SLAPP is.

Het implementatiewetvoorstel is in consultatie geweest en daarna voor advies voorgelegd aan de Raad van State. De Raad van State heeft laten weten geen opmerkingen te hebben. Nu is het aan de Tweede Kamer en daarna de Eerste Kamer om het wetsvoorstel te behandelen. De richtlijn moet uiterlijk 7 mei 2026 zijn omgezet in nationale wetgeving.


Karremans kondigt stevige keuzes in ggz aan

De geestelijke gezondheidszorg (ggz) in Nederland barst uit zijn voegen. Nog nooit deden we als land zoveel een beroep op de ggz en gaven we als maatschappij zoveel uit aan de ggz (€ 5,5 miljard in 2024, in 2019 was dat nog minder dan € 4 miljard). Ondanks dat er ook nog nooit zoveel mensen hebben gewerkt in de geestelijke gezondheidszorg, zijn de wachttijden veel te lang. Juist voor de mensen die geestelijke gezondheidszorg het hardst nodig hebben. 

Mensen met een persoonlijkheidsstoornis, eetstoornis, of trauma moeten gemiddeld genomen circa 25 weken wachten. Staatssecretaris Vincent Karremans (Jeugd, Preventie en Sport) presenteert daarom vandaag het eerste deel van zijn ‘actieprogramma mentale gezondheid en ggz’, waarbij hij ingrijpende keuzes in de ggz aankondigt om het tij te keren.

Staatssecretaris Karremans: “Op dit moment wordt er simpelweg veel te snel psychologische hulp voor lichte mentale problematiek aangeboden, waar eigenlijk een andere oplossing beter is. Hierdoor moeten mensen met zware en complexe psychische problematiek te lang wachten op hulp.”

Vaak ligt de oplossing van lichte mentale problematiek buiten de ggz, bijvoorbeeld met goede schuldhulpverlening. Daarom wil Karremans dat mensen met lichte mentale problematiek niet onnodig in de ggz belanden als dat niet nodig is, maar geholpen worden met een oplossing die hen merkbaar helpt.

Laagdrempelige steunpunten en data uitwisseling

Eerder is in het Integraal Zorgakkoord afgesproken om te komen tot laagdrempelige steunpunten overal in het land. Op dit moment zijn er al 278 in Nederland. Deze steunpunten dragen bij aan het herstel van mensen die door problemen met hun mentale gezondheid hun rollen verliezen in de maatschappij. Bijkomend effect is dat hiermee de ggz ontlast wordt en wachttijden omlaag gaan. Karremans wil ook betere data uitwisseling in de ggz, zodat verzekeraars beter in staat zijn om patiënten die ergens op een wachtlijst staan actief te koppelen aan een zorgaanbieder die snel plek beschikbaar heeft. Daarvoor verkent hij welke wetgeving nodig is.

Betere behandelduur

De staatssecretaris wil ook samen met aanbieders en patiëntenorganisaties kijken naar de beste behandelduur. “Soms behandelen we in de ggz heel lang door, zonder dat het voor de patiënt nog enige betekenisvolle verbetering oplevert. Dan moeten we op een gegeven moment zeggen: deze oplossing werkt niet, we gaan het anders aanpakken.”

Voor een klein deel van de mensen is de beschikbaarheid van specifiek ggz-aanbod van cruciaal belang. Als deze zorg wegvalt, heeft dit onmiddellijke gevolgen voor die mensen die deze zorg nodig hebben. Voor dit deel van de ggz, namelijk de acute ggz, wil de Karremans de komende tijd met partijen een extra stap zetten om de marktwerking te beperken zodat de beschikbaarheid van deze zorg beter gegarandeerd i

Mentale gezondheid

We weten al langer dat de mentale gezondheid in Nederland onder druk staat. Van de jongeren kampt 30% met mentale klachten, terwijl dat 5 jaar geleden 20% was. Karremans kondigt aan dat hij voor de zomer in het 2e deel van het ‘actieprogramma mentale gezondheid en ggz’ met maatregelen komt om de mentale gezondheid van (met name) jongeren te verbeteren. Eerder kondigde de staatssecretaris al aan dat hij werkt aan eenduidige richtlijnen/adviezen voor (mentaal) gezond scherm- en social mediagebruik. Deze worden ook voor de zomer verwacht.


Start van de experimenteerfase ‘Experiment gesloten coffeeshopketen’ (wietexperiment)

Op 7 april 2025 start de laatste fase van het Experiment gesloten coffeeshopketen. In deze fase mogen coffeeshops in de deelnemende gemeenten alleen nog maar gereguleerde cannabis verkopen. Voor het verbeteren van de hasjproductie en inkoop door coffeeshops lijkt echter meer tijd nodig te zijn. Daarom wordt de verkoop van hasj tijdelijk niet gehandhaafd in deelnemende coffeeshops. Dit geeft telers meer tijd om hun productie op orde te krijgen. Daar hebben de verantwoordelijk bewindspersonen minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) en staatssecretaris Karremans (Jeugd, Preventie en Sport) de Tweede Kamer vandaag over geïnformeerd.

Doel Experiment gesloten coffeeshopketen

Op dit moment gedoogt de overheid de verkoop van cannabis (wiet en hasj) in coffeeshops aan consumenten. Dat betekent dat coffeeshops onder strenge voorwaarden wiet en hasj kunnen verkopen. Zij worden daarvoor niet strafrechtelijk vervolgd. De teelt van cannabis is in Nederland illegaal. Daardoor is niet duidelijk waar de cannabis vandaan komt en wat de samenstelling ervan is. Het doel van het experiment is om te onderzoeken of een gesloten en gereguleerde keten van productie, distributie en verkoop van cannabis mogelijk is.

Tijdelijk geen handhaving op illegale hasj

Burgemeesters van de deelnemende gemeenten zullen de eerste twee maanden niet handhaven op de verkoop van illegale hasj in coffeeshops. Op dit moment is het namelijk nog onzeker of er voldoende hasj aanwezig is om alle coffeeshops continu te bevoorraden. Voldoende aanbod is belangrijk, omdat een tekort kan leiden tot illegale handel op straat. Daarom krijgen de telers meer tijd om hun hasjproductie te verbeteren en coffeeshophouders krijgen de mogelijkheid om in hun gereguleerde hasjaanbod te groeien. Vanaf 10 juni 2025 zal wel worden gehandhaafd, en zal alleen nog maar gereguleerde cannabis worden verkocht in de coffeeshops.

Onderzoek

Tijdens het experiment kijkt een team van onafhankelijke onderzoekers naar de effecten van het experiment op de volksgezondheid, criminaliteit, veiligheid en overlast. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen bijdragen aan de besluitvorming over het toekomstige cannabisbeleid in Nederland.


Nederland en Frankrijk vragen opnieuw aandacht voor Europese aanpak van zwaar vuurwerk

Misbruik van zwaar vuurwerk vormt voor Nederland maar ook voor andere landen in Europa een groot problemen. Denk bijvoorbeeld aan de explosies die in Nederland plaatsvinden bij woningen en bedrijven, die onder andere gepleegd worden met cobra’s. Om het probleem ook bij de bron aan te pakken, zet Nederland samen met Frankrijk in op acties in Europees verband. Het doel: scherpere maatregelen voor de productie, het verhandelen en het bezit van zwaar vuurwerk uit de categorie F4 en strengere controle op de eisen waar producten met een keurmerk aan moeten voldoen.

Vandaag heeft minister Van Weel van Justitie en Veiligheid samen met staatssecretaris Jansen van Infrastructuur en Waterstaat en de Franse minister van Binnenlandse Zaken Retailleau, een brief verstuurd aan Eurocommissarissen Brunner en Séjourné waarin zij nogmaals de noodzaak van een gezamenlijke aanpak benadrukken en om actie vragen.

Minister Van Weel: “We vinden het belangrijk om aandacht te blijven vragen voor dit onderwerp. Dit probleem stopt niet bij onze landsgrenzen, we moeten dit gezamenlijk aanpakken. Daarom hebben we in februari samen met Frankrijk een non-paper aan de EU Commissie gestuurd. Dit heeft ertoe geleid dat het onderwerp op de Europese agenda staat en nu door het Poolse voorzitterschap en de Europese Commissie actief wordt opgepakt. Het maken van afspraken op EU-niveau is wel een proces van de lange adem. Daarom vragen we hier nu opnieuw aandacht voor en blijven we ons hier de komende tijd onverminderd voor inzetten.”

Staatssecretaris Jansen: “Zwaar vuurwerk hoort niet in handen te komen van mensen die daar niet bevoegd voor zijn. Dat dit wel gebeurt zorgt voor ernstige schade en letsel.”


Boa’s handhaven op seksuele intimidatie in vier extra steden

Vanaf dinsdag 1 april mogen boa’s in vier extra steden handhaven op seksuele intimidatie in het openbaar: Almere, Dordrecht, Heerlen en Tilburg. Dat boa’s hierop kunnen handhaven, vloeit voort uit een pilot die is gestart op 1 juli 2024; de dag waarop de Wet Seksuele Misdrijven in werking is getreden. Sinds die dag konden boa’s al handhaven op seksuele intimidatie in het openbaar in Arnhem, Utrecht en Rotterdam.

Boa’s zijn niet automatisch bevoegd om seksuele intimidatie in het openbaar te handhaven. De pilot moet inzichtelijk maken op welke manier de handhaving door boa’s, naast de handhaving door de politie, een bijdrage kan leveren aan de effectieve handhaving van deze strafbaarstelling. De pilot loopt nog een jaar. Parallel aan de pilot is een evaluatietraject gestart. Aan de hand daarvan en van de ervaringen in het kader van de pilot wordt bekeken welke rol boa’s kunnen spelen in het handhaven van seksuele intimidatie in het openbaar.  Naar verwachting zal het evaluatietraject rond de zomer van 2026 zijn afgerond.

Staatssecretaris Coenradie bracht eerder een bezoek aan de boa’s in Utrecht en gaat later nog op bezoek in Almere. “De pilot met boa’s die handhaven op seksuele intimidatie heeft al voorzichtig zijn eerste vruchten afgeworpen: het heeft niet alleen geleid tot de eerste vervolgingen en veroordelen, maar door hier actief op te handhaven, wordt ook een sociale norm versterkt: seksuele (straat)intimidatie accepteren we niet. De handhaving vormt een belangrijk sluitstuk van een integrale aanpak van deze problematiek, waarin ook ruimte is voor preventie en bewustwording. Ik wens de boa’s in de vier nieuwe steden een voortvarende en succesvolle start.”