
Designerdrugsverbod vanaf 1 juli van kracht
Vanaf 1 juli 2025 is het verbod op groepen nieuwe psychoactieve stoffen ingegaan, ook wel bekend als designerdrugs. Deze stoffen lijken sterk op bestaande, verboden drugs, maar hebben een iets andere samenstelling. Met dit verbod worden hele stofgroepen met dezelfde chemische basisstructuur onder de Opiumwet gebracht. Hierdoor is een hele groep veel voorkomende designerdrugs bij voorbaat verboden.
Noodzaak
In de oude situatie werd op grond van de Opiumwet een nieuwe stof verboden als uit een risicobeoordeling bleek dat deze te grote gezondheidsrisico’s oplevert. Dit zorgde er in de praktijk voor dat drugsproducenten snel een sterk vergelijkbare drug konden maken met een net iets andere samenstelling, waardoor die nieuwe drug legaal op de markt kon komen. Een goed voorbeeld hiervan was het bewezen schadelijke 3-MMC (ook wel “poes of miauw” genoemd) dat snel opgevolgd werd door nieuwe varianten zoals 2-MMC.
Makkelijk en legaal te verkrijgen
Omdat designerdrugs makkelijk en legaal te verkrijgen waren, ontstond bij gebruikers onterecht de indruk dat ze niet zo gevaarlijk zijn. De effecten van zo’n designerdrug zijn echter meestal krachtiger en meer onvoorspelbaar dan een bestaande drug waardoor gebruikers nog grotere gezondheidsrisico’s lopen. Bekende risico’s zijn hartproblemen, psychische problemen, hallucinaties en verslaving. Gebruikers van designerdrugs kunnen er zelfs door overlijden. Om deze ontwikkeling te stoppen is besloten over te gaan tot een verbod waarin veel voorkomende groepen nieuwe psychoactieve stoffen (NPS, of designerdrugs) worden verboden door toevoeging van een lijst (IA) aan de Opiumwet. Hiermee wordt een duidelijk signaal afgegeven: Dit spul is gevaarlijk, blijf ervan af.
Uitzonderingen op het verbod
Niet alle stoffen met dezelfde chemische basis worden verboden. Er zijn uitzonderingen gemaakt voor geneesmiddelen, diergeneesmiddelen, het gewasbeschermingsmiddel penconazool en de zoetstof aspartaam. Deze stoffen blijven legaal. Ook verzorgingsproducten voor dieren, houtonderhoudsmiddelen en de stof fenylalanine, die in sommige voedingssupplementen zit, blijven toegestaan. Als dat nodig blijkt, kan een aanvullende uitzondering worden gemaakt. Op de website van de Rijksoverheid staat een indicatie van de stoffen die onder het verbod vallen.
Meer voorlichting
Het verbod op groepen nieuwe psychoactieve stoffen moet ertoe leiden dat de risicovolle stoffen niet te verkrijgen zijn via websites. Het gaat immers om illegale en ongezonde producten. De drempels voor gebruik van deze stoffen worden daarmee aanzienlijk hoger. Tegelijkertijd zet het kabinet in op meer en duidelijker voorlichting en preventie. Gebruikers dienen goed geïnformeerd te zijn over de gevaren van deze drugs. Daarnaast hebben meerdere partijen (zoals OM, politie en verschillende gemeentes) de afgelopen jaren opgeroepen tot dit verbod. Met dit verbod kunnen instanties sneller reageren op nieuwe ontwikkelingen rondom designerdrugs, nauwer samenwerken met internationale partners en Nederland minder aantrekkelijk maken voor drugscriminaliteit.
€ 400 miljoen beschikbaar voor versterken leefbaarheid in NPLV-gebieden
In een aantal gebieden in Nederland staan de leefbaarheid en veiligheid onder druk. Inwoners hebben hier te maken met een stapeling van problemen als werkloosheid, armoede, onderwijsachterstanden, woonproblematiek en een slechte gezondheid. Met het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV) wordt deze problematiek in 20 stedelijke gebieden aangepakt.
Vanaf 7 juli 2025 kunnen gemeenten, waarin deze gebieden liggen, subsidie aanvragen voor interventies die bijdragen aan het vergroten van kansengelijkheid voor kinderen en jongeren, re-integratie en het voorkomen van geldzorgen. Het kabinet stelt hiervoor ruim € 400 miljoen beschikbaar.
Een goede start essentieel
Staatssecretaris Mariëlle Paul (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap): “Een goede start maken in het leven is essentieel. Want wie jong de taal goed leert beheersen en leert hoe de wereld in elkaar zit, heeft daar zijn hele leven profijt van. Bijvoorbeeld als je later een baan zoekt. Daarom is het zo belangrijk dat we achterstanden al vroeg aanpakken en kinderen kunnen helpen hun talenten optimaal te ontwikkelen, voor en na schooltijd. Met deze aanpak bundelen we onze krachten en kunnen we de ondersteuning echt afstemmen op wat het kind nodig heeft.”
Werk is de beste weg uit armoede
Staatssecretaris Nobel (Participatie en Integratie): “Werk is de beste weg uit armoede. Met de extra middelen hebben gemeenten meer mogelijkheden om mensen te begeleiden richting die betaalde baan.
Bewoners perspectief bieden
Minister Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening): “De fysieke leefomgeving in kwetsbare gebieden zoals in het NPLV staat onder druk. Daarom bouwen we meer betaalbare woningen, verbeteren we de bestaande woningvoorraad en investeren we in maatschappelijke voorzieningen. Maar er is meer nodig om bewoners perspectief te bieden. Met de SPUK Kansrijke Wijk kunnen we de kansen op werk vergroten, onderwijsachterstanden bij kinderen voorkomen en gemeenschappen versterken.”
Verbeteren leefbaarheid in Groningen, Tilburg en Heerlen
De twintig NPLV-gebieden werken vanuit de lokale allianties hard aan het verbeteren van de leefbaarheid, mede met inzet van de SPUK Kansrijke Wijk.
Mogelijkheden om mee te doen
In Groningen-Noord groeien veel kinderen op die geen of weinig mogelijkheden hebben om mee te doen met activiteiten op het gebied van sport, cultuur, gezondheid. Met het programma School en Omgeving organiseert basisschool Het Karrepad voor deze kinderen bijvoorbeeld een verlengde schooldag. In een ontdeklab, een multifunctioneel onderwijslokaal, wordt tijdens en na schooldagen samen met kinderen gewerkt aan creatieve opdrachten en projecten. Daarbij staan onder andere het vergroten van reken- en taalvaardigheid, techniek en digitalisering en sport en bewegen centraal.
Activiteiten voor kinderen
Tilburg NoordWest organiseert vanuit het thema Jonge Kind activiteiten voor kinderen van 0 tot 4 jaar die nog niet naar school gaan. Doel hiervan is preventie en het toeleiden naar voorschoolse educatie. Kinderen die hier anders niet mee in aanraking komen, ontwikkelen spelenderwijs hun taal en motoriek. Ook leren ze al op jonge leeftijd met andere kinderen te spelen. De ouders vergroten hun netwerk en komen in aanraking met activiteiten waar hun kinderen nu nog geen gebruik van maken.
Intensieve hulp bij ontwikkeling
Voor iedereen die kan werken, maar het op de arbeidsmarkt zelfstandig nog niet redt, investeert Heerlen-Noord in de Bovengrondse Vakschool. Iedereen in Heerlen die kan werken maar het op de arbeidsmarkt nog niet zelfstandig redt, gaat hier aan de slag. De kandidaten krijgen intensieve hulp bij hun ontwikkeling richting een betaalde baan. Lokale werkgevers zijn nauw betrokken, wat goed is voor de lokale werkgelegenheid.
Samenhangende aanpak
Voor de SPUK Kansrijke Wijk zijn middelen gebundeld van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (€ 327 miljoen), van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (€ 51 miljoen) en Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (€ 30 miljoen). Door bundeling van de geldstromen kunnen gemeenten namens de lokale NPLV-allianties eenvoudiger een aanvraag doen en werken aan een samenhangende aanpak van gestapelde problemen.
Kabinet erkent extra leed uithuisgeplaatste kinderen
Het kabinet erkent het extra leed dat kinderen hebben ervaren door zowel de toeslagenaffaire als daaropvolgende uithuisplaatsingen. In een brief aan de Tweede Kamer reageren staatssecretaris Struycken (Rechtsbescherming), staatssecretaris Palmen (Herstel en Toeslagen) en staatssecretaris Tielen (Jeugd, Preventie en Sport) op het rapport ‘Erfenis van onrecht’ van de commissie Toeslagen en Uithuisplaatsingen. Het kabinet kondigt concrete maatregelen aan om de jongeren te ondersteunen.
Staatssecretaris Struycken: “Deze jongeren zijn eerst geraakt door onterechte terugvorderingen van de Belastingdienst en vervolgens door uithuisplaatsing toen de oorzaken van gezinsproblemen onvoldoende werden herkend. Het systeem van jeugdhulp en jeugdbescherming heeft uithuisplaatsingen bij hen niet kunnen voorkomen.”
Pijnlijke conclusies vragen om daadkrachtig handelen
Het rapport laat zien dat terugvorderingen door de Belastingdienst in veel gevallen leidden tot schulden, armoede en stress, waardoor gezinsproblemen ontstonden of vergrootten. Door tekortkomingen in wijkteams, jeugdhulp en jeugdbescherming werden de financiële oorzaken onvoldoende herkend, waardoor uithuisplaatsingen volgden die mogelijk voorkomen hadden kunnen worden.
Negatieve impact
Staatssecretaris Palmen: “Deze jongeren dragen de negatieve impact nog elke dag met zich mee. Wij zien en horen jullie en erkennen dat er door toedoen van de overheid veel leed is aangericht. Daarom willen we de jongeren helpen met wat zij het hardst nodig hebben.”
Drieledige aanpak: erkennen, ondersteunen, leren
Het kabinet erkent dat deze kinderen extra zijn getroffen door fouten van de overheid. De precieze vormgeving en invulling van deze expliciete erkenning, inclusief excuses, wil het kabinet met de betrokken partners en organisaties én met jongeren zelf uitwerken in een zorgvuldig proces. Ook wordt de bestaande kindregeling uitgebreid en verbeterd.
Landelijk steunpunt
Er komt een landelijk steunpunt voor álle ouders en jongeren die mentale hulp zoeken. Daarnaast komt er een nieuwe regeling voor jongeren die uit huis zijn geplaatst en hulp willen bij opleiding en ontwikkeling. Het onafhankelijke Ondersteuningsteam dat gedupeerde ouders en kinderen helpt die met een uithuisplaatsing te maken hebben gehad, wordt voortgezet.
Leren van fouten
Het kabinet wil leren van de fouten die zijn gemaakt, onder andere door een integrale gezinsaanpak, versterking van rechtsbescherming in de jeugdbescherming en een cultuuromslag waarbij vertrouwen in gezinnen centraal staat.
Jongeren centraal bij uitwerking
Het is belangrijk om het vertrouwen van de getroffen gezinnen terug te winnen. Daarom worden jongeren zelf nauw betrokken bij het uitwerken van de maatregelen. Zij krijgen een actieve rol, ook in de uitvoering, bijvoorbeeld in contact met lotgenoten of bij het geven van voorlichting aan jeugdhulporganisaties.
Gezamenlijke verantwoordelijkheid
Het kabinet wil voorkomen dat gezinnen opnieuw hetzelfde leed ervaren en neemt lessen uit het rapport van de commissie Hamer mee. Het rapport benadrukt dat complexe problemen in gezinnen samenhangend moeten worden aangepakt en dat de jeugdsector gezinsgerichter moet werken.
Leefwereld jongeren centraal
Staatssecretaris Tielen: “In de Hervormingsagenda Jeugd is afgesproken dat sterke lokale teams beter kijken naar wat jongeren en gezinnen écht nodig hebben. Hun situatie en leefwereld staan daarbij centraal. Dit is een belangrijk uitgangspunt voor het kabinet.” Deze beweging sluit aan bij het verbeteren van de jeugdbescherming via het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. Het kabinet wil minder uithuisplaatsingen en betere, samenhangende hulp.
Samenwerking met ketenpartners
Organisaties als de Raad voor de Kinderbescherming, Gecertificeerde Instellingen en de Rechtspraak hebben eigen reflectietrajecten doorlopen en verbetermaatregelen ingezet.
Herstel en toekomst
Staatssecretaris Struycken: “We pakken dit gezamenlijk op. Het is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat dit leed niet opnieuw ontstaat en dat getroffen kinderen de ondersteuning krijgen die zij verdienen voor hun herstel en toekomst.”
Voortgang maatregelen
Het kabinet informeert de Kamer voor eind 2025 over de voortgang van alle maatregelen.
Verbeteringen toeslagenstelsel
Het kabinet neemt maatregelen om het toeslagenstelsel op de korte termijn te verbeteren. Door bijvoorbeeld de aanvraagtermijn van de huur- en zorgtoeslag en het kindgebonden budget te verlengen wordt het voor mensen makkelijker om gebruik te maken van toeslagen. Jaarlijks ontvangen ongeveer 6 miljoen unieke huishoudens toeslagen, maar het stelsel is voor veel mensen te complex. Met het Wetsvoorstel verbetermaatregelen toeslagen wordt het stelsel begrijpelijker en worden knelpunten opgelost.
Staatssecretaris Palmen van Herstel en Toeslagen: “Het hervormen van het gehele belasting- en toeslagenstelsel kost tijd. Tegelijkertijd zijn er mensen die nú kampen met problemen in het huidige stelsel. Die wil ik zo veel mogelijk helpen zodat toeslagen werken waarvoor ze bedoeld zijn: om mensen die het nodig hebben te ondersteunen waar ze het nodig hebben.”
Aanvraagtermijn verlengd
De aanvraagtermijn van huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden budget wordt verlengd naar 31 december van het volgende jaar. Deze datum is voor mensen intuïtiever dan de oude datum van 1 september en geeft mensen meer tijd om met zekerheid over het inkomen een toeslag aan te vragen. Daarnaast wordt het partnerbegrip aangepast voor mensen met een een vermiste partner, een partner in detentie en erkende vluchtelingen met een partner die niet in Nederland is ingeschreven. Zij krijgen hierdoor de toeslagen die horen bij hun feitelijke situatie als alleenstaande.
Verzuimboete afgeschaft
Verder worden toeslagen niet langer met terugwerkende kracht aangepast als gevolg van bepaalde besluiten van andere instanties die voor mensen niet voorzienbaar waren. Op dit moment wordt rente gerekend over het verschil tussen het toeslagvoorschot en de definitieve toeslag. Deze rente op nabetalingen en terugvorderingen wordt afgeschaft zodat berekeningen eenvoudiger worden en mensen bovenop een terugvordering niet nóg een te betalen bedrag te verwerken krijgen. En ten slotte wordt de verzuimboete afgeschaft. Mensen kunnen en mogen zich vergissen zonder dat zij een verzuimboete opgelegd krijgen.
Stelsel op korte termijn verbeteren
De voorgestelde maatregelen om het stelsel op de korte termijn te verbeteren zijn tot stand gekomen op basis van signalen van toeslaggerechtigden, uitvoeringspartners en maatschappelijke partners.
Kabinet werkt aan publiek energiefonds om kwetsbare huishoudens te ondersteunen
Het kabinet werkt aan een publiek energiefonds voor de komende jaren. Dit fonds gaat huishoudens in een financieel kwetsbare positie ondersteunen bij het betalen van de energierekening. Er wordt ingezet op een combinatie met verduurzaming van woningen, zodat huishoudens zelf meer grip kunnen krijgen op hun energierekening. Het publieke energiefonds komt in de plaats van het Tijdelijk Noodfonds energie, waarmee de overheid samen met de energiesector de afgelopen drie jaar huishoudens heeft ondersteund.
Voor het opzetten van het overheidsfonds is een wetswijziging en zorgvuldige voorbereiding nodig. Het kan daarom op z’n vroegst eind volgend jaar open. De inzet is dat kwetsbare huishoudens dan alsnog financiële steun over 2026 kunnen ontvangen. Er is vanuit de overheid 60 miljoen euro voor het fonds beschikbaar. Het kabinet heeft besloten om het fonds aan te vullen met 174,5 miljoen euro vanuit het Europese ‘Social Climate Fund’ (SCF). Dit is onder voorbehoud van goedkeuring van het voorstel door de Europese Commissie. Onderdeel van het Nederlandse plan binnen het SCF is om meerjarige inkomenssteun te geven aan huishoudens met hoge energielasten, in combinatie met hulp bij de verduurzaming van woningen. De precieze looptijd van het publieke energiefonds wordt nog uitgewerkt.
Hulp via Tijdelijk Noodfonds energie
Het Tijdelijk Noodfonds energie was dit voorjaar voor de laatste keer open voor aanvragen van huishoudens. Zowel het kabinet als de energiesector droegen financieel bij aan dit noodfonds. Het zal dit jaar naar verwachting 110.000 huishoudens ondersteunen met het betalen van de energierekening. Zij krijgen gemiddeld 80 euro per maand aan steun. Huishoudens konden bij de aanvraag aangegeven of zij aanvullende hulp willen ontvangen om hun energierekening te verlagen. Zij hebben daar massaal gehoor aan gegeven. De komende periode wordt bekeken hoe deze hulp eruit kan komen te zien.
Nieuwe wetten Justitie en Veiligheid per 1 juli 2025
Het strafmaximum van deelname aan een terroristische organisatie wordt verhoogd van 15 naar 20 jaar, kinderalimentatieschulden krijgen straks voorrang boven andere schulden en vergunde aanbieders van online kansspelen mogen geen sportclubs of wedstrijden meer sponsoren. Op 1 juli 2025 treden verschillende wetten in werking op het terrein van Justitie en Veiligheid. Hieronder het overzicht.
Wijzigingen Wetboek van Strafrecht en versterking slachtofferrechten
Per 1 juli 2025 treedt een belangrijke wijziging in het Wetboek van Strafrecht in werking. Het strafmaximum voor het deelnemen aan een terroristische organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van de meest ernstige terroristische misdrijven wordt verhoogd van 15 naar 20 jaar. Met deze aanscherping wordt de aanpak van ernstige terroristische dreiging verder versterkt. Tegelijkertijd worden de rechten van slachtoffers van misdrijven uitgebreid. Zo treedt op dezelfde datum de Algemene Maatregel van Bestuur ter bescherming van slachtoffergegevens in processtukken in werking, als onderdeel van de Wet Uitbreiding Slachtofferrechten. Deze maatregel zorgt ervoor dat persoonsgegevens van slachtoffers, zoals woonadressen en telefoonnummers, voortaan alleen nog in het strafdossier worden opgenomen als dit noodzakelijk is voor een rechterlijke beslissing. Hierdoor wordt voorkomen dat verdachten, veroordeelden of andere procesdeelnemers onnodig toegang krijgen tot gevoelige informatie. Het Openbaar Ministerie en de Politie zijn verplicht deze bescherming vanaf 1 juli 2025 toe te passen bij het opstellen van processen-verbaal en andere processtukken, wat bijdraagt aan een sterkere privacybescherming en rechtspositie van slachtoffers in het strafproces.
Verbod op sportsponsoring door online kansspelaanbieders
Vergunde aanbieders van online kansspelen mogen vanaf 1 juli geen sportclubs of wedstrijden meer sponsoren in Nederland. Sportshirts, reclameborden of banners met daarop de naam of het (beeld)merk van de kansspelaanbieder zijn daarmee verleden tijd. Dit is het laatste deel van het Besluit ongerichte reclame kansspelen op afstand (Besluit orka). Het doel is kwetsbare groepen beter te beschermen tegen de risico’s die kansspelen met zich meebrengen. Dit geldt in het bijzonder voor minderjarigen en jongvolwassenen. Eerder werd ongerichte reclame in de publieke ruimte, zoals televisie, radio en billboards, al verboden, evenals sponsoring van evenementen zoals festivals en radio- en televisieprogramma’s. Het verbod op sportsponsoring gaat nu als laatste in omdat er bij sportsponsoring vaak sprake is van langer lopende contracten en de sport hiermee in de gelegenheid is gesteld om andere sponsoren te vinden. De Kansspelautoriteit houdt toezicht op online kansspelaanbieders en deze verboden. Dit toezicht wordt deze zomer verder aangescherpt.
Verbod op designerdrugs van kracht
Met ingang van 1 juli 2025 wordt het verbod op designerdrugs, ook wel ‘nieuwe psychoactieve stoffen’ genoemd, van kracht. Door een wijziging in de Opiumwet kunnen hele groepen van deze stoffen in één keer verboden worden, in plaats van per stof afzonderlijk. Hierdoor kunnen de overheid en opsporingsdiensten sneller optreden tegen de productie, handel en het bezit van deze gevaarlijke stoffen, waarvan de werking vaak sterk lijkt op reeds verboden drugs als xtc of amfetamine. Het doel is het tegengaan van ondermijnende criminaliteit en het beschermen van de volksgezondheid, met name van jongeren die deze middelen gebruiken onder de misvatting dat ze ‘legaal’ en dus veilig zouden zijn.
Wettelijke basis voor persoonsgerichte aanpak radicalisering
De wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten verplicht burgemeesters vanaf 1 juli om casusoverleggen te organiseren over (vermoedelijk) geradicaliseerde personen en biedt een duidelijke rechtsgrondslag voor gegevensuitwisseling tussen betrokken organisaties. Daarmee wordt de bestaande praktijk gecodificeerd, AVG-proof gemaakt en voorzien van extra waarborgen voor zorgvuldige gegevensverwerking.
Discriminatie als strafverzwaringsgrond wettelijk vastgelegd
De initiatiefwet van de Kamerleden Timmermans en Bikker treedt op 1 juli 2025 in werking en introduceert het discriminatoir aspect als wettelijke algemene strafverzwaringsgrond. Dit betekent dat wanneer een strafbaar feit wordt gepleegd met een discriminatoir motief, het strafmaximum met een derde kan worden verhoogd. Daarnaast moderniseert de wet de terminologie in discriminatiewetgeving door “hetero- of homoseksuele gerichtheid” te vervangen door “seksuele gerichtheid” en “lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap” door “handicap”. Zo wordt de bescherming tegen discriminatie versterkt en beter afgestemd op actuele maatschappelijke en juridische normen.
Kinderalimentatieschulden krijgen preferente status
Vanaf 1 juli 2025 krijgen kinderalimentatieschulden een preferente status. Dit betekent dat kinderalimentatieschulden voorrang krijgen boven andere concurrerende schulden, zoals schulden bij webwinkels of telefoonproviders. Doel hiervan is dat kinderen meer en eerder kinderalimentatie ontvangen als de alimentatieplichtige bij meerdere schuldeisers schulden heeft. Als er meerdere schuldeisers zijn dan gaat het geld om de schulden te betalen eerst naar de preferente schulden. Wat overblijft wordt verdeeld onder de andere schuldeisers (de concurrente schuldeisers). Onderzoek van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) heeft aangetoond dat het toekennen van een preferentie aan de verschuldigde kinderalimentatie zal leiden tot meer en sneller inbare kinderalimentatie, en dus tot meer beschikbare financiële middelen voor de verzorging en opvoeding van kinderen.
Opheffing verpandingsverboden
Per 1 juli treedt de wet opheffing verpandingsverboden in werking. Middelgrote en kleine bedrijven hebben vaak openstaande vorderingen bij schuldenaren, zoals onbetaalde rekeningen. Deze vorderingen kunnen zij op dit moment regelmatig niet gebruiken als onderpand voor leningen omdat hun schuldenaren, vaak grote bedrijven, dat niet toestaan. Met de wet opheffing verpandingsverboden wordt boek 3 van het Burgerlijk Wetboek gewijzigd zodat deze zakelijke geldvorderingen wel te gebruiken zijn als onderpand voor financiering. Dit vergroot de kredietruimte voor het midden- en kleinbedrijf en daarmee hun ruimte voor investeringen. Schuldenaren moeten met de nieuwe wet schriftelijk geïnformeerd worden als de vordering door een bedrijf wordt overgedragen of verpand aan een ander. Zo wordt ervoor gezorgd dat zij het altijd weten als hun schuld aan een ander moeten betalen. Nieuwe afspraken die de overdraagbaarheid van vorderingen uitsluiten zijn vanaf 1 juli nietig. Voor bestaande afspraken geldt een overgangstermijn, die afspraken worden na verloop van drie maanden nietig, dus op 1 oktober 2025.
Nieuwe regels voor beoordeling Verklaring Omtrent het Gedrag
In beleidsregels staat hoe een aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) wordt beoordeeld. Per 1 juli 2025 worden deze regels aangepast vanwege de zogeheten eindezaakverklaring. Dit is een nieuwe einduitspraak van de rechter waaruit blijkt dat de strafzaak afgesloten is. Sinds 1 oktober 2022 is het mogelijk om na de start van het onderzoek op de terechtzitting mediation in te zetten –bemiddeling tussen verdachte en slachtoffer onder begeleiding van een mediator, met als doel om tot een oplossing te komen. Als de mediation geslaagd is, kan de rechter besluiten de strafzaak te beëindigen. Dit gebeurt dan via een eindezaakverklaring. Er vindt dan geen veroordeling plaats. De nieuwe beleidsregels leggen vast op welke manier zo’n eindezaakverklaring wordt meegewogen bij het beoordelen van een VOG-aanvraag.
Gemeenten krijgen meer grip op vastgoed in kwetsbare wijken
Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Mona Keijzer wil gemeenten het 1e recht geven om vastgoed aan te kopen in aangewezen buurten met ernstige leefbaarheidsproblemen. Met dit nieuwe voorkeursrecht kunnen gemeenten ingrijpen voordat panden (opnieuw) in handen vallen van malafide verhuurders of investeerders. Dit moet criminele praktijken en verder afglijden van kwetsbare buurten voorkomen. Dit voorstel is onderdeel van de herziening van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp).
Minister Keijzer: “In sommige gemeenten staan de leefbaarheid en veiligheid onder druk, zoals in de gebieden van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Veel van die gemeenten willen meer regie op vastgoedtransacties in kwetsbare wijken. Door hen het 1e recht te geven om vastgoed aan te kopen, krijgen gemeenten meer grip op het toekomstige gebruik van die panden. Met dit voorkeursrecht geven we de gemeenten het gereedschap om de leefbaarheid en veiligheid in kwetsbare wijken te verbeteren.”
Malafide praktijken weren
Het voorkeursrecht kan worden ingezet bij (vrijwillige) verkoop van vastgoed in specifiek aangewezen wooncomplexen, straten of gebieden met ernstige leefbaarheidsproblemen. Met behulp van dit voorkeursrecht kan de functie van het pand behouden blijven. De gemeente is niet verplicht om het pand aan te kopen, maar krijgt wel de mogelijkheid om malafide activiteiten te weren. Het gaat bijvoorbeeld om drugspanden, panden die gebruikt worden voor witwaspraktijken of illegale huisvesting van arbeidsmigranten.
Voorkeursrecht
De gemeente Eindhoven is een van de gemeenten die heeft gepleit voor dit voorkeursrecht. Burgemeester Jeroen Dijsselbloem: “Wij zijn blij met de voorgestelde wijziging van de Wbmgp, vooral met de toevoeging van het voorkeursrecht. We konden dit instrument al wel inzetten bij planologische ontwikkelingen, maar nog niet op plekken waar veiligheid of leefbaarheid in het geding is. Met de voorgestelde uitbreiding kan dat wel. Zo kunnen we meer regie nemen op ontwikkelingen in de wijk en effectief inspelen op maatschappelijke vraagstukken.”
Selectieve woningtoewijzing: eenvoudiger en effectiever
Ook de regels voor selectieve woningtoewijzing in buurten waar de leefbaarheid en veiligheid onder druk staan, worden aangepast om gemeenschappen te versterken en beschermen:
- Geen verhuisbeperking meer voor mensen in de bijstand
Bewoners met een bijstandsuitkering die in een aangewezen buurt wonen en binnen diezelfde buurt willen verhuizen, worden hierin niet langer beperkt. Zo kan de binding met de buurt behouden blijven. - Gelijke toegang voor nieuwkomers en woningzoekenden uit de regio
Gemeenten krijgen zo meer mogelijkheden om te sturen op gemengde wijken. Nu kunnen zij woningzoekenden zonder werk uit inkomen die 6 jaar of langer in de regio wonen geen huisvestingsvergunning weigeren. Dat kan na de herziening wel. Uitzonderingen voor groepen als gepensioneerden en studenten blijven bestaan. - Strengere screening op overlast en criminaliteit
De screening van toekomstige huurders om een huisvestingsvergunning te krijgen wordt, naast politiegegevens, uitgebreid met andere bronnen. Zo kan er ook gekeken worden naar sancties van gemeenten bij woonoverlast, illegale verhuur, prostitutie en hennepteelt. Of naar een door de rechter ontbonden huurovereenkomst door overlastgevend en crimineel gedrag. - Bescherming van hulpverleners
Gemeenten mogen woningzoekenden die eerder hulpverleners of andere professionals hebben bedreigd of geïntimideerd, weren uit een aangewezen buurt.
Wet versterking leefbaarheid en veiligheid
Naast grote steden kunnen ook andere gemeenten en regio’s die kampen met een opeenstapeling van leefbaarheidsproblemen de wet gaan toepassen, zoals de regio’s aan de randen van het land van het Nationaal Programma Vitale Regio’s. Ook in de regio en aan de randen van het land komen ernstige leefbaarheidsproblemen voor. Daarom wil de minister de wet een nieuwe naam geven: Wet versterking leefbaarheid en veiligheid. Het uitgangspunt blijft dat gemeenten pas gebruikmaken van de wet als andere maatregelen niet toereikend zijn. Het Rijk gaat actief stimuleren dat bestaande instrumenten – zoals de Huisvestingswet, de Wet goed verhuurderschap en de Leegstandwet – beter worden benut.
Kabinet neemt maatregelen voor een veilige school
Gepest worden om wie je bent of wat je leuk vindt. Ongewenste seksuele opmerkingen of intimidatie. Geen enkele leerling of leraar mag hiermee te maken krijgen. Dat begint ermee dat scholen goed zicht hebben op de veiligheid op hun school. En als het dan toch misgaat, moet de basisschool of middelbare school snel kunnen ingrijpen en slachtoffers kunnen helpen. Dat is het doel van het Wetsvoorstel vrij en veilig onderwijs dat vrijdag aan de Tweede Kamer is gestuurd. Zo moeten scholen veiligheidsincidenten voortaan registreren en worden scholen verplicht een veiligheidscoördinator aan te stellen.
Staatssecretaris Mariëlle Paul (Funderend Onderwijs en Emancipatie): “Gepest worden of je op een andere manier onveilig voelen op school laat diepe sporen na. Dat zijn soms trauma’s voor het leven. Leren gaat dan niet meer. Daarom moeten we er alles aan doen om dit te voorkomen en anders snel op te lossen. Op veel scholen gaat het gelukkig goed, maar ik wil alles aangrijpen om ervoor te zorgen dat álle leerlingen en onderwijspersoneel veilig naar school kunnen gaan. Deze wet gaat daarbij helpen.”
Werken aan een veilige schoolcultuur
Scholen zijn nu al verplicht om te zorgen voor een veilige leeromgeving. Ze moeten hiervoor beleid hebben en uitvoeren en jaarlijks de veiligheid van leerlingen monitoren. Ook zijn ze verplicht een coördinator voor het anti-pestbeleid te hebben en een aanspreekpunt bij pesten. Daarnaast bestaat er in het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs, het mbo en hoger onderwijs al een meld-, overleg- en aangifteplicht bij signalen van seksueel misbruik van minderjarigen. Personeelsleden moeten signalen van seksueel misbruik van een leerling of student door een personeelslid of vrijwilliger, melden bij het school- of instellingsbestuur.
Goed zicht op veiligheid
Omdat het nog niet overal goed genoeg gaat, zet het wetsvoorstel hierin verdere stappen. Voor een veilige schoolcultuur is het allereerst belangrijk om al aan de voorkant om beter zicht te krijgen op onveiligheid, zodat scholen sneller actie kunnen ondernemen als het misgaat of onveilige situaties zelfs kunnen voorkomen. Daarom wordt de bestaande leerlingmonitor, waarin de veiligheid voor leerlingen wordt uitgevraagd, uitgebreid met vragen over specifieke vormen van onveiligheid, zoals pesten. Daarnaast wordt het voor scholen verplicht om veiligheidsincidenten te registreren. Ernstige incidenten moeten zij ook melden bij de Inspectie van het Onderwijs.
Meld- en overlegplicht
Om vervolgens sneller te kunnen ingrijpen, wordt ook de meld- en overlegplicht uitgebreid. Ten eerste moet onderwijspersoneel voortaan niet alleen bij signalen van seksueel misbruik, maar ook bij signalen van seksuele intimidatie een melding maken bij het schoolbestuur. Daarnaast moeten ook signalen van seksueel misbruik en seksuele intimidatie van meerderjarige leerlingen en studenten voortaan gemeld worden. Het school- of instellingsbestuur moet over die melding met de vertrouwensinspectie in overleg gaan.
Ondersteuning en een open gesprek
Om slachtoffers vervolgens beter te kunnen helpen en begeleiden, worden scholen ook verplicht voortaan twee vertrouwenspersonen te hebben – zowel iemand die binnen de school werkt als iemand erbuiten. Leerlingen, personeel én ouders krijgen daarmee een plek waar ze terecht kunnen voor advies en ondersteuning als zij onveiligheid ervaren. En omdat een open gesprek over veiligheid essentieel is voor goed veiligheidsbeleid, moeten scholen hun veiligheidsbeleid jaarlijks evalueren.
Van kracht vanaf schooljaar 2026-2027
Het wetsvoorstel is op enkele punten aangepast na advies van de Raad van State. De nieuwe wetgeving wordt nu eerst besproken met de Tweede Kamer en vervolgens met de Eerste Kamer. Het streven is dat de nieuwe wet vanaf schooljaar 2026-2027 van kracht wordt.
Al vanaf 2026 extra geld voor sociale advocatuur
Ook in 2026 wordt extra geld geïnvesteerd in de sociale advocatuur. Eerder werd bij de Voorjaarsnota al bekend dat vanaf 1 januari 2027 jaarlijks € 30 miljoen extra beschikbaar komt voor de sociale advocatuur. Voor 2026 wordt hiervoor geld vrijgemaakt uit het bestaande budget voor rechtsbijstand. Met dit geld worden de puntentaantallen die sociaal advocaten voor zaken krijgen aangepast. En de toeslagen, het basistarief per punt en de reiskostenvergoeding voor mediators verhoogd.
Deze verhoging van de tarieven moet zo vroeg mogelijk in 2026 doorgevoerd worden, zodra de hiervoor benodigde Algemene Maatregel van Bestuur van kracht wordt. Deze maatregelen geven opvolging aan een groot deel van de aanbevelingen van de commissie-Van der Meer II. Dit schrijft staatssecretaris Rechtsbescherming Teun Struycken in een brief aan de Tweede Kamer.
Iedereen heeft recht op rechtbijstand
Staatssecretaris Struycken: “In een democratische rechtsstaat heeft iedereen recht op rechtsbijstand. De sociale advocatuur biedt deze rechtsbijstand aan wie zelf geen rechtsbijstand kan betalen, maar wel in de knel dreigt te komen door een juridisch probleem. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de overheid en de commerciële advocatuur om de sociale advocatuur toekomstbestendig te maken. Daarom investeert het kabinet jaarlijks € 30 miljoen extra én zetten we andere maatregelen in zodat er ook in de toekomst voldoende en kwalitatief hoogwaardige sociale advocaten beschikbaar zijn. Zo houden we het fundament van de toegang tot recht onder onze rechtsstaat overeind.”
Toekomstbestendige sociale advocatuur
De beroepsgroep van sociaal advocaten kampt met een hoge uitstroom en een te lage instroom van nieuwe sociaal advocaten. Redenen hiervoor zijn onder andere vergrijzing, onbekendheid onder rechtenstudenten, een negatief imago en ook de vergoedingen. Daardoor daalt het aanbod aan sociaal advocaten. De daling wordt aangepakt door het vanaf 2026 op orde brengen van de vergoedingen, kortetermijnmaatregelen en de uitwerking van een visie als basis voor langetermijnmaatregelen. Zo moet de toekomstbestendigheid van de sociale advocatuur gewaarborgd worden.
Pilot
Op de korte termijn stelt de staatssecretaris naast de extra investeringen een aantal aanvullende maatregelen voor. Zo wordt er een pilot opgezet waarin startende advocaten een voorschot kunnen ontvangen als zij nog niet eerder een zaak als sociaal advocaat betaald kregen. Ook wordt de bestaande subsidie voor de beroepsopleiding van sociaal advocaten verlengd met circa € 2,5 miljoen. Met deze subsidie kunnen 175 nieuwe sociaal advocaten worden opgeleid. De subsidie is beschikbaar tot het bedrag op is.
Beroepsopleiding gefinancierd
Met eerdere edities van de subsidie werd de beroepsopleiding betaald van circa 525 sociaal advocaten. Om het beroep van sociaal advocaat meer en positiever onder de aandacht te brengen wordt vanuit de overheid een campagne met ambassadeurs en boegbeelden gestart.
Gesubsidieerde rechtsbijstand
In bredere context wordt op korte termijn een bijeenkomst georganiseerd met de commerciële advocatuur over de gesubsidieerde rechtsbijstand. En de bijdrage die vanuit de commerciële advocatuur daaraan zou kunnen worden geleverd door de zaken op te pakken waarvoor nu onvoldoende sociaal advocaten beschikbaar zijn.
Onderzoek
Er wordt tot slot nader onderzoek door de Nederlandse Orde van Advocaten gedaan naar een garantstelling voor stagiair-ondernemers en het Kenniscentrum Stelsel Gesubsidieerde Rechtsbijstand doet onderzoek naar het aanbod van sociaal advocaten per regio en rechtsgebied.
Gezamenlijke visie
Naast het extra geld voor de vergoedingen en de maatregelen voor de korte termijn wordt samen met de Nederlandse Orde van Advocaten, de Raad voor Rechtsbijstand en de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland een visie op de toekomst van de sociale advocatuur uitgewerkt. Aan de hand van deze visie kunnen langetermijnmaatregelen vormgegeven worden.
Vier pijlers
Op dit moment heeft het visietraject 4 pijlers voor de toekomstige visie opgeleverd, waarbij een redelijke vergoeding een belangrijke randvoorwaarde is. Deze pijlers zijn:
- alternatieve bedrijfsstructuren;
- imago;
- onderwijs;
- doelmatige bedrijfsvoering.
Deze pijlers worden aan een breed netwerk van betrokkenen voorgelegd, waaronder sociaal advocaten, rechtenstudenten, rechtsbijstandsverzekeraars en vertegenwoordigers van de rechtspraak. Het streven is dat de visie in het 3e kwartaal van dit jaar af is.
Minister Uitermark presenteert agenda voor goed bestuur
De samenleving staat voor grote opgaven, die veel mensen raken. Dat vraagt iets van het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen én de mensen die daar werken. Minister Judith Uitermark van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) presenteert daarom een actieagenda die moet zorgen voor een meer dienstbare, slagvaardige, herkenbare en democratische overheid.
Judith Uitermark: “Goed bestuur betekent onder meer een overheid die luistert naar mensen, doet wat ze belooft, prestaties levert, en meer ruimte en vertrouwen geeft aan burgers, professionals en ondernemers. Die de leefwereld van mensen als vertrekpunt van denken en handelen neemt. Dat vraagt in alle lagen van de overheid om een werkwijze die mensen centraal stelt en om goede samenwerking en besluitvorming.”
Beter openbaar bestuur
Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen, werken al enige tijd samen aan beter openbaar bestuur. Diverse opgaven vragen echter om blijvende inzet en aandacht. Denk aan het zorgen voor een goede balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht van gemeenten. Met extra geld in de Voorjaarsnota is daar voor de komende jaren een oplossing gevonden, het is nu aan Rijk en gemeenten samen om na te denken over de periode daarna. Ook blijft er aandacht nodig voor de rol van de regio, en het gesprek over welke taak waar hoort. Daarbij moet er voldoende beleidsvrijheid voor gemeenten blijven. Dit alles heeft ook gevolgen voor de politiek en democratie; meer taken kunnen leiden tot hogere werkdruk van raadsleden en wethouders. En inwoners hebben minder zicht op waar ze eigenlijk voor stemmen.
Acties voor een dienstbare, slagvaardige, herkenbare en democratische overheid
De minister kondigt diverse acties aan om te werken aan deze opgaven. Allereerst op het gebied van ‘Een dienstbare overheid’, die luistert naar inwoners. Inzet is bijvoorbeeld het beter benutten van signalen van mensen bij het maken van beleid. Ook wordt gewerkt aan de bereikbaarheid en toegankelijkheid van overheidsbrede dienstverlening. Onder andere door het inrichten van overheidsbrede loketten waar mensen hun zaken kunnen regelen. Inmiddels zijn er op 28 locaties dit soort loketten ingericht.
Slagvaardige overheid
Bij het werken aan ‘Een slagvaardige overheid’, ligt de focus op de uitvoerbaarheid van beleid. Voorwaarde daarbij is goede interbestuurlijke samenwerking, zodat medeoverheden op tijd worden betrokken bij het maken van beleid. Hiervoor is onder meer het Overhedenoverleg geïntensiveerd. Verder krijgt de uitvoerbaarheidstoets decentrale overheden een grotere rol. Uiteraard is hierbij ook aandacht voor beschikbare financiën.
Herkenbare overheid
Als 3e wordt ingezet op ‘Een herkenbare overheid’, waarbij het erom gaat dat taken door de juiste overheidslaag worden opgepakt. Hierbij komt specifieke aandacht voor de rol van de regio, die steeds meer taken oppakt terwijl deze verder van de burger en democratische besluitvorming afstaat. De minister werkt daarom aan een nieuw beleidskader decentraal bestuur en een visie op regionale samenwerking.
Democratische overheid
Tot slot zet de minister in op een sterkere ‘democratische overheid’, met volksvertegenwoordigers die hun werk goed kunnen doen. Inzet gaat onder meer over het verminderen van hun werkdruk, aantrekkelijkheid van het ambt en goede ondersteuning van rekenkamers en griffies.