
NCTV verhoogt dreigingsniveau terrorisme van 3 naar 4
De voorstelbaarheid van een aanslag tegen Nederland is dermate toegenomen dat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) het dreigingsniveau heeft verhoogd van 3 (aanzienlijk) naar 4 (substantieel). Dat betekent dat er een reële kans is dat er een aanslag in Nederland plaatsvindt. Dat schrijft de NCTV in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland december 2023. In het vorige Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) werd al een toegenomen terroristische dreiging geschetst, omdat jihadistische organisaties voorbereidingen troffen om in Europa terroristische aanslagen te plegen.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
Een optelsom van ontwikkelingen zorgt voor de verhoging van het dreigingsniveau. Door het gewelddadige conflict in Israël en de Palestijnse gebieden, koranschendingen in verschillende Europese landen en de oproepen tot aanslagen van terroristische organisaties is de dreiging vanuit het jihadisme toegenomen. De recentelijke aanslagen in ons omringende landen laten zien dat individuen aan deze oproepen gehoor geven. Ook een aantal arrestaties in naburige Europese landen van verdachten die de intentie hadden om uit jihadistisch motief een aanslag te plegen zijn hier voorbeelden van. Daarnaast is de dreiging vanuit het rechts-extremisme en anti-institutioneel extremisme onverminderd aanwezig.
Toegenomen jihadistische dreiging
De terroristische dreiging in Nederland die voortkomt uit het jihadisme neemt toe. Organisaties als ISIS en al Qa’ida gebruiken de Gaza-oorlog om sympathisanten aan te sporen aanslagen te plegen in het Westen. Daarnaast roepen deze organisaties op tot aanslagen uit wraak voor koranschendingen in verschillende Europese landen. Door deze omstandigheden kunnen enkelingen of kleine groepen binnen de jihadistische beweging zich geroepen voelen om over te gaan tot geweld. Deze gebeurtenissen hebben niet alleen een mobiliserende werking voor Nederlandse jihadisten, maar ook voor radicaal-islamitische personen buiten de jihadistische beweging.
Intentie om aanslag te plegen
In verschillende Europese landen, waaronder in Nederland, zijn in 2023 verdachten gearresteerd die de intentie hadden om uit jihadistisch motief een aanslag te plegen. Deze arrestaties tonen dat jihadisten aanslagen willen plegen en daartoe voorbereidingen treffen, maar laten ook zien dat de Europese inlichtingen- en veiligheidsdiensten terrorisme kunnen onderkennen en aanslagen verijdelen.
Online propagandacampagnes
Daarnaast kunnen online propagandacampagnes van, en online contacten met ISIS en haar Afghaanse afdeling Islamitische Staat Khorasan Provincie (ISKP) mensen inspireren tot geweld. Aanslagen in Frankrijk, België en het Verenigd Koninkrijk sinds oktober illustreren de risico’s die blijven uitgaan van geradicaliseerde personen, die worden geïnspireerd door actuele gebeurtenissen en terroristische organisaties.
Radicalisering online
Niet alleen bij jihadisme maar ook binnen rechts-extremisme speelt de online wereld de laatste jaren een relatief grote rol als het gaat om verspreiding van propaganda, netwerkvorming en het opdoen van nieuwe contacten. Ook de online haat richting Joden en lhbtiq+’ers neemt in Nederland toe.
Belevingswereld
De online dimensie neemt in de belevingswereld van mensen een steeds prominentere plek in en extremisten spelen hierop in. Zij zoeken gelijkgestemden van over de hele wereld en communiceren vervolgens via heimelijke en versleutelde chats. Het is voorstelbaar dat een minderjarige of jongvolwassene na radicalisering binnen het rechtsextremistische onlinemilieu overgaat tot geweld. Deze dreiging blijft onverminderd. Daarbij valt op dat deze jonge jihadisten en rechts-extremisten lang niet altijd vanuit een ideologie radicaliseren richting geweld, maar dat een deel van hen juist een geschikte ideologie zoekt bij al bestaande geweldsfantasieën.
Buiten bekende netwerken
Er zijn ook in Nederland enkele voorbeelden bekend van jonge jihadisten die buiten de gekende fysieke netwerken om radicaliseren, onder invloed van online propaganda en aanjagers of door losse online contacten met medestanders in binnen- en buitenland. Arrestaties laten zien dat zij kunnen overgaan op het plannen van aanslagen, al dan niet in samenwerking met gelijkgestemden door heel Europa. Het gaat hierbij om nog relatief kleine aantallen.
Dreigingsniveau
In december 2019 werd het dreigingsniveau in Nederland verlaagd van 4 naar 3. Sindsdien was de kans op een aanslag ‘voorstelbaar’. Dreigingsniveau 4 betekent dat die kans nu ‘reëel’ is geworden. Aan het verhoogde dreigingsniveau zijn geen standaardmaatregelen of landelijke adviezen gekoppeld. Met de gedetailleerde informatie uit het DTN worden veiligheidspartners (zoals politie, gemeenten en ministeries) in staat gesteld om maatregelen te nemen om de dreiging het hoofd te bieden. Uiteraard zijn alle veiligheidspartners alert en wordt voortdurend bezien waar en op welke wijze eventuele aanvullende maatregelen nodig zijn. In de afgelopen periode zijn waar nodig ook extra veiligheidsmaatregelen genomen, waarover nooit mededelingen worden gedaan. Het dreigingsniveau is daarnaast ook een manier om de samenleving extra bewust te maken van en te infomeren over de dreiging.
Maximum straffen zware drugscriminaliteit omhoog
Bij de zwaarste vormen van drugscriminaliteit kan straks harder worden opgetreden. De georganiseerde misdaad die zich bezighoudt met harddrugs, is de laatste decennia enorm veranderd en verhard. Daarom wordt meer ruimte geboden om hogere straffen te eisen en op te leggen in strafzaken waar harddrugs in het spel zijn, zoals de grootschalige in- en uitvoer van cocaïne en de productie van synthetische drugs.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.
Minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid heeft hiertoe een wetsvoorstel voor verhoging van de strafmaxima op harddrugsdelicten in (internet)consulatie gebracht. Op het aanwezig hebben van harddrugs is nu een maximum gevangenisstraf gesteld van 6 jaar. Dat verandert in het wetsvoorstel naar een maximum gevangenisstraf van 8 jaar. Voor de opzettelijke handel en productie van harddrugs stijgt de maximum gevangenisstraf van 8 naar 12 jaar, voor de in- en uitvoer van harddrugs van 12 naar 16 jaar en voor het plegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van harddrugsdelicten van 6 naar 8 jaar.
Internationaal opererende misdaad
“De straffen voor harddrugsdelicten zijn afgelopen tijd vrijwel onveranderd gebleven. Ondertussen heeft Nederland zich ontwikkeld tot een grote producent van synthetische drugs en doorvoerland van harddrugs. Dit heeft een aanzuigende werking op de internationaal opererende misdaad en zet onze nationale veiligheid onder druk. Het gaat om criminelen voor wie afpersing, intimidatie en moorden bij het bedrijfsmodel horen. Met harddrugs is grof geld gemoeid en criminele bendes doen er alles aan om hun illegale handel verder te brengen. Door de maximum strafmaat op harddrugs bij de tijd te brengen, geven we een sterk signaal af dat dit type criminaliteit niet wordt getolereerd en krachtig wordt opgetreden‘’, aldus minister Yeşilgöz-Zegerius.
Sluitstuk aanpak van georganiseerde misdaad
Volgens minister Yeşilgöz-Zegerius is het bestraffen het sluitstuk in de aanpak van georganiseerde misdaad. Dit kabinet investeert fors in het voorkomen dat jongeren worden geronseld en onze economische infrastructuur wordt misbruikt door criminelen. Opsporingsdiensten delen harde klappen uit in het verstoren en oprollen van criminele netwerken dankzij het kraken van versleutelde communicatiediensten, zoals EncroChat, SkyECC en Exclu.
Zwaarste categorie drugscriminelen
Tegelijk is te zien dat het Openbaar Ministerie nu in zaken tegen de zwaarste categorie drugscriminelen met de strafeisen aan de bovenkant zit van het wettelijke maximum aan gevangenisstraffen. Rechters leggen in dergelijke zaken tevens zeer hoge straffen op, soms tot het wettelijke maximum. Meestal staan de verdachten van zware drugsdelicten ook terecht voor andere strafbare feiten, zoals deelneming aan een criminele organisatie, bedreiging, bezit van automatische vuurwapens en witwassen. In de loop der jaren zijn de strafmaxima voor dit soort samenhangende feiten in de georganiseerde misdaad wel al verhoogd.
Strafmaximum verhogen
Door nu ook het strafmaximum op harddrugsdelicten te verhogen, wordt meer ruimte en flexibiliteit geboden om te bepalen welke straf(eis) passend is gelet op de omstandigheden in specifieke zaken. Ook zal Nederland door de verhoging van de strafmaxima op harddrugsdelicten meer in de pas lopen met omringende landen als het gaat om de strafrechtelijke aanpak van zware drugscriminaliteit, veelal gepleegd in de context van een criminele organisatie.
Gebundelde financiering gericht op langdurige inzet voor kwetsbare gebieden
Er is in de periode 2023-2025 circa €256 miljoen beschikbaar vanuit de regeling Kansrijke Wijk voor de 20 kwetsbare gebieden verbonden aan het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV).
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
“In deze regeling hebben vier ministeries (OCW, SZW, VWS en BZK) de geldstromen gebundeld. Daardoor kunnen gemeenten er makkelijker een beroep op doen”, aldus minister Hugo de Jonge van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).
Preventie
Het geld is bedoeld voor de preventie van armoede en schulden, veerkracht en weerbaarheid, re-integratie, school en omgeving, de ontwikkeling van het jonge kind, een gezonde leefomgeving en voor programmaondersteuning. Voor het eind van het jaar gaat circa €53 miljoen naar de betrokken gemeenten.
Vier ministeries, één geldstroom
“Met deze regeling heeft het kabinet een eerste betekenisvolle stap gezet naar een (meer) gebundelde en langdurige inzet van financiële middelen in 20 kwetsbare gebieden”, schrijft minister Hugo de Jonge in een brief aan de Tweede Kamer.
Samenhangende aanpak
De betrokken burgemeesters van de 20 gebieden drongen eerder aan op één gebundelde geldstroom vanuit het Rijk voor minder bureaucratie en het borgen van een meer samenhangende aanpak op meerdere leefgebieden.
Specifieke Uitkering Kansrijke Wijk
Met de Specifieke Uitkering (SPUK) Kansrijke Wijk willen de betrokken ministeries de 20 gebieden van het NPLV ondersteunen. Deze gebieden, verspreid over Nederland, kampen met gestapelde problemen op het gebied van wonen, onderwijs, armoede, veiligheid en gezondheid. Met deze uitkering kunnen ze investeren in bijvoorbeeld het opleiden van energiefixers voor het bestrijden van energiearmoede, extra onderwijskrachten inzetten voor het terugdringen van onderwijsachterstanden en het maken van plannen voor een gezondere leefomgeving.
Integrale aanpak
Gemeenten in de NPLV-gebieden waarderen de integrale aanpak vanuit de SPUK-regeling. Zo reageerde Chris Schaapman, directeur van het Nationaal Programma Den Haag Zuidwest, eerder: “De problemen van bewoners – en belangrijker: de oplossingen – zijn niet met een schaartje op te knippen langs de lijnen van de ministeries. Ze vergen een langjarige en integrale aanpak en budget. De regeling voor kansrijke wijken is hierbij een belangrijke stap in de goede richting.”
Meer structurele vorm van financiering
Het kabinet heeft met de NPLV-gemeenten een langjarig commitment afgesproken voor de uitvoering van de lokale plannen. Langjarige zekerheid over de financiële inzet van het Rijk biedt continuïteit en zo kunnen de lokale partijen de uitvoering beter plannen en afstemmen.
Toekenning SPUK Kansrijke Wijk in NPLV-gebieden
Preventie van armoede en schulden
Breda Noord
Breda Noord gaat aan de slag met het vergroten van de financiële weerbaarheid van zowel jeugd als ouders. Zo gaat Breda Noord ambassadeurs inzetten om eigen ervaringen te delen. De boodschap: financiële problemen zijn oplosbaar en armoede kan doorbroken worden. De ambassadeurs verwijzen bewoners met financiële problemen door naar hulp en advies. Ook zet Breda de SPUK in om ontstaan van individuele geldzorgen, armoede en schulden te voorkomen.
Utrecht Overvecht
Utrecht Overvecht gaat voor het thema Ontwikkeling jonge kind met geld uit de SPUK onder andere aan de slag met het ondersteunen van moeders. De moeders krijgen een training in opvoedvaardigheden waarin ze ook van elkaar leren. Zo komen ze sterker in hun schoenen te staan, waardoor zij hun kind goed kunnen stimuleren in zijn ontwikkeling.
Veerkracht en weerbaarheid
Arnhem Oost gebruikt de SPUK onder andere om het Youth Cyber Team (YCT) te versterken en uit te breiden. Het YCT richt zich op het versterken van de digitale weerbaarheid en positieve identiteitsontwikkeling. 20 jongeren krijgen een training waarin ze leren over de gevaren van onder meer online radicalisering, nepnieuws en ondermijnende criminaliteit. Deze jongeren gaan vervolgens als rolmodellen aan de slag in de wijken Presikhaaf en Malburgen.
Re-integratie
Heerlen Noord werkt aan een ontwikkeltraject binnen de kaders van de Bovengrondse Vakschool. Kandidaten doen werkzaamheden op locatie bij een werkgever en krijgen daarbij een arbeidscontract aangeboden, in eerste instantie via het sociaalontwikkelbedrijf. Binnen het traject wordt gewerkt aan certificatie door een opleider. Na een jaar komt de kandidaat, bij wederzijdse instemming, in dienst bij de werkgever. Bij succes wordt de aanpak uitgebreid naar andere werkgevers en sectoren.
Integraal
Groningen Noord zet het integraal budget uit de SPUK in op activiteiten om meer mensen aan een betaalde baan te helpen (re-integratie én preventie van armoede en schulden). Zij intensiveren het werken met wijkbedrijven, die activiteiten uitvoeren gericht op activering, participatie, scholing en werk. Ook zetten ze individuele coaching in voor mensen en gezinnen in armoede door ervaringsdeskundige buddy’s. De coaching is gericht op het wegnemen van stress en het realiseren van perspectief.
Voorstel voor verbreding van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek
Met de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) kunnen gemeenten in uitzonderlijke gevallen selectief woningen toewijzen in een bepaald gebied als daar de leefbaarheid en veiligheid onder druk komt te staan.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
Evaluatie heeft geleid tot een beleidsreactie van minister Hugo de Jonge van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Hierin staat een aantal voorstellen voor aanpassingen van de wet dat naar de Tweede Kamer is gestuurd. Verder worden enkele mogelijkheden verkend om de wet inhoudelijk uit te breiden en breder inzetbaar te maken, zodat niet alleen stedelijke gebieden, maar ook andere gemeenten en (grens)regio’s meer kunnen ingrijpen als dat nodig is.
Meer mogelijkheden
“Niet alleen in kwetsbare stedelijke gebieden, maar ook in andere delen van het land staat de leefbaarheid onder druk en ervaren bewoners een stapeling van problemen. We moeten voorkomen dat die gebieden op nog meer op achterstand komen te staan. Daarom willen we gemeenten meer mogelijkheden geven om in te kunnen grijpen als dat nodig is”, aldus minister Hugo de Jonge.
Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek
Gemeenten kunnen onder bepaalde voorwaarden woningen selectief toewijzen aan huurders wanneer de bestaanszekerheid, leefbaarheid en veiligheid in een gebied onder druk staan. Gemeenten kunnen woningzoekenden in daarvoor aangewezen wooncomplexen, straten of wijken weigeren op basis van de aard van hun inkomen of op basis van crimineel of overlastgevend gedrag in het verleden. Ook kunnen gemeenten bepaalde doelgroepen (bijvoorbeeld leraren of zorgmedewerkers) voorrang geven. Deze maatregelen worden alleen ingezet als andere oplossingen onvoldoende soelaas bieden.
Meer balans
Burgemeester Jan Hamming uit Zaandam over de wet: “De Wbmgp is belangrijk voor Zaandam Oost. We werken aan het verbeteren van kansen voor onze kinderen op een succesvolle toekomst. Daarbij investeren we onder andere in onderwijs, werk, veiligheid en leefbaarheid. We zien dat in Zaandam Oost veel kwetsbare inwoners wonen en dat we alleen structureel stappen kunnen zetten als er meer balans komt in bijvoorbeeld het aantal inwoners met werk in een wijk. In Zaanstad geeft de wet ons al zes jaar een handvat hiervoor. Mede hierdoor komt er een nieuwe groep bewoners bij die een positieve invloed heeft op het geheel van de wijken. Er is veel draagvlak voor deze aanpak bij de huidige bewoners en nieuwe bewoners van de wijken”.
Verbreding inhoudelijk en geografisch
Naast het verkennen van een inhoudelijke verbreding, wordt onderzocht of een geografische verbreding van de Wbmgp mogelijk is. In bepaalde regio’s, vooral aan de randen van het land, staat de kwaliteit van wonen, werken en leven onder druk door een stapeling van problemen. De benodigde aanpak vraagt in veel gevallen, net zoals nu in steden, om uitzonderingsbeleid en bijzondere wetgeving. Hierover worden de komende tijd gesprekken gevoerd met de betrokken partijen in de stedelijke gebieden en in de regio’s, mede in het kader van het vervolg op het adviesrapport ‘Elke regio telt!’. Begin volgend jaar wordt de uitkomst van de verkenning met de Tweede Kamer gedeeld.
Aanpassing Wbmgp
De werking van de wet is geëvalueerd en daaruit blijkt dat gemeenten de wet een nuttige aanvulling vinden op het lokale palet aan middelen. Wel lopen gemeenten in de praktijk bij het selectief toewijzen van woningen tegen een aantal knelpunten op. Op basis van aanbevelingen stelt de minister in een beleidsreactie een aantal wetsaanpassingen aan de Tweede Kamer voor. Bijvoorbeeld dat een bewoner zonder een eigen inkomen bij een verhuizing binnen de aangewezen buurt, voortaan geen belemmering meer moeten ondervinden van de maatregel en de binding met de buurt kan behouden. Ook gaan er voor een aangewezen buurt gelijke toegangscriteria gelden voor zowel nieuwkomers als voor woningzoekenden die al langer in de regio wonen.
Woningzoekenden weren
Daarnaast wordt het voor gemeenten mogelijk gemaakt om woningzoekenden te weren, die eerder hulpverleners en andere professionals hebben bedreigd en geïntimideerd in een aangewezen buurt. Gemeenten moeten bij de screening van woningzoekenden op overlast of criminaliteit, naast politiegegevens, ook andere bronnen kunnen meewegen. Zoals bestuursrechtelijke sancties voor bijvoorbeeld woonoverlast, illegale verhuur en woningonttrekking door prostitutie of hennepteelt.
Kabinet wil bestaanszekerheid vergroten door vereenvoudigen inkomensondersteuning
Het kabinet wil het stelsel van inkomensondersteuning vereenvoudigen, om zo de bestaanszekerheid en de (arbeids)participatie van mensen te verbeteren. Het huidige stelsel is erg complex geworden voor veel mensen die daarvan afhankelijk zijn, schrijft minister Schouten voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen samen met andere betrokken bewindslieden in een brief aan de Tweede Kamer. Met het programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen (VIM) verkent het kabinet – naast de lopende inspanningen op dit terrein – verdere vereenvoudigingen voor zowel de korte, middellange als de lange termijn.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
Door de vele regelingen, verschillende uitvoerders en ingewikkelde voorwaarden zijn mensen onzeker over hun rechten, plichten en hun inkomen. Hierdoor gebruiken zij regelingen niet en krijgen zij te maken met terugvorderingen en schulden. Ook durven zij de stap naar (meer) werk niet altijd te zetten. Om deze situatie te verbeteren, wil het kabinet allereerst oplossingen uitwerken voor een aantal urgente knelpunten. Ze raken aan meerdere domeinen en kunnen uitkomst bieden voor een grote groep mensen. De knelpunten volgen uit gesprekken met uitvoeringsorganisaties, lokale overheden en publieke en maatschappelijke organisaties, zoals de Nationale ombudsman en de Landelijke Cliëntenraad.
Terugbetalen
Het gaat bijvoorbeeld om mensen met een beperking die veel geld kwijt zijn aan zaken als zorg, wonen en vervoer. In combinatie met een laag inkomen en ingewikkelde regelingen kunnen zij nu onder het bestaansminimum terechtkomen. Een ander knelpunt betreft situaties waarbij mensen te veel ontvangen uitkering moeten terugbetalen. Wanneer dit in twee belastingjaren speelt, kan dit leiden tot problemen. Dit komt omdat uitkeringsbedragen bruto worden teruggevorderd, terwijl mensen deze bedragen netto ontvangen.
Stapeling van regelingen
Ook krijgen huishoudens voor de aanvulling van hun inkomen soms te maken met een stapeling van regelingen bij UWV en gemeente. Dit leidt tot extra complexiteit en mogelijk tot niet-gebruik. Daarnaast spelen er knelpunten bij de beloning van vrijwilligerswerk en als mensen bijvoorbeeld toeslagen moeten terugbetalen wanneer zij werk aanvaarden. Dit kan ertoe leiden dat zij de stap niet durven te zetten om vanuit de uitkering aan de slag te gaan.
Scenario’s voor een volgend kabinet
Naast deze kortetermijnacties zet het kabinet ook stappen om te komen tot een begrijpelijker en eenvoudiger toekomstig stelsel van inkomensondersteuning. Het programma VIM ontwikkelt hiervoor een plan met scenario’s en verschillende fundamentele en realistische oplossingen. Het kijkt daarbij naar bestaande onderzoeken, lopende vereenvoudigingstrajecten en goede voorbeelden in andere landen. Ook betrekt het inzichten van wetenschappers en dwarsdenkers uit de samenleving. Het is aan het volgende kabinet om deze scenario’s en oplossingen te overwegen en uit te voeren.
Positie van sekswerkers wordt verbeterd
Sekswerkers worden door vooroordelen over het werk te vaak niet behandeld zoals andere werkenden. Daarom wordt de sociale en juridische positie van sekswerkers verbeterd. Dat staat in de aanpak die staatssecretaris Van der Maat van Justitie en Veiligheid, mede namens minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Deze aanpak is ontwikkeld in nauwe samenwerking met de seksbranche.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
Bankrekeningen en verzekeringen
Sekswerkers die een zakelijke bankrekening willen aanvragen, worden nu vaak geweigerd door het risico op witwassen. Ook verzekeringen afsluiten is voor sekswerkers niet vanzelfsprekend. Met de aanpak zijn sekswerkers, banken en verzekeraars bij elkaar gebracht om afspraken te maken over het openen van zakelijke bankrekeningen en verzekeringen voor sekswerkers.
Vooroordelen
In het dagelijks leven van sekswerkers spelen vooroordelen een grote rol. Zo komt het voor dat artsen zonder aanleiding sekswerkers aanmoedigen om te stoppen met het werk of worden medische klachten onterecht gekoppeld aan het werk. Met de online cursus ‘hulp en zorg aan sekswerkers’ die wordt aangeboden aan zorgverleners moeten deze vooroordelen weggenomen worden.
Sekswerkers voelen zich door vooroordelen ook niet altijd serieus genomen door de politie. Mede hierdoor doet slechts een op de vijf sekswerkers aangifte van geweld tijdens het werk. Daarom ontwikkelt de politie een lesmodule voor agenten in opleiding die moet zorgen voor meer kennis over sekswerkers, zodat vooroordelen verdwijnen. Daarnaast worden sekswerkers beter geïnformeerd over hun rechten en plichten bij het doen van aangifte. Ook bij gemeenteambtenaren zetten we in op het vergroten van kennis over sekswerkers om vooroordelen weg te nemen. Samen moeten we ervoor zorgen dat vooroordelen over sekswerk verdwijnen.
Ministerraad stemt in met hoger strafmaximum voor deelneming aan een terroristische organisatie
De ministerraad heeft op voorstel van minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid ingestemd met het naar de Tweede Kamer sturen van een wetsvoorstel om de maximale gevangenisstraf voor deelneming aan een terroristische organisatie die het plegen van de meest ernstige terroristische misdrijven beoogt, te verhogen van 15 naar 20 jaar.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
Nu de Raad van State zich over het wetsvoorstel heeft gebogen, is de Tweede Kamer de volgende stap. Het wetsvoorstel richt zich op deelnemers van terroristische organisaties die terroristische misdrijven plegen waarop een levenslange gevangenisstraf is gesteld. Het gaat dan bijvoorbeeld om het plegen van aanslagen en ander ernstig terroristisch geweld.
Belangrijk signaal
Minister Yeşilgöz-Zegerius: “Het verhogen van het strafmaximum van 15 naar 20 jaar geeft een belangrijk signaal af aan mensen die zich willen aansluiten bij terroristische organisaties die door middel van het meest grove en destructieve geweld hun ideologie aan anderen willen opleggen. De deelnemers zijn medeverantwoordelijk. Daar hoort wat mij betreft een straf bij die dat nog duidelijker maakt.”
De rol van deelnemers
Deelnemers zijn van groot belang voor terroristische organisaties. Om hun doelen te bereiken zijn terroristische organisaties afhankelijk van deelnemers. Deelnemers aan terroristische organisaties leveren een onmisbare – en onmiskenbare – bijdrage aan de misdadige doelen van die organisatie. Dat doen zij onder meer door het voorbereiden, ondersteunen of plegen van bijvoorbeeld aanslagen.
Strafmaximum
Op dit moment geldt een strafmaximum van 15 jaar voor deelname aan een terroristische organisatie. Dat strafmaximum is sinds 2004 niet meer gewijzigd, ondanks de ontwikkelingen die zich de afgelopen circa twintig jaar hebben voorgedaan. Daarom wil de minister van Justitie en Veiligheid het strafmaximum nu aanpassen. Het strafmaximum voor het leidinggeven aan een terroristische organisatie wordt niet verhoogd. Daarvoor geldt immers al het hoogste strafmaximum (levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste 30 jaar).
Minister Yeşilgöz in de VAE voor verdere aanpak georganiseerde misdaad
Nederland en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) willen verder doorpakken in de strijd tegen de internationale georganiseerde criminaliteit. Minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid heeft deze week tijdens een bezoek aan de VAE met de minister van Binnenlandse Zaken van het land, Zijne Hoogheid Sheikh Saif bin Zayed Al Nahyan, hierover afspraken gemaakt in een Memorandum of Understanding (MoU). Ze hebben afgesproken de samenwerking tussen de politiediensten van beide landen verder te versterken gezien de dreiging die uitgaat van de georganiseerde misdaad. Hierbij is ook bijzondere aandacht voor de ontwrichtende werking van witwaspraktijken en ondergronds bankieren op de samenleving.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.
Per 1 augustus 2023 zijn al 2 bilaterale verdragen tussen Nederland en de VAE in werking getreden; 1 over rechtshulp en 1 over uitlevering. Deze verdragen zijn van groot belang in de samenwerking die de afgelopen jaren is opgebouwd tussen Nederland en de VAE in de aanpak van de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit. Dankzij de bilaterale afspraken kunnen de opsporingsdiensten van beide landen sneller op elkaars verzoeken reageren en informatie uitwisselen om criminele netwerken op te rollen. Over de goede uitvoering heeft minister Yeşilgöz deze week ook met haar ambtgenoot de minister van Justitie van de VAE, Zijne Excellentie Abdullah bin Sultan bin Awad Al Nuaimi, gesproken.
Criminele netwerken verder aanpakken
Dit is een strijd tegen criminele krachten die onze samenleving bedreigen met intimidatie en geweld. Tegelijk proberen ze met hun illegaal verkregen vermogen onze goede economie te corrumperen. Alleen door meer met andere landen samen te werken, kunnen we internationaal opererende criminele netwerken verder aanpakken. Ik ben de autoriteiten van de VAE zeer erkentelijk voor de goede samenwerking. Met de afspraken die we nu hebben gemaakt, kunnen we verder doorpakken om de criminele machtsstructuren en hun netwerken voor ondergronds bankieren kapot te maken aldus minister Yeşilgöz.
Samenwerking politiediensten
In het MoU is afgesproken de samenwerking specifiek tussen de politiediensten van Nederland en de VAE verder te verdiepen. Daarvoor wordt de komende tijd uitgewerkt hoe de politie van beide landen meer gebruik kunnen maken van elkaars expertise. Bijvoorbeeld in de aanpak van witwaspraktijken, ondergronds bankieren en cryptocrime. Criminelen mijden het reguliere financiële stelsel vaak om onder de radar te blijven. Zij werken via een parallel ondergronds betalingssysteem. Over en weer worden criminele transacties met elkaar verrekend en wordt illegaal verkregen vermogen razendsnel over de grens weggezet; vaak in de vorm van crypto’s, in vastgoed en via goederen- en handelsstromen. Door meer samen op te trekken en kennis te delen kunnen de politiediensten van beide landen illegale patronen sneller herkennen en aanpakken.
International Security Alliance
Daarnaast heeft minister Yeşilgöz in de VAE deelgenomen aan de International Security Alliance, waar met diverse andere landen in de wereld is gesproken over samenwerking breder op het terrein van veiligheid. Zo is ook lang gesproken over het tegengaan van terrorisme en radicalisering. Het gaat zowel om een front tegen terreur als een front tegen de georganiseerde misdaad internationaal. De minister heeft tijdens de conferentie verder aangeboden om een kennissessie te organiseren met opsporingsdiensten over de internationale aanpak van ondergronds bankieren. Ook heeft Yeşilgöz tijdens de conferentie apart nog gesproken met haar collega-minister van Binnenlandse Zaken professor dr. Muhammad Faishal Ibrahim van Singapore, omdat dit land een belangrijke handelspartner van Nederland is in Azië. Criminelen maken graag misbruik van reguliere goederen- en handelsstromen. Daarom is ook Singapore volgens minister Yeşilgöz een belangrijke partner om de samenwerking mee te versterken in de strijd tegen georganiseerde misdaad.
Gezamenlijke aanpak mensenhandel verbeterd
Mensenhandel is één van de meest mensonterende vormen van criminaliteit en een grove schending van mensenrechten. Daarom stuurt het kabinet vandaag, op de Europese dag tegen Mensenhandel, het vernieuwde programma Samen tegen Mensenhandel naar de Kamer. In dit programma maken gemeenten, politie, Openbaar Ministerie, partners in de zorg, ngo’s, verschillende ministeries een gezamenlijke vuist tegen mensenhandel. Hier stelt het kabinet elk jaar € 2 miljoen voor beschikbaar.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
Betere bewustwording
Mensenhandel wordt onvoldoende herkend in de maatschappij en is vaak dichterbij dan je denkt. Denk aan iemand die online gedwongen wordt tot seks of iemand die werkt in mensonterende omstandigheden. We moeten er daarom voor zorgen dat bijvoorbeeld docenten of zorgmedewerkers die signalen van mensenhandel tegenkomen in hun werk mensenhandel beter herkennen. Want als zij signalen eerder zien en melden, kan er eerder ingegrepen worden. Daarom zetten we via campagnes in op meer kennis over mensenhandel.
Vergroten meldingsbereidheid
Het moet duidelijker worden waar je informatie over mensenhandel kan vinden en een melding kan doen. We gaan daarom werken aan een centraal informatiepunt over mensenhandel. Door het doen van een aangifte gemakkelijker te maken, moet ook het aantal aangiftes van mensenhandel omhoog.
Zorg voor slachtoffers
De zorg voor slachtoffers van mensenhandel wordt verbeterd. Slachtoffers vallen nu te vaak tussen wal en schip en krijgen niet de juiste hulp. Bijvoorbeeld omdat onduidelijk is welke hulp waar geboden wordt. Daarom wordt per regio gewerkt aan een duidelijk overzicht van opvang en hulp voor slachtoffers. Zo kan elk slachtoffer de juiste zorg krijgen.
Betere samenwerking
Organisaties die betrokken zijn in de aanpak tegen mensenhandel moeten beter samen gaan werken. Daarom wordt er gewerkt aan een meer eenduidige werkwijze. Zo moet er in 2026 in elke regio een ketenregisseur zijn met dezelfde taken. Deze mensen zijn een spin in het web als het om mensenhandel gaat en brengen bijvoorbeeld politie, Openbaar Ministerie en het ministerie bij elkaar in de aanpak van mensenhandel.
Experiment digitale meldplicht voor gebiedsverboden in Rotterdam, Leeuwarden en Utrecht
De gemeenten Rotterdam, Leeuwarden en Utrecht gaan experimenteren met de digitale meldplicht voor overlastgevende voetbalsupporters. Hiermee kunnen gemeentes controleren of relschoppers met een gebiedsverbod zich daaraan houden. Tijdens het experiment wordt gebruik gemaakt van een klein draagbaar kastje: de Mini-ID, waarmee via het lezen van een vingerafdruk wordt voldaan aan de meldplicht. In het experiment testen we het meldproces en de techniek. Het experiment gaat naar verwachting in november van start.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de opleiding aanpak voetbal gerelateerde incidenten.
Fysieke meldplicht
De burgemeester kan een bestuursrechtelijk gebiedsverbod opleggen aan mensen die de openbare orde hebben verstoord. De burgemeester kan hier een meldplicht aan verbinden om ervoor te zorgen dat iemand zich niet in het verboden gebied begeeft. Bijvoorbeeld in de buurt van een voetbalstadion waar op dat moment een wedstrijd wordt gespeeld. Nu moeten personen met een meldplicht zich nog op een bepaald tijdstip melden op het politiebureau. In de praktijk wordt een fysieke meldplicht nu weinig opgelegd, omdat het beschouwd wordt als een zwaar middel dat disproportioneel kan zijn ten opzichte van de overtreding, en omdat het beslag legt op de capaciteit van de politie die op locatie de meldplichtige moet ontvangen en registreren
Digitale meldplicht
Een digitale meldplicht is wettelijk al mogelijk maar wordt in de praktijk nog niet opgelegd omdat de techniek nog in ontwikkeling is. Het ministerie van Justitie en Veiligheid gaat samen met de gemeenten Rotterdam, Leeuwarden en Utrecht deze techniek testen met het experiment Mini-ID. Met dit kleine, draagbare kastje kunnen meldplichtigen zich melden en wordt geregistreerd als iemand zich niet aan het gebiedsverbod houdt. Identificatie van de meldplichtige vindt vooraf plaats door middel van een vingerafdruk. In het experiment wordt gekeken naar onder meer de betrouwbaarheid van het systeem, veiligheid en privacy van de gebruikers.
Het experiment
In de eerste fase van het experiment gaan 10 vrijwilligers van de deelnemende organisaties de Mini-ID bij zich dragen. Zij krijgen een fictief gebiedsverbod en moeten zich in een periode van twee maanden op bepaalde momenten melden. In deze fase testen de proefpersonen de technische en organisatorische werking van de Mini-ID. In de tweede testfase gaan personen die daadwerkelijk een gebiedsverbod met een meldplicht hebben de Mini ID gebruiken. In deze fase nemen naast proefpersonen meldplichtigen deel uit de drie gemeenten die daadwerkelijk een gebiedsverbod in combinatie met een meldplicht opgelegd krijgen.