Minister Schouten wil schuldhulpverlening sneller en beter toegankelijk maken

Schuldhulpverlening duurt te lang en te weinig mensen melden zich voor hulp bij de gemeente als ze met problematische schulden kampen. Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) gaat daarom de duur van schuldhulpverleningstrajecten bij gemeenten verkorten tot anderhalf jaar en de drempel naar de gemeentelijke hulp verlagen. Op die manier wil de minister bereiken dat meer mensen hulp krijgen en dat zij sneller van hun schulden af zijn.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Mensen lopen lang door met hun schulden voordat zij aan de bel trekken. Vervolgens duurt het nog drie jaar voordat zij een schuldhulptraject hebben doorlopen en weer vooruit kunnen kijken. Tijdens deze periode moeten zij lange tijd van het absolute minimum zien rond te komen. Dat trekt een zware wissel op mensen, waardoor velen het traject niet volhouden en de financiële problemen juist groter worden. Ik wil dat we er eerder bij zijn bij geldzorgen en dat mensen zo snel mogelijk weer verder kunnen met hun leven, aldus minister Schouten.

Saneringskredieten

Schouten wil een snellere aflossing van schulden onder meer bereiken door alle gemeenten saneringskredieten te laten inzetten. Hierbij neemt de gemeente de schulden over van schuldeisers waarmee de totale schuld wordt afgelost tegen finale kwijting. Huishoudens lossen dan nog maar af bij één schuldeiser, namelijk de gemeente of de kredietbank. Dit geeft rust en verkort de duur van de schuldhulpverlening. Het kabinet heeft in 2021 een Waarborgfonds ingesteld dat het risico voor gemeenten bij het afgeven van deze kredieten afdekt. Op dit moment heeft ongeveer driekwart van de gemeenten de mogelijkheid om deze kredieten in te zetten. De minister kijkt ook naar mogelijkheden om mensen met problematische schulden die bij de overheid bekend zijn proactief te benaderen voor hulp, te beginnen met de mensen die hun zorgverzekering niet kunnen betalen en bij het CAK bekend zijn.

Preventie

De verwachting is dat het aantal huishoudens met schulden de komende periode zal toenemen als gevolg van de energiecrisis. Schouten wil er voor zorgen dat huishoudens met beginnende geldzorgen eerder in beeld komen bij hulpverleners, om te voorkomen dat de schulden hoog oplopen. Het kabinet heeft vorig jaar op Prinsjesdag structureel veertig miljoen euro vrijgemaakt voor onder meer betere vroegsignalering van schulden door gemeenten. Hierbij krijgt de gemeente van energieleveranciers, zorgverzekeraars, woningverhuurders en drinkwaterbedrijven informatie over betalingsachterstanden van hun klanten. Gemeenten bieden vervolgens hulp aan. Gemeenten kunnen met deze extra middelen meer inwoners met geldzorgen persoonlijke hulp aanbieden.

Geldfit

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is eind vorig jaar met Geldfit een offensief gestart om mensen met geldzorgen te wijzen op de beschikbare ondersteuning en aan te moedigen de stap naar hulp te zetten. Mensen kunnen anoniem bellen met de hulplijn van Geldfit, wat de drempel om hulp te zoeken verlaagt. Met extra middelen van het kabinet heeft Geldfit dit jaar de capaciteit van het nummer 0800-8115 verhoogd, zodat deze ook bij de verwachte verdere stijging van het aantal hulpvragen goed bereikbaar blijft.

Schuldsanering

De plannen van minister Schouten om de duur van de schuldhulpverlening bij gemeenten te halveren van drie naar anderhalf jaar sluiten aan bij de kortere periode van schuldsanering bij de rechter waartoe de Tweede Kamer eerder deze maand heeft besloten. Ook die termijn wordt in principe gehalveerd tot anderhalf jaar. Schuldsanering bij de rechter is aan de orde wanneer het afspreken van een schuldregeling via de gemeente niet lukt. De verkorting van de periode van schuldsanering wordt in wetgeving vastgelegd. Het beperken van de duur van een gemeentelijke schuldregeling, waarvoor in principe geen wetswijziging nodig is, zal idealiter gelijktijdig doorgevoerd worden.


Landelijke regie op om- en afbouw gesloten jeugdhulp, aantal plaatsingen bijna gehalveerd

Met het uitvoeringsplan voor de om- en afbouw van de gesloten jeugdhulp zet staatssecretaris Van Ooijen (VWS) in op landelijke regie voor kwetsbare jongeren die bescherming en veiligheid nodig hebben. In 2025 moet de gesloten jeugdhulp volledig kleinschalig werken en de beweging maken naar nul gesloten plaatsingen in 2030. Die beweging is al fors ingezet, dankzij de inzet van bevlogen professionals. Sinds 2017 is het aantal gesloten plaatsingen op jaarbasis al bijna gehalveerd. Ook is het aantal plaatsen in gesloten instellingen de afgelopen jaren fors afgenomen en zijn nieuwe kleinschalige plaatsen gecreëerd.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Heldere routekaart

Staatssecretaris Van Ooijen: “Het Rijk, gemeenten, aanbieders en jongeren zelf zijn het allemaal eens dat we toe moeten naar jeugdhulp die kleinschalig, zoveel mogelijk open en zo thuis mogelijk georganiseerd is. Met als doel menswaardige en liefdevolle zorg voor kwetsbare jongeren. Ik ben blij te zien dat die beweging stevig is ingezet. Dat hebben we vooral te danken aan de enorme inzet van jeugdzorgprofessionals. Mijn complimenten! Samen zetten we nu de volgende stap om deze beweging in de praktijk verder te brengen. Ik heb al vaker gezegd dat de zorg voor de meest kwetsbare kinderen het beste geregeld moet worden en daarvoor meer centraal moet worden georganiseerd. Daarom pakken we op landelijk niveau de regie.”

Perspectief jongeren een volwaardige plek

Er is brede overeenstemming over de om- en afbouw van de gesloten jeugdzorg. Dit uitvoeringsplan is het resultaat van die overeenstemming tussen het Rijk, de VNG, jeugdzorgaanbieders en jongeren zelf. Het perspectief van jongeren is nadrukkelijk betrokken bij de totstandkoming van het plan. In de uitvoering zelf krijgen jongeren een volwaardige plek, onder andere in de vorm van jongerenpanels. Voor de participatie van jongeren wordt o.a. samengewerkt met het Jeugdwelzijnsberaad en ExpEx. Het gaat dan zowel om de jongeren die nu in de gesloten jeugdhulp verblijven als om ervaringsdeskundigen.

Landelijke regie

In het plan staan duidelijke afspraken met gemeenten en aanbieders over wat nodig is voor een goede af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp, hoe de verantwoordelijkheden zijn verdeeld en wat de planning is. Zo is afgesproken dat de afbouw van gesloten jeugdhulp en opbouw van alternatieven plaatsvindt op het niveau van de jeugdregio’s. Gemeenten en aanbieders werken samen met professionals en jongeren aan een passend zorgaanbod. Landelijk nemen het ministerie van VWS en de VNG de regie op de voortgang in en de samenhang tussen de regio’s. Ook wordt landelijk ingezet op het versterken van kwaliteit van de zorg, de beschikbaarheid van onderwijs voor deze kinderen en het omgaan met vrijheidsbeperkende maatregelen.

Plaatsen en plaatsingen gesloten jeugdhulp nemen af

Het aantal kinderen in gesloten jeugdhulp blijft de afgelopen jaren afnemen. Sinds 2017 is het jaarlijkse aantal gesloten plaatsingen bijna gehalveerd. Het aantal plaatsen in gesloten instellingen is dan ook fors afgenomen, van 994 plaatsen in 2020 naar 696 in 2022. Tegelijkertijd zijn 50 nieuwe plaatsen gecreëerd in een kleinschalige setting. Het zorgaanbod en de organisatie daarvan moeten goed bij deze beweging aansluiten: de continuïteit van zorg voor kwetsbare kinderen is immers essentieel. De afname van het aantal gesloten plaatsingen en het aantal plaatsen heeft voor zorgaanbieders ook grote financiële gevolgen. Dat vraagt om een gecontroleerde afbouw om te voorkomen dat jongeren tussen wal en schip raken.


Betere hulp voor gezinnen met meerdere problemen

Om mensen met meerdere problemen beter te kunnen helpen is de Wet aanpak meervoudige problematiek in het sociaal domein (Wams) bij de Tweede Kamer ingediend. De Wams regelt dat gemeenten de wettelijke mogelijkheid krijgen om tot een gecoördineerde aanpak te komen voor mensen of gezinnen met meerdere problemen. Zo kan die hulp goed op elkaar worden afgestemd. Met dit wetsvoorstel kan ervoor gezorgd worden dat gemeenten en andere betrokken organisaties die deze gezinnen helpen, makkelijker gegevens kunnen uitwisselen.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Staatssecretaris Van Ooijen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: “Sommige gezinnen hebben meerdere problemen waar verschillende organisaties voor naar een oplossing zoeken. Denk aan de situatie waarbij het verstandig is als een ouder thuis blijft voor de kinderen, maar dat vanwege de bijstand wordt ingezet op werk. Of een oudere mevrouw die zorgt voor haar echtgenoot met beginnende dementie, maar door een ongeluk die hulp niet meer kan bieden. Met de Wams lukt het gemeenten en organisaties straks beter om de problemen in samenhang op te lossen waardoor deze mensen beter kunnen worden geholpen.”

Noodzakelijke wijzigingen

Het helpen van mensen met meerdere problemen binnen het sociaal domein vraagt veel van gemeenten en professionals: alle partijen moeten goed samenwerken om tot een gezamenlijke oplossing te komen. Op dit moment is gegevensuitwisseling tussen deze partijen juridisch onvoldoende geregeld. Dit zorgt ervoor dat een onderling afgestemde aanpak van de problematiek vaak niet lukt. Dit is een van de belangrijkste knelpunten die de Wams straks oplost. Daarnaast zorgt het er ook voor dat mensen niet steeds dezelfde gegevens aan de gemeente hoeven te verstrekken. De uitwisseling van gegevens is overigens wel aan voorwaarden verbonden: alleen die gegevens die nodig zijn om gezamenlijk tot een gecoördineerde aanpak te komen mogen worden gedeeld. Bovenal worden de mensen om wie het gaat altijd betrokken.

Dienstverlening voor het sociaal domein

Om de Wams goed te kunnen laten werken is het nodig dat de dienstverlening voor het sociaal domein bij gemeenten op de juiste wijze is ingericht. Zo moeten onder andere de loketten voor zorg, jeugdhulp, bijstand, schuldhulpverlening en maatschappelijke ondersteuning goed kunnen samenwerken. Dit is in veel gemeenten nog niet het geval. Daarnaast kan afstemming ook nodig zijn met partijen buiten de gemeente zoals zorg- en onderwijsinstellingen en politie. De Vereniging Nederlandse Gemeenten, de Rijksoverheid en andere betrokken organisaties werken samen om gemeenten te ondersteunen bij een inrichting van hun integrale dienstverlening. De beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel is op 1 januari 2024.


Douane onderschept fors meer drugs in de post

De douane heeft in 2022 bijna 27.000 keer drugs in beslag genomen in de uitgaande post. Dat is fors meer dan de 15.500 keer dat de douane in 2021 drugs in de post onderschepte. Het grootste deel van de inbeslagnames bestaat uit XTC/MDMA die vanuit Nederland naar landen als de Verenigde Staten en Australië wordt gesmokkeld. Dat blijkt uit de drugscijfers 2022 die de douane vandaag bekend heeft gemaakt.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.

De stijging van het aantal inbeslagnames kan het gevolg zijn van de intensievere controles van de douane op drugs in de post. Daarnaast speelt mogelijk een rol dat in 2022 het aantal dancefeesten wereldwijd weer is toegenomen na het coronajaar 2021. De smokkel in pakketpost neemt juist licht af. In pakketten trof de douane in 2022 in totaal ruim 116 kilo XTC/MDMA aan, tegenover 172 kilo in 2021. Drugs versturen per briefpost kan anoniemer dan via een pakket. Daarom kiezen smokkelaars mogelijk vaker voor briefpost. Behalve XTC treft de douane ook steeds vaker LSD aan in de post. Het aantal inbeslagnames van LSD is bijna verdubbeld, van ruim 1.600 naar bijna 3.200 keer.

Bijdrage aan aanpak ondermijnende criminaliteit

“Met het onderscheppen van drugs levert de douane een belangrijke bijdrage aan de aanpak van de ondermijnende criminaliteit”, zegt staatssecretaris Aukje de Vries van Toeslagen en Douane. “Criminele drugshandelaren worden steeds meedogenlozer en de gevolgen hiervan worden steeds breder voelbaar in de maatschappij. Met elke gram die we in beslag nemen, worden criminelen geraakt in hun inkomsten en wordt de samenleving een stukje veiliger.”

In beslag genomen drugs

In 2022 heeft de douane in totaal 29.808 keer drugs onderschept. Bij elkaar ging het om 64.383 kilo. In omvang vormt cocaïne het grootste deel van de vangsten. Hoewel het aantal vangsten van cocaïne met ruim 160 nagenoeg gelijk was aan 2021 daalde het aantal kilo’s tot ruim 51.447 kilo cocaïne. In 2021 ging het om 71.796 kilo. Bij alle andere drugssoorten constateert de douane een stijging in het aantal in beslag genomen kilo’s. Zo nam de douane 2.611 kilo heroïne in beslag, ten opzichte van 1.734 kilo een jaar eerder. Het aantal in beslag genomen kilo’s marihuana nam toe van 734 in 2021 naar 5.492 in 2022. De meeste drugs werd afgelopen jaar onderschept in de haven van Rotterdam en op luchthaven Schiphol. Ook in de andere zeehavens en vliegvelden onderschepte de douane in 2022 drugs.

Drugs met bestemming Nederland

Uit de drugscijfers 2022 blijkt verder dat er vorig jaar in het buitenland veel meer cocaïne met bestemming Nederland in beslag is genomen dan in 2021. In totaal hebben Zuid-Amerikaanse douane- en politiediensten in 2022 bijna 110 ton cocaïne in beslag genomen met als bestemming Nederland. In 2021 ging het nog om 41 ton. De Nederlandse douane werkt steeds meer samen met andere landen. Zo gaan er scanbeelden worden uitgewisseld met Brazilië en België, en komen er liaisons in Zuid-Amerikaanse landen.

Rip-off

De douane ziet dat cocaïne vooral gesmokkeld wordt met zogeheten rip-off. Dat betekent dat de cocaïne niet in de lading verwerkt wordt, maar bijvoorbeeld aan een legale lading in een container wordt toegevoegd. Dan stoppen smokkelaars bijvoorbeeld een sporttas met cocaïne tussen de lading, in plaats van dat ze de drugs in het product of de verpakkingsmaterialen verwerken. Deze ontwikkeling constateert de douane zowel bij scheepsladingen als in de luchtvracht.


Gewijzigd wetsvoorstel regulering sekswerk in consultatie

Sekswerkers moeten op een veilige en gezonde wijze hun werk kunnen doen. Misstanden, uitbuiting en dwang moeten we tegengaan. Hiervoor is meer zicht nodig op de branche. Een vergunningsplicht voor prostituees en exploitanten en meer uniforme regels helpen daarbij. Dit staat in het wetsvoorstel regulering sekswerk waarop een wijziging in consultatie gaat.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.

Bestaand wetsvoorstel

Het bestaande wetsvoorstel bestaat in de kern uit een vergunningsplicht voor seksbedrijven en prostituees. Deze vergunning wordt opgenomen in een landelijk register. Zo wordt het toezicht op de branche vergroot.

Gewijzigd wetsvoorstel

Onderdeel van de aanvraagprocedure voor een prostitutievergunning is het voeren van een gesprek met gespecialiseerde ambtenaren van de gemeente. Tijdens dit gesprek worden onder andere de rechten en plichten van de prostituee besproken. Ook wordt er gekeken naar de mate van zelfredzaamheid en de aanwezigheid van dwang. De wijziging regelt dat een jaar na afgifte van de prostitutievergunning een verplicht herhaalgesprek wordt gevoerd. Met dit extra gesprek kan een completer beeld geschetst worden van de mate van zelfredzaamheid van de prostituee en eventuele aanwezigheid van dwang gedurende de gehele vergunningsperiode.

Bestuurlijke boete

De wijziging regelt daarnaast dat de bestuurlijke boete voor een prostituee die zonder vergunning werkt, wordt geschrapt. Op deze manier hoeven prostituees op dit punt geen belemmering te voelen om bij misstanden melding of aangifte te doen. Klanten van niet-vergunde prostituees zijn strafbaar, tenzij de klant een melding maakt van een misstand. Zij moeten deze melding binnen 24 uur en uit eigen beweging doen bij bijvoorbeeld de politie.


Gevangenis in Vught krijgt eigen zittingszaal

Er komt een zittingszaal binnen de muren van de penitentiaire inrichting in Vught. Hierdoor kunnen onderdelen van strafzaken straks binnen de gevangenis plaatsvinden en hoeven gedetineerden uit de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) minder vaak voor zittingen naar de rechtbank te worden gebracht. De gevangenis in Vught wordt de tweede locatie in Nederland waar berechting en detentie op één plek samenkomen, naast het Justitieel Complex Schiphol.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.

Dat schrijft minister Weerwind (Rechtsbescherming) in een brief aan de Tweede Kamer. Gedetineerden met een extreem risico op bijvoorbeeld een gewelddadige poging tot bevrijding of liquidatie worden voor hun strafzaak naar de rechtbank gebracht in colonnes van gepantserde voertuigen die met verhoogde snelheden, zwaailichten en sirenes rijden. Dit zorgt voor ernstige verkeersoverlast en grote veiligheidsrisico’s.

“Door recht te spreken binnen de muren van de penitentiaire inrichting in Vught vergroten we de veiligheid voor de samenleving,’’ aldus minister Weerwind.

Het gaat om een kleine zittingszaal waar onderdelen van strafzaken kunnen plaatsvinden. De rechter beslist uiteindelijk welke delen van een strafzaak plaatsvinden in de zittingszaal in Vught. Publiek en media kunnen zittingen binnen de gevangenis in Vught bijwonen. Omdat het een kleine zittingszaal betreft, is de ruimte wel beperkt. Bij grote belangstelling zullen zittingen daarom ook elders via een videoverbinding te volgen zijn. De realisatie van de nieuwe zittingszaal in Vught kost 15 miljoen euro en is reeds gestart. De opleveringsdatum is nog niet bekend. Eerder maakte minister Weerwind al bekend dat er in de EBI een videovoorziening komt, zodat de gedetineerden ook digitaal aan hun zitting kunnen deelnemen.


Kabinet presenteert actieprogramma tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld

Samen met de samenleving en vele verschillende organisaties wil het kabinet seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld aanpakken. Onder meer met wet- en regelgeving, publiekscampagnes, het realiseren van een veilige werkomgeving, de rol van omstanders en goede hulpverlening moet dit maatschappelijke probleem worden bestreden. Seksueel grensoverschrijdend gedrag en geweld passen niet in een veilige samenleving waarin we op een gelijkwaardige manier met elkaar omgaan. Dat schrijven minister Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een brief aan de Tweede Kamer. Voor het actieprogramma wordt de komende jaren 11 miljoen euro vrijgemaakt.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Doel van het actieprogramma

Het doel van het actieprogramma is om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld tegen te gaan. Seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld zullen niet van de ene op de andere dag verdwijnen, ook dat realiseert het kabinet zich. Daarom is een tweede belangrijk doel van dit actieprogramma het beperken van de schade van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Dat wil het kabinet bereiken door het snel te signaleren en te stoppen, slachtoffers en hun omgeving steun en hulp te bieden en direct te handelen in de richting van (vermoedelijke) plegers. Ook is er binnen het actieprogramma veel aandacht voor de rol van de omstander. We willen dat omstanders seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld herkennen en weten wat ze kunnen doen wanneer zij hiermee in aanraking komen. 

Actielijnen

Het actieprogramma bestaat uit drie soorten maatregelen: maatregelen die de overheid zelf neemt, zoals regelgeving; maatregelen die maatschappelijke sectoren en organisaties moeten nemen, waarbij de overheid kan stimuleren en faciliteren; en maatregelen die uiteindelijk alleen slagen als de samenleving als geheel seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld niet langer accepteert door elkaar aan te spreken op ongewenst gedrag en slachtoffers te steunen.

Het actieprogramma heeft vijf actielijnen, die tot stand zijn gekomen in samenwerking met regeringscommissaris Mariëtte Hamer en waarvoor meer dan 100 organisaties, experts en ervaringsdeskundigen, hun ervaringen en kennis gedeeld hebben. De actielijnen zijn:

  1. Gedeelde maatschappelijke waarden en normen. Het moet normaal worden om met elkaar te bespreken wat je wensen zijn, waar je grenzen liggen en om elkaar aan te spreken als grenzen overschreden (dreigen te) worden. Hiervoor wordt onder meer ingezet op mannenemancipatie, leren in het onderwijs over seksualiteit, medewerkers in onderwijs-, zorg en welzijnsorganisaties leren hoe ze seksualiteit bespreekbaar kunnen maken en brede publiekscommunicatie om het gesprek in de samenleving te stimuleren.
  2. Wet- en regelgeving weerspiegelen de (veranderende) maatschappelijke normen. Wet- en regelgeving moeten helder maken welk gedrag binnen onze samenleving als onacceptabel en zelfs strafbaar wordt gezien. Er wordt daarvoor gezocht naar het wettelijk verankeren van een verplichte gedragscode en klachtenregeling. Maar ook zal de wet seksuele misdrijven verruimd worden, waarmee seksuele intimidatie in het openbaar, off- en online en sekschatting van kinderen onder de 16 strafbaar worden.
  3. Organisaties hebben processen voor preventie, signalering en opvolging op orde. Zij moeten werken aan een sociaal veilige (werk)cultuur en kijken wat daarvoor nodig is. De Rijksoverheid ondersteunt daarbij. Hiervoor moeten organisaties beleid opstellen met maatregelen die bijdragen aan een veilige werkomgeving. Daarbij moet er ook aandacht zijn voor de verschillen per sector, in de sport is een andere aanpak vereist dan in de media- of onderwijssector.
  4. Iedereen herkent seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld en kan hierop reageren. Hierbij is de rol van omstanders belangrijk, via verschillende maatregelen zal er sterker ingezet worden op wat zij kunnen doen op het moment dat zij getuigen of dat een slachtoffer ervaringen met hen deelt.
  5. Er is goede hulpverlening die makkelijk vindbaar is. Hulpverlening voor slachtoffers, plegers en naasten is voor iedereen toegankelijk en van goede kwaliteit. Er is onderzoek gedaan naar hoe de hulp aan slachtoffers en plegers is ingericht en aansluit bij hun behoeften, er worden uitgangspunten van goede hulpverlening gedefinieerd die ook makkelijk vindbaar is.

Rol voor de samenleving

Een maatschappelijk probleem oplossen kan de overheid niet alleen. Daarom is er in het Nationaal Actieprogramma ook veel ruimte voor goede initiatieven uit de samenleving. Iedereen heeft een rol en kan daar al wat in betekenen. Het is van belang om continu met elkaar in gesprek te blijven over hoe we met elkaar om willen gaan en over hoe de samenleving veiliger te maken is voor iedereen. Het kabinet zet met dit actieprogramma een volgende stap naar een noodzakelijke cultuurverandering en betrekt daarin de hele samenleving.

Regeringscommissaris Mariëtte Hamer

De regeringscommissaris is sinds april 2022 aangesteld door het kabinet en levert een belangrijke bijdrage aan het signaleren, voorkomen en bestrijden van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Zij is onafhankelijk en adviseert het kabinet gevraagd en ongevraagd bij de totstandkoming en uitvoering van het actieprogramma. Ook smeedt zij coalities in de samenleving, verbindt ze maatschappelijke partners aan het actieprogramma en voedt zij het kabinet met signalen en kennis uit de samenleving. Daarnaast fungeert zij als boegbeeld en aanjager van het maatschappelijk gesprek over hoe we met elkaar om willen gaan om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld te voorkomen. Ook in het actieprogramma zal zij een grote rol blijven spelen, op alle actielijnen.


Meer samenwerking Nederlandse en Belgische douane bij aanpak drugssmokkel

De Nederlandse en Belgische douane gaan in 2023 nog intensiever samenwerken in de strijd tegen de criminele drugssmokkel in de havens van Rotterdam en Antwerpen. Dat heeft staatssecretaris Aukje de Vries (Toeslagen en Douane) vandaag in Antwerpen gezegd tijdens een gezamenlijke presentatie van de drugsvangsten in het afgelopen jaar in beide havens. Samen met de Belgische minister van Financiën, Vincent van Peteghem, benadrukte De Vries dat een gezamenlijke aanpak noodzakelijk is, omdat criminelen de havens van Rotterdam en Antwerpen als één groot werkgebied zien.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.

Uit de cijfers over 2022 blijkt dat het totaal aantal kilo’s in beslaggenomen drugs, voornamelijk cocaïne uit Zuid-Amerika, in de havens van Antwerpen en Rotterdam samen opnieuw is gestegen ten opzichte van het jaar daarvoor. In Antwerpen waren er 150 vangsten en steeg het aantal kilo’s van 90.000 naar 110.000, de grootste hoeveelheid ooit onderschept. In Rotterdam (inclusief Vlissingen) bleef het aantal drugsvangsten met ruim 160 nagenoeg gelijk aan het jaar daarvoor en daalde het aantal kilo’s tot ruim 50.000 kilo cocaïne. De totale straatwaarde van de inbeslaggenomen cocaïne in Nederland bedraagt circa € 3,5 miljard. Opvallend is ook de toename van het aantal onderscheppingen in het buitenland van drugs die voor Nederland was bestemd.

Enorm probleem

Staatssecretaris De Vries: “De cijfers laten opnieuw zien hoe enorm het probleem van de drugssmokkel nog steeds is, zowel in België als in Nederland. De gevolgen van deze criminele drugshandel strekken zich veel verder uit dan alleen in de havens. Steden én platteland lijden onder criminele netwerken die drugslabs en hennepkwekerijen beginnen. Criminelen ronselen jongeren – vaak nog maar kinderen – om voor hen het gevaarlijke werk op te knappen en onschuldige ondernemers worden het slachtoffer van afpersing. Criminelen worden steeds meedogenlozer en de gevolgen hiervan zijn in beide landen voelbaar, zoals schietpartijen en moorden midden op straat. Het van groot belang dat onze landen schouder aan schouder staan in de aanpak van ondermijning. Daarom gaan de Nederlandse en Belgische douane in 2023 nog intensiever samenwerken in de strijd tegen drugssmokkel.”

Meer samenwerking

Meer samenwerking tussen beide landen is noodzakelijk, omdat drugscriminelen de havens van Nederland en België beschouwen als één havengebied. De Nederlandse en Belgische douane gaan de komende jaren nog meer informatie delen om sneller in beeld te krijgen welke risicovolle vrachten naar de Nederlandse en Belgische havens komen. Zo gaat binnenkort een Nederlandse risico-analist wekelijks naar Antwerpen om samen te werken met Belgische analisten. Hierdoor kan er gezamenlijk gerichter gecontroleerd worden op verdachte zendingen.

Informatie uitwisseling

Ook trekken de Nederlandse en Belgische douane samen op richting de bronlanden in Zuid-Amerika. Het afgelopen jaar zijn al afspraken gemaakt over het uitwisselen van scanbeelden zodat die kunnen worden bekeken en geduid door analisten in Nederland en België. Behalve het delen van informatie wordt ook bij controles meer samengewerkt. Zo wordt het duikteam van de Nederlandse douane op verzoek van de Belgische douane ook ingezet in de Belgische havens.

Weerbaarheid bevorderen

Om criminelen uit de havens te weren is ook samenwerking nodig met rederijen en bedrijven die handelen via de havens. België en Nederland werken met de rederijen aan maatregelen om de georganiseerde misdaad tegen te gaan. Het gaat onder andere om het weerbaarder maken van havenpersoneel en manieren om verdacht gedrag sneller te detecteren en te melden.


Basisscholen kunnen helpen bij herkennen slachtoffers kindermisbruik

De politie en het Openbaar Ministerie (OM) vragen basisscholen te helpen bij het herkennen van minderjarige slachtoffers van (online) kindermisbruik. Deze nieuwe methode krijgt de naam ‘Schoolalert’. Schoolalert maakt het mogelijk om -incidenteel en onder strikte voorwaarden- aan leerkrachten of schoolleiders van een basisschool te vragen of zij een jong slachtoffer herkennen. Hierbij zal nooit kinderpornografisch materiaal worden getoond, maar bijvoorbeeld alleen het gezicht of de kleding van het slachtoffer. Met Schoolalert kunnen kinderen eerder uit deze verschrikkelijke situatie gehaald worden. Ministers Dennis Wiersma en Dilan Yeşilgöz sturen scholen een brief over Schoolalert.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Schoolalert

De politie ontvangt jaarlijks tienduizenden meldingen van kinderpornografische beelden. Dat aantal stijgt ieder jaar. Het is in lang niet alle gevallen mogelijk om slachtoffers van online seksueel misbruik daadwerkelijk te identificeren. Met de inzet van Schoolalert is er een grotere kans dat een jong slachtoffer herkend wordt. Hierdoor kan het slachtoffer eerder uit een situatie van seksueel misbruik worden gehaald. Naar verwachting wordt een Schoolalert enkele keren per jaar ingezet.

Werkwijze

Bij een Schoolalert kunnen schoolleiders en andere professionals in het basisonderwijs worden gevraagd mee te helpen om slachtoffers te identificeren. De gegevens van de slachtoffers worden uiterst zorgvuldig behandeld volgens de geldende privacywetgeving. Scholen krijgen alleen toegang tot de gegevens via een beveiligde omgeving van de politie. Wanneer daarvoor behoefte is, wordt deskundige opvang/hulp ingeschakeld.

Identificatie slachtoffers

Linda van den Oever, Landelijk officier van justitie in de aanpak van Kinderporno en Kindersekstoerisme: “Het gaat om slachtoffers van wie uit onderzoek van de politie is gebleken dat er sprake is van seksueel misbruik in Nederland en die niet door de politie kunnen worden geïdentificeerd. In het buitenland (in Duitsland en in Oostenrijk) wordt de werkwijze Schoolalert al een aantal jaar met succes toegepast.”

Uitnodiging

Minister Dennis Wiersma voor Primair en Voortgezet Onderwijs en minister Dilan Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid hebben alle schoolbesturen in het primair- en speciaal onderwijs per brief uitgenodigd om mee te doen aan Schoolalert.

Minister Wiersma: “Het is verschrikkelijk als je hoort in welke situatie sommige kinderen zich bevinden. Met Schoolalert kunnen we er samen voor zorgen dat kinderen sneller in veiligheid worden gebracht.”

Minister Yeşilgöz-Zegerius: “Seksueel kindermisbruik is een groot probleem met ernstige persoonlijke gevolgen voor het slachtoffer en de omgeving. Het moet stevig worden aangepakt. Alle hulp om daders te pakken en slachtoffers te helpen is welkom.” 

Minder impact slachtoffer

Schoolalert heeft minder impact op jonge slachtoffers in vergelijking met gebruikelijke publieke opsporingsberichtgeving. In plaats van een grotere hulpvraag via een televisieprogramma of ander medium, wordt de hulpvraag nu gerichter gesteld. Door het basisonderwijs te benaderen is de kans op herkenning van een jong slachtoffer groter en de impact op de slachtoffers kleiner. Slachtoffers van online kindermisbruik zijn vaak jonge, schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar.

Landelijke opsporing

Ben van Mierlo, landelijk commissaris zeden, kinderporno en kindersekstoerisme van de politie: “Met Schoolalert is landelijke opsporingsberichtgeving minder nodig. Hiermee kan worden voorkomen dat het jonge slachtoffer publiek bekend wordt. De politie zal de afbeelding van het kind na korte tijd verwijderen, en meteen verwijderen zodra het slachtoffer herkend is.”

Samenwerking

Schoolalert is een samenwerkingsverband tussen het Openbaar Ministerie (OM), de politie, het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).


Kabinet pakt desinformatie aan

Het kabinet heeft een nieuwe rijksbrede strategie tegen desinformatie gepresenteerd. Deze strategie is gericht op het versterken van het publieke debat en het verminderen van de invloed van desinformatie, zo laten minister Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en staatssecretaris Van Huffelen (Koninkrijksrelaties en Digitalisering) aan de Kamer weten. De strategie is verzonden mede namens minister Yesilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) en staatssecretaris Uslu(Cultuur en Media).

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.

Een effectieve aanpak van mis- en desinformatie vraagt om een rijksbrede strategie waarin de waarden en grondrechten van onze rechtsstaat, zoals de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van pers voorop staan. Daarin blijft het uitgangspunt dat het benoemen wat wel en wat geen desinformatie is en factchecken in eerste instantie geen overheidstaken zijn. Wanneer de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de maatschappelijke en/of economische stabiliteit in het geding is, kan de overheid wel optreden en desinformatie tegenspreken.

Ontwrichtende effecten op de samenleving

Minister Bruins Slot: “Desinformatie kan schadelijke en ontwrichtende effecten hebben op de samenleving. Bijvoorbeeld wanneer het gaat om desinformatie over het verkiezingsproces. Maar desinformatie raakt ook het dagelijks leven van mensen. Wanneer mensen niet weten of ze informatie wel of niet kunnen vertrouwen, kan dit leiden tot onrust en onzekerheid in de samenleving. Met deze strategie willen wij onze maatschappij daartegen weren.” 

Sociale media

Staatssecretaris Van Huffelen: “De meeste desinformatie wordt verspreid via sociale media. We kennen allemaal wel een vorm die we in ons dagelijks gebruik zijn tegengekomen. Of het nou een nepaccount is of kunstmatige intelligentie die wordt ingezet om snel en makkelijk neppe video’s te maken die echt lijken, maar bedoeld zijn om mensen te misleiden. De overheid wil de impact van online desinformatie verminderen. Daarbij is het uitgangspunt zorgvuldig modereren, naleven van Europese wet- en regelgeving en open zijn over gebruik van data. En tegelijkertijd oog blijven houden voor vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. Ook wil het kabinet publieke media en instellingen als scholen, bibliotheken en musea ondersteunen bij het ontwikkelen van een eigen infrastructuur en sociale mediaomgevingen, zodat burgers gebruik kunnen maken van alternatieve platformen.”

Vraagstuk van desinformatie

Desinformatie is een groot maatschappelijk probleem. Desinformatie is het doelbewust, veelal heimelijk, verspreiden van misleidende informatie, met het doel om schade toe te brengen aan het publieke debat, democratische processen, de open kenniseconomie of volksgezondheid. De verspreiding van desinformatie, uit zowel binnen- als buitenland, kan het publieke debat namelijk verstoren, leiden tot onrust en onzekerheid en een ontwrichtend effect hebben op onze samenleving als geheel en de levens van individuele mensen daarin. Ook kan desinformatie het effectief overheidshandelen bemoeilijken en een gevaar vormen voor de integriteit van de verkiezingen. Door digitalisering kan desinformatie sneller en met een groter bereik worden verspreid. Daarnaast wordt het ook lastiger te herkennen. Nederlanders maken zich daardoor steeds meer zorgen over desinformatie. 

Versterken publieke debat

Het kabinet zet zich in om het vertrouwen in en de pluriformiteit van de Nederlandse vrije pers te behouden. Dit draagt bij aan het beperken van de voedingsbodem voor de negatieve effecten van desinformatie op de samenleving. Daarbij staat voorop dat de overheid niet bepaalt wat wel of niet betrouwbare informatie is. Daar zijn burgers in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor. Daarom zet het kabinet ook in op het versterken van de weerbaarheid van burgers, bijvoorbeeld via isdatechtzo.nl. Samenwerking met bijvoorbeeld bibliotheken, musea en andere organisaties, blijft hierbij zeer belangrijk.

Verminderen van de invloed van desinformatie

Het kabinet blijft zich ook inzetten om de verspreiding en invloed van desinformatie te verminderen. Zo zorgt het kabinet ervoor dat ieder ministerie en de verschillende overheden in staat zijn om gepast te reageren wanneer desinformatie raakt aan hun beleidsterrein. Om dit te bereiken wordt bewustwording verbeterd, maar ook een duidelijk kader ontwikkeld om te bepalen wat strafbaar is en wat niet. Het kabinet besteedt extra aandacht aan desinformatie verspreid door andere landen, zoals eerder vermeld in de brief over Aanpak Statelijke Dreigingen.