Individualisering van terrorisme maakt dreiging onvoorspelbaarder
Radicalisering is steeds vaker een individueel proces. Ook het plegen van een aanslag is meer dan eerder een individuele aangelegenheid. Hierdoor is het lastiger om te voorspellen wie, wanneer en waarom iemand overgaat tot een geweldsdaad. Dat zegt de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) in het halfjaarlijkse Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland. De kans op een terroristische aanslag in Nederland is reëel, daarom blijft het dreigingsniveau op 4 (substantieel).
Waarnemend Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid Wieke Vink: “Sinds 2020 zijn terroristische aanslagen in Europa vrijwel uitsluitend gepleegd door daders die alleen handelden. We zien daders met een nieuw persoonlijk gecreëerd wereldbeeld. Dit is vaak een mix van religieuze en politieke overtuigingen, samenzweringstheorieën en haat in combinatie met persoonlijke omstandigheden. Aanslagplegers kunnen ook handelen uit een pure fascinatie voor geweld.”
Radicalisering online
Centraal geleide terroristische organisaties vormen nog steeds een grote dreiging voor de veiligheid in Europa. Tegelijkertijd vindt radicalisering steeds vaker plaats op bijvoorbeeld sociale media, gamingplatformen en in chatgroepen die niet direct door deze organisaties worden aangestuurd. Door het gebruik van fluide online netwerken verspreiden (aanhangers van) terroristische organisaties propaganda, kennis en ideeën om individuele personen te stimuleren terroristisch geweld te gebruiken. De impact van een aanslag door een alleenhandelende dader – bijvoorbeeld een mesaanval of het inrijden op personen met een auto – is kleiner, maar de kans dat een dergelijke aanslag succesvol wordt uitgevoerd is groter.
Jihadisme
De dreiging van jihadistische aanslagen in Europa en Nederland blijft aanwezig. De dreiging lijkt tijdelijk af te nemen omdat internationale terroristische organisaties zoals ISIS en Al Qa’ida door aanhoudende contraterrorisme-operaties wereldwijd op dit moment waarschijnlijk minder in staat zijn om in Europa aanslagen uit te voeren. ISIS heeft echter het vermogen om de aanslagcapaciteiten snel weer op te bouwen, wanneer militaire operaties tegen ISIS afnemen. Het is daarbij van belang dat de afgelopen maanden ISIS in onder meer Syrie aan kracht heeft gewonnen. In 2025 zijn er in Nederland enkele jihadistische terrrorismeveroordeelden met een hoger dreigingsprofiel vrijgekomen uit detentie. Deze vrijgelaten terrorismeveroordeelden hebben voor zover zichtbaar tot op heden geen handelingen verricht die wijzen op het voornemen een terroristische aanslag te plegen. Het valt niet uit te sluiten dat deze personen kunnen overgaan tot jihadistisch gemotiveerd geweld. Nieuwe vrijlatingen vanaf 2027 kunnen de terroristische dreiging verhogen.
Rechts-extremisme
De dreiging vanuit rechts-extremisme is nog altijd aanwezig. Binnen het rechts-extremistische milieu zijn diverse aanhoudingen verricht, maar er zijn geen aanwijzingen dat de bereidheid om geweld te gebruiken is toegenomen. De meeste rechts-extremisten zien het openlijk oproepen tot geweld als contraproductief. In plaats daarvan wordt, steeds succesvoller, ingezet op het normaliseren van rechts-extremistische ideeën en activiteiten. Deze normalisering zorgt voor angst, haat en racisme in de samenleving en ondermijnt de sociale cohesie. In sommige gevallen kan het zelfs leiden tot geweldsincidenten.
3 miljoen voor meer veiligheid raadsvergaderingen
Het kabinet investeert in de veiligheid van de lokale democratie, waarin volksvertegenwoordigers goed hun werk kunnen doen. Er komt daarom € 3 miljoen beschikbaar om raads- en Statenvergaderingen zowel publiek toegankelijk als veilig te houden, bijvoorbeeld door de opstelling van de zaal aan te passen. Daarnaast start er een leernetwerk waarin medeoverheden ervaringen en kennis kunnen delen.
Minister Rijkaart (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties):
“Onze volksvertegenwoordigers doen belangrijk werk. Ze staan met hun voeten in de klei en in directe verbinding met de samenleving. Dat moet ook zo blijven. Ze verdienen een omgeving waarin veilig gewerkt kan worden en ze zich vrij kunnen blijven uitspreken. Daarom investeert dit kabinet in veiligheid door kennis en ervaringen te delen en € 3 miljoen voor extra maatregelen uit te trekken.
Start landelijk leernetwerk
Eind november 2025 start het landelijke leernetwerk Veilig Vergaderen. Hierin wisselen gemeenten, provincies en ondersteunende organisaties ervaringen, kennis en praktijkvoorbeelden uit. De eerste groep van 28 deelnemende overheden ontvangt daarnaast een financiële bijdrage om passende veiligheidsmaatregelen te realiseren. Dit kan variëren van ruimtelijke aanpassingen in de opstelling en uitgangen van vergaderzalen tot het verbeteren van de opvolging bij incidenten.
De inzichten uit het traject worden gedeeld, zodat ook andere overheidsorganisaties daarvan kunnen profiteren en hun eigen aanpak kunnen versterken.
Samenwerking in de volle breedte
Het traject wordt uitgevoerd vanuit het programma weerbaar bestuur in nauwe samenwerking met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB), de Vereniging van Griffiers (VvG), StatenlidNu en de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden. Samen werken we aan een lokale democratie waarin volksvertegenwoordigers hun werk vrij, veilig en onafhankelijk kunnen blijven doen voor hun inwoners.
Houdbaarheidsonderzoek Wmo 2015: keuzes nodig voor beschikbaarheid en toegankelijkheid van maatschappelijke ondersteuning
De houdbaarheid van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) staat onder druk. Dat komt door ontwikkelingen buiten de maatschappelijke ondersteuning zelf, waar gemeenten maar deels grip op hebben. Daarom zijn duidelijke politieke keuzes nodig om maatschappelijke ondersteuning voor kwetsbare mensen beschikbaar en toegankelijk te houden. Dat blijkt uit het Houdbaarheidsonderzoek Wmo 2015, waartoe in gezamenlijkheid door gemeenten (VNG) en het Rijk opdracht is gegeven. Vandaag is het eindrapport aangeboden aan staatssecretaris Pouw-Verweij (Langdurige en Maatschappelijke Zorg) en de bestuurlijke delegatie van gemeenten (VNG).
Staatssecretaris Pouw-Verweij: “Iedereen verdient het om mee te kunnen doen in onze samenleving. Wanneer je daar hulp bij nodig hebt, bijvoorbeeld door ziekte, een beperking of ouderdom, moet passende ondersteuning beschikbaar zijn. Dit onderzoek brengt duidelijk in kaart voor welke keuzes we staan, als Rijk en gemeenten, om dit nu en in de toekomst beschikbaar en toegankelijk te houden. Dat zijn ook grote stelselkeuzes. Daarom is het aan een volgend kabinet om hier samen met gemeenten richting aan te geven.”
Zorgen over toekomst
Wethouder Kramers (gemeente Leeuwarden, bestuurslid VNG): “Het rapport komt op het juiste moment. We maken ons als gemeenten echt zorgen of inwoners – als we niets doen – in de toekomst nog wel kunnen rekenen op goede ondersteuning vanuit de Wmo. De vergrijzing en de druk in andere stelsels (o.a. ggz, Wlz) leidt ertoe dat fors meer mensen een beroep doen op de Wmo. En tegelijk neemt het beschikbare aantal mantelzorgers en professionals af. Om dat aan te pakken hebben we als uitgangspunt dat Rijk en gemeenten samen moeten investeren in zorgzame gemeenschappen en collectieve ondersteuning. Dat we als 1 overheid de samenhang in de dienstverlening aan inwoners bewaken. En dat de randvoorwaarden om als gemeenten de wet goed uit te voeren (financieel en qua bevoegdheden) op orde zijn. Daarnaast rekenen we erop dat de gedachte van ‘health in all policies’ in het gehele regeerakkoord en in de college-akkoorden terugkomt. Hierover gaan wij graag in gesprek met het nieuwe kabinet.”
Aanbevelingen uit het rapport
Een van de aanbevelingen is om meer samenhang te organiseren tussen het sociaal- en zorgdomein, zodat het voor mensen duidelijk is waar en hoe zij welke ondersteuning kunnen krijgen. Ook moet nagedacht worden over mensen met een levenslange en levensbrede beperking, die langjarig een beroep op ondersteuning doen.
Daarnaast moet de schaarse hoeveelheid personeel beter worden verdeeld over de toenemende groep mensen die ondersteuning nodig heeft. Dit kan door professionals, aanbieders en gemeenten kaders te geven waarbinnen ze kunnen bepalen welke groepen maatschappelijke ondersteuning het hardst nodig hebben en door de inzet van mantelzorg te ondersteunen. In de conclusies wordt ook aanbevolen om ondersteuning waar mogelijk collectief aan te bieden in plaats van individueel.
Dat betekent dat er ook moet worden gezorgd voor een duidelijke beleidsagenda en voldoende middelen voor een sterke sociale basis. Eigen bijdragen in de maatschappelijke ondersteuning kunnen inkomens- en vermogensafhankelijk worden gemaakt.
Randvoorwaarden verbeteren
Het is belangrijk een aantal van de randvoorwaarden te verbeteren, zodat de Wmo 2015 beter kan functioneren en om de bestuurlijke verhoudingen tussen het Rijk en gemeenten te verstevigen. In het rapport wordt gesteld dat het noodzakelijk is om een aantal landelijke kaders, ondersteuningslijnen en standaarden verder te ontwikkelen, om de kwaliteit van de uitvoering in alle gemeenten te versterken. Het Rijk en de VNG zullen gezamenlijk optrekken om de conclusies uit het onderzoek opvolging te geven.
Deskundigencommissie geeft opnieuw advies over voortgang Hervormingsagenda jeugd
Per 1 januari 2026 wordt de externe en onafhankelijke Deskundigencommissie voor de Hervormingsagenda Jeugd 2023-2028 opnieuw geïnstalleerd. Deze commissie kijkt of de gemaakte afspraken rond de jeugdzorg goed worden uitgevoerd en geeft hierover een zwaarwegend en maatgevend advies aan de Rijksoverheid en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Ook bekijkt zij of dit het gewenste effect heeft op de uitgaven en hoe daarmee om te gaan. Dit is een belangrijke afspraak uit de Hervormingsagenda.
In januari 2025 bracht de commissie haar eerste advies uit. Het volgende, tweede advies wordt begin 2027 verwacht.
Taken en rol van de commissie
De commissie monitort de voortgang van de afspraken uit de Hervormingsagenda Jeugd en brengt de ontwikkelingen en de uitgaven in beeld. Ook wordt gekeken of de gezamenlijke inspanningen daadwerkelijk bijdragen aan de beweging die partijen met elkaar willen bereiken in de jeugdzorg. De commissie houdt rekening met knelpunten en bredere maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn, zoals druk op de bestaanszekerheid of het mentaal welzijn van jongeren. Deze uitkomsten vormen samen de basis voor een advies aan de Rijksoverheid en de VNG.
Samenstelling van de commissie
De leden van de commissie zijn Tamara van Ark (voorzitter), Han Polman, José Lazeroms, Bernard ter Haar en Bert Wienen. Deze vijf leden hebben gezamenlijk kennis van het jeugdstelsel, overheidsfinanciën en bestuurlijke verhoudingen.
Kabinet wil bevoegdheid tot intrekken Nederlanderschap bij terrorisme permanent maken
Het kabinet heeft ingestemd met het in consultatie brengen van een wetsvoorstel dat het mogelijk maakt het Nederlanderschap in te kunnen trekken van een persoon die zich in het buitenland bevindt en zich heeft aangesloten bij een terroristische organisatie. Op dit moment geldt deze bevoegdheid al, maar deze is tijdelijk en vervalt in februari 2027. Het wetsvoorstel zorgt ervoor dat deze bevoegdheid permanent in de wet opgenomen wordt.
Deze wet maakt het mogelijk om het Nederlanderschap in te trekken van iemand ouder dan achttien jaar die zich buiten Nederland bevindt en zich aangesloten heeft bij een terroristische organisatie die een bedreiging vormt voor onze nationale veiligheid. Hiervoor is geen strafrechtelijke veroordeling nodig. De intrekking heeft als doel om legale terugkeer naar Nederland of andere delen van het Koninkrijk onmogelijk te maken en illegale terugkeer te bemoeilijken. Tegelijk met de intrekking wordt deze persoon tot ongewenst vreemdeling verklaard.
Land veilig houden
Staatssecretaris Rutte van Justitie en Veiligheid: “We willen niet dat mensen die zich in het buitenland bij terroristische organisaties aansluiten zomaar terug kunnen keren naar het Koninkrijk. Door het Nederlanderschap in te kunnen trekken voorkomen we dat zij aanspraak kunnen maken op het Nederlanderschap en houden we ons land veilig. Daarom is het belangrijk dat deze bevoegdheid straks permanent wordt.”
Bevoegdheid
Door deze bevoegdheid permanent in de wet op te nemen wil het kabinet voorkomen dat mensen die zich aansluiten bij een terroristische organisatie kunnen terugkeren naar Nederland of andere delen van het Koninkrijk. Nederlanders die uitreizen naar het buitenland om zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie vormen een groot risico voor de nationale veiligheid. De verwachting is dat deze aanhoudende terroristische dreiging de komende tijd niet zal afnemen, mede door de huidige geopolitieke verhoudingen.
Consultatie
Het wetsvoorstel gaat voor een periode van vier weken in (internet)consultatie. Dit is korter dan gebruikelijk omdat het een bestaande bevoegdheid is. Zo kan de wet voortvarend worden behandeld. Iedereen kan reageren op het voorstel. De reacties worden gebruikt om het wetsvoorstel verder te verbeteren voordat het aan de Raad van State voor advies wordt voorgelegd en vervolgens aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.
Vergoeding van affectieschade voor broers en zussen
Het kabinet wil dat broers en zussen van slachtoffers die zijn overleden of ernstig en blijvend letsel hebben opgelopen door toedoen van een ander, voortaan ook recht hebben op vergoeding van affectieschade. De ministerraad heeft besloten een wetsvoorstel daartoe in consultatie te brengen. Hierin wordt ook de vergoeding van affectieschade in Caribisch Nederland geïntroduceerd. Daarnaast worden de vaste vergoedingsbedragen voor affectieschade verhoogd.
Smartengeld
Een vergoeding van affectieschade is een vorm van smartengeld voor naasten in verband met het verdriet dat zij hebben omdat een dierbare overlijdt of ernstig en blijvend gewond raakt. Op dit moment kunnen kortgezegd partners, ouders en kinderen van slachtoffers deze schadevergoeding krijgen. Dat moet volgens het kabinet ook mogelijk worden voor broers en zussen.
Onrechtvaardigheid
Staatssecretaris Rutte van Justitie en Veiligheid: “In eerdere zaken hebben we kunnen zien dat de onmogelijkheid van vergoeding van affectieschade voor broers en zussen als zeer pijnlijk en onrechtvaardig kan worden ervaren. Met dit wetsvoorstel wordt de positie van broers en zussen als nabestaanden versterkt; een grote wens van zowel de Tweede Kamer als het kabinet. Ik ben verheugd dat het wetsvoorstel nu in consultatie kan gaan.”
WODC-onderzoek
Vorig jaar concludeerde het WODC na een integraal evaluatieonderzoek van de wet dat deze goed werkt: de wet geeft erkenning aan naasten en nabestaanden van slachtoffers. Ook in dit onderzoek kwam het knelpunt rondom broers en zussen naar voren. De voorgestelde wetswijziging beoogt erkenning te geven aan het leed van deze groep naasten van slachtoffers. De Tweede Kamer heeft meermaals aandacht gevraagd voor de positie van broers en zussen wat affectieschade betreft. Het toekennen van de vergoeding van affectieschade voor broers en zussen en het mogelijk maken van de vergoeding van affectieschade op de BES is onderdeel van het regeerprogramma.
Consultatie
De regelingen gingen op 24 november in consultatie. Na de consultatieperiode worden deze naar de Raad van State gestuurd. Daarna volgt voor het wetsvoorstel nog de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. De regelingen zullen gelijktijdig in werking treden.
Leefbaarheid NPLV-gebieden verbetert iets, maar achterstand blijft groot
De leefbaarheid verbeterde in de 20 gebieden van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV) gemiddeld iets sterker dan het landelijk gemiddelde tussen 2018 en 2024. De leefbaarheid in de NPLV-gebieden blijft nog wel flink achter bij het landelijk gemiddelde. Dat blijkt uit de voortgangsrapportage die minister Mona Keijzer van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
Uit de Leefbaarometer blijkt dat overlast en onveiligheid de grootste invloed hebben op de achterblijvende leefbaarheid in de NPLV-gebieden, gevolgd door het soort woningen in de wijk. Positief is dat relatief meer mensen werken en bewoners gemiddeld meer verdienen. Ook groeit een kleiner deel van de kinderen op in armoede, is het aantal jongeren met een verdenking gedaald en is ook het risico op onderwijsachterstanden afgenomen.
Effecten gebiedsgerichte aanpak
“Het is goed om te zien dat de eerste ontwikkelingen van de gebiedsgerichte aanpak zichtbaar worden”, zegt minister Mona Keijzer. “We zien nu de eerste effecten van de eerste 3 jaar van een aanpak die 15 tot 20 jaar inzet vraagt. In deze buurten wonen mensen met vaak meerdere problemen op het gebied van wonen, veiligheid, inkomen of gezondheid. 6 ministeries trekken in de NPLV-wijken op met lokale partijen en bewoners om het tij te keren. De problemen zijn hardnekkig en vragen om structurele investeringen om het toekomstperspectief van de 1,2 miljoen bewoners te verbeteren.”
Leefbaarheid en nieuwe woningen
Het aandeel woningen in de NPLV-gebieden dat in een gebied staat met een ‘zwakke’ of lagere leefbaarheid is afgenomen van 60% in 2018 naar 55% in 2024. De leefbaarheid blijft desondanks nog steeds flink achter bij het landelijke gemiddelde van slechts 11%. Ook ervaren minder mensen in de NPLV-gebieden hun gezondheid als (zeer) goed: dat aantal ligt 5 tot 10 procentpunten lager dan gemiddeld in Nederland.
Slecht onderhouden woningen
In de NPLV-gebieden staan relatief veel goedkope en slecht onderhouden woningen. Daarom worden woningen gebouwd en bestaande huizen en maatschappelijke voorzieningen verbeterd. Met geld uit de Woningbouwimpuls (Wbi) en de Startbouwimpuls (Sbi) is gestart met de bouw van zo’n 2.500 woningen van in totaal 33.000 woningen in de NPLV-gebieden. Tussen 2025 en 2029 worden nog eens 50.000 woningen en collectieve voorzieningen zoals scholen verbeterd en gebouwd.
Woningen verbeterd
In 2024 werden met geld van het Volkshuisvestingsfonds (VHF) ruim 7.500 woningen verbeterd in de NPLV-gebieden. Ook werden circa 27.470 huishoudens ondersteund bij het treffen van energiebesparende voorzieningen voor een lagere energierekening en een gezonder binnenklimaat. In totaal zijn 8.298 sociale huurwoningen in de NPLV-gebieden verbeterd in energieprestatie.
Meer mensen van bijstand naar werk, minder armoede
Het aandeel werkenden in de NPLV-gebieden is gestegen van 60% in 2018 naar 64% in 2024. Wel blijft het gemiddelde ongeveer 7% lager dan landelijk. Ook het aandeel mensen in de bijstand daalt gestaag. 8% van de huishoudens leefde in 2023 in armoede, tegen 18% in 2018. Dit is in lijn met de landelijke daling van armoede. Wel leven nog altijd dubbel zoveel huishoudens onder de armoedegrens als gemiddeld in Nederland.
Verschillende interventies
Verschillende interventies – zoals baangaranties voor jongeren, verlengde leertijd, begeleiding naar werk voor mensen in de bijstand en activerende kinderopvang – droegen hieraan bij. Deze interventies worden onder meer bekostigd uit de SPUK Kansrijke Wijk 2023-2025, een gebundelde geldstroom van het Rijk specifiek voor de NPLV-gebieden. Dit jaar hebben de ministeries van OCW, SZW en VRO nog eens € 400 miljoen vrijgemaakt voor de SPUK Kansrijke Wijk 2026-2028.
Meer ontwikkeltijd voor kinderen
Het risico op onderwijsachterstanden in zowel het basis- als het voortgezet onderwijs nam iets af in de NPLV-gebieden, maar blijft hoger dan gemiddeld in Nederland. In 2024 kwamen 11.088 kinderen uit de NPLV-gebieden in aanmerking voor voorschoolse educatie, zoals peuteropvang. Zo’n 3/4 daarvan nam ook daadwerkelijk deel. Ongeveer 53.000 kinderen in NPLV-gebieden kregen verlengde leertijd op de basisschool.
Overlast en onveiligheid
Bewoners van NPLV-gebieden ervaren bijna 2 keer zoveel overlast en onveiligheid als gemiddeld in Nederland. De ervaren onveiligheid neemt sinds 2018 wel iets af, hoewel relatief iets minder snel dan gemiddeld in Nederland. In bijna alle NPLV-gebieden ervaart meer dan de helft van de bewoners overlast, met uitschieters tot 70%.
Preventie met gezag
Het aantal geregistreerde verdachte jongeren van 12 tot en met 22 jaar per 10.000 bewoners daalde in 2024 licht, in lijn met de landelijke ontwikkeling. Met onder meer de inzet van het programma Preventie met Gezag zetten de NPLV-gebieden flink in op het weerbaar maken van jongeren, het voorkomen van jeugdcriminaliteit en straffen indien nodig. Om deze aanpakken te continueren hebben de NPLV-gebieden in 2025 een tweede tranche van Preventie met Gezag kunnen aanvragen.
Nederland host internationale conferentie over grensbeheer
Nederland host als eerste EU-lidstaat de 8e editie van de International Border Management Conference. Deze tweedaagse conferentie die volledig in het teken staat van grensbeheer vindt op 18 en 19 november 2025 plaats in Amsterdam. David van Weel, minister van Asiel en Migratie, opende het programma met een speech.
De internationale samenwerking op het gebied van grensbeheer verder versterken. Dat is het doel van deze jaarlijkse conferentie die jaarlijks vertegenwoordigers van partnerlanden, EU-instellingen en internationale organisaties samenbrengt.
Nederland vervult een belangrijke voortrekkersrol bij het stimuleren van dialoog en kennisdeling over migratie- en grensbeheer binnen de Europese Unie om brede partnerschappen op te zetten. Tijdens de conferentie werd de Nederlandse inzet op grensmanagement benadrukt:
- sterker extern grensbeheer en innovatie;
- betere samenwerking met derde landen;
- effectievere terugkeer;
- meer digitalisering en informatie-uitwisseling.
Minister Van Weel: “De uitdagingen op het gebied van grensbeheer zijn groot. We moeten irreguliere migratie en grensoverschrijdende criminaliteit aanpakken en tegelijkertijd investeren in meer terugkeer. Daarom goed om vandaag met zoveel landen bij elkaar te komen om onze kennis te delen en de samenwerking te versterken.”
Onder andere de invoering van het Europese Asiel- en Migratiepact, het Entry/Exit Systeem (EES), het European Travel Information and Autorisatie System (ETIAS) werden besproken. Dit gebeurde tijdens interactieve panelgesprekken en werksessies. Daarnaast was er ruimte voor het bespreken van nieuwe technologische ontwikkelingen, zoals digitale grenscontrolesystemen en datadeling tussen landen. Ook werd aandacht besteed aan de rol van opleiding en training van grenswachten.
Achtergrond van conferentie
De International Border Management Conference is sinds 2018 een jaarlijks evenement dat wereldwijd professionals en experts op het gebied van grensbeheer samenbrengt. Het wordt georganiseerd door International Centre for Migration Policy Development (ICMPD). Voorgaande edities waren in Turkije (2023) en Tunesië (2024).
Handhavingsplan jaarwisseling naar Tweede Kamer
Afgelopen jaar is de Wet veilige jaarwisseling aangenomen door de Tweede Kamer en Eerste Kamer. Deze initiatiefwet van GroenLinks-PvdA wet regelt een algeheel vuurwerkverbod voor consumenten. Voor fop- en schertsvuurwerk (categorie F1) zoals sterretjes, fonteintjes en knalerwten geldt dat deze net als nu het hele jaar zijn toegestaan. De Tweede Kamer heeft, voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet, een aantal voorwaarden gesteld. Een van die voorwaarden is het opstellen van een effectief handhavingsplan. Dit plan is door het ministerie van Justitie en Veiligheid naar de Kamer gestuurd.
Handhavingsplan
Het doel van het handhavingsplan is om de jaarwisseling zo veilig mogelijk te laten verlopen, incidenten tot een minimum te beperken en overtredingen effectief aan te pakken. In het handhavingsplan zijn (inter)nationale en lokale instrumenten, initiatieven en ‘best practices’ verzameld. Het plan dient als handreiking voor gemeenten, politie en andere (lokale) betrokken partijen om zich voor te bereiden op de aankomende jaarwisselingen.
Verschillende invalshoeken
Het handhavingsplan gaat in op verschillende thema’s: preventie, handhaving, opsporing, internationale samenwerking en aanpak in de grensregio’s en communicatie. Het plan is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de politie, het Openbaar Ministerie, gemeenten, de Vereniging Nederlandse Gemeenten, de Inspectie Leefomgeving en Transport, het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en andere partners.
Maatregelen voor beter onderscheid tussen huur en short stay
Minister Mona Keijzer van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) wil het huurrecht wijzigen om duidelijker onderscheid te maken tussen huurcontracten voor bewoning en toeristische verhuur (short stay). Dit versterkt de positie van arbeidsmigranten, expats en studenten op de woningmarkt. De minister kondigt de wijzigingen aan in een kamerbrief. De maatregelen gaan begin 2026 in consultatie en vervolgens naar de Tweede Kamer.
Short-stay-contracten worden beperkt tot 30 dagen, wat aansluit bij de maximale termijn voor vakantieverhuur. In de huidige wet is de duur niet begrensd. Met name arbeidsmigranten, expats en studenten krijgen daarom soms een short-stay-contract aangeboden. Zo betalen ze vaak meer voor de woning dan volgens het huurrecht is toegestaan. Ook kan de verhuurder een short-stay-contract altijd opzeggen. Dit verstoort de huurmarkt en maakt het voor alle woningzoekenden lastiger om betaalbare woonruimte te vinden. De maximale termijn van 30 dagen maakt het voor gemeenten ook makkelijker om toezicht te houden op het juiste gebruik van de regels.
Tijdelijk huurcontract
Daarnaast krijgen arbeidsmigranten de mogelijkheid om een tijdelijk huurcontract aan te gaan, aangezien een vast contract vaak niet past bij hun tijdelijke woonsituatie. Ook wil de minister dat een tijdelijk contract in de toekomst eenmalig kan worden verlengd, met een maximale duur van in totaal twee jaar.
Huurbescherming
Bij tijdelijke huurcontract geldt huurbescherming. Ook de huurprijs is aan regels gebonden en de verhuurder kan een huurcontract niet zomaar beëindigen. Verder blijft short stay een optie voor arbeidsmigranten die maximaal 30 dagen onderdak nodig hebben, bijvoorbeeld tijdens het oogstseizoen.
Passende huisvesting
“Met deze maatregelen krijgen arbeidsmigranten, expats en studenten meer kans om passende huisvesting te vinden”, zegt minister Mona Keijzer. “Door voor arbeidsmigranten ook tijdelijke contracten mogelijk te maken, kunnen zij hier tijdelijk werken en wonen binnen de regels van de huurbescherming. Dit biedt verhuurders en werkgevers meer ruimte om passende woonruimte aan te bieden.”
Huisvesting aanbieden aan werknemers
Werkgevers die woonruimte op het eigen terrein aanbieden, krijgen de mogelijkheid om een vast huurcontract te beëindigen als de overeenkomst eindigt en de woning nodig is voor een nieuwe werknemer. Dit moet werkgevers verder stimuleren om werknemers huisvesting aan te bieden.
Tijdelijk huurcontract
Een tijdelijk huurcontract mag in het voorstel van de minister alleen worden aangeboden aan een arbeidsmigrant als de huisvesting voldoet aan de zogenoemde Roemer-norm. Dit betekent onder andere dat elke bewoner een eigen slaapkamer van minimaal 5,5 m² heeft, minimaal 15 m² leefruimte per persoon beschikbaar is, en alle voorzieningen onder één dak aanwezig zijn. De woonruimte moet hiervoor gecertificeerd zijn.
Aanpassingen
De maatregelen zijn aanpassingen in het Burgerlijk Wetboek, de Wet goed verhuurderschap en de Wet vaste huurcontracten.



