Betere rechtsbescherming kwetsbare gezinnen in de jeugdbescherming
Staatssecretaris Rechtsbescherming, Teun Struycken, schetst in een brief aan de Tweede Kamer de hoofdlijnen van het wetsvoorstel dat de rechtsbescherming in de jeugdbescherming moet versterken, in lijn met het regeerprogramma. Hierbij wordt, onder andere, ingezet op structurele gratis rechtsbijstand voor ouders, het voorkomen van uithuisplaatsing en het bevorderen van terugplaatsing van kinderen in het eigen gezin. In totaal is structureel een budget beschikbaar dat oploopt tot € 21,4 miljoen per jaar vanaf 2027.
Staatssecretaris Teun Struycken: “Ieder kind heeft het recht veilig thuis op te kunnen groeien en zich te ontwikkelen. Maar soms is de veiligheid van een kind in het geding. Als de rechter bijvoorbeeld een uithuisplaatsing of onder toezichtstelling oplegt, dan is dat zeer ingrijpend voor ouders en kinderen. Dat raakt aan het recht op gezinsleven. Zo’n maatregel mag dus alleen een uiterst middel zijn en vraagt om grote zorgvuldigheid. Ouders en kinderen moeten daarbij altijd beschermd zijn en op het recht kunnen terugvallen. Zij moeten beter gehoord, gezien en ondersteund worden als zij te maken krijgen met een kinderbeschermingsmaatregel.”
Gratis rechtsbijstand
In het wetsvoorstel wordt vastgelegd dat ouders recht hebben op gratis rechtsbijstand als ze te maken krijgen met een eerste gedwongen uithuisplaatsing van hun kind of beëindiging van hun gezag als ouder. Met ondersteuning van een advocaat hebben ouders een meer gelijkwaardige positie ten opzichte van de Raad voor de Kinderbescherming of een jeugdbeschermer van een gecertificeerde instelling, voor, tijdens en na de zitting bij de kinderrechter. Ze worden beter gehoord, geïnformeerd en weten beter wat hen te wachten staat. De huidige pilot gratis rechtsbijstand wordt verlengd totdat een structurele regeling van kracht is. De inzet is deze gratis rechtsbijstand uit te breiden naar de zogenoemde verlengingsprocedures waarbij de rechter beoordeelt of de bestaande maatregel al dan niet verlengd moet worden.
Bevorderen terugplaatsing
Bij een uithuisplaatsing is het primaire doel het kind te beschermen. Daarna is het van belang dat ouders zo snel mogelijk weer de zorg voor hun kind kunnen overnemen. Dit uitgangspunt van ‘werken aan terugplaatsing’ wordt in de wet vastgelegd. Hiervoor is het groot belang dat er tijdens de uithuisplaatsing contact is tussen ouder en kind. Een omgangsplan wordt dan ook een verplicht onderdeel in de wet. Binnen 6 weken na uithuisplaatsing moet de jeugdbeschermingsorganisatie samen met de ouder(s) een plan hiervoor opstellen. Daarbij moet ook worden onderzocht welke mogelijkheden er zijn voor contact tussen het kind en eventuele broers of zussen. In het wetsvoorstel wordt ook opgenomen dat broers en zussen zoveel mogelijk samen geplaatst worden.
Opvoedperspectief
Om zicht te houden op terugkeer naar het eigen gezin is het van belang dat bij het eerste verzoek tot uithuisplaatsing helderheid is over de vraag waar het kind in de nabije toekomst wordt opgevoed. Een zogenoemd opvoedperspectief. In het wetsvoorstel zal de beslissing hierover expliciet bij de kinderrechter worden neergelegd. Ook als er sprake is van verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Zo kan de kinderrechter bijsturen als blijkt dat de mogelijkheden voor terugplaatsing nog onvoldoende zijn onderzocht.
Voorkomen van uithuisplaatsing
Beslissingen over uithuisplaatsing hebben een grote impact op het recht van kinderen én ouders op een gezinsleven. Ook laat de huidige praktijk zien dat een uithuisplaatsing niet altijd leidt tot verbetering voor het kind. Dat vraagt om zorgvuldig onderzoek of uithuisplaatsing het beste middel is om de veiligheid van het kind te beschermen of dat er een minder ingrijpende manieren zijn om het kind te beschermen. Het zogenoemde subsidiariteitsbeginsel. In de wet zal het subsidiariteitsbeginsel worden toegevoegd aan de rechtsgronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Met als doel dat deze maatregelen alleen worden ingezet als uiterste middel.
Na consultatie van het wetsvoorstel zal het worden voorgelegd aan de Raad van State voor advies, waarna het in 2025 wordt ingediend bij de Tweede Kamer.
Miljoenenimpuls voor doorontwikkelen dronedetectie bij gevangenissen
Er komt jaarlijks € 16 miljoen extra beschikbaar om te voorkomen dat gedetineerden vanuit de gevangenis doorgaan met criminele activiteiten. Dat heeft staatssecretaris Ingrid Coenradie vandaag bekend gemaakt. Het geld wordt onder meer besteed aan voorkomen dat drones smokkelwaar droppen in de gevangenis.
Een klein maar gevaarlijk deel van de gedetineerden doet er vanuit detentie alles aan om hun criminele activiteiten in de buitenwereld voort te zetten. Hiervoor gebruiken ze onder meer naar binnen gesmokkelde telefoons. Deze hebben soms het formaat van slechts een duim. Met het extra geld wordt geïnvesteerd in innovatieve technologie om telefoons en andere contrabande (zoals drugs) in het gevangeniswezen tegen te gaan en om de dronedetectie van de Dienst Justitiële Inrichtingen up-to-date te houden.
Staatssecretaris Coenradie van Justitie en Veiligheid: “Het is onverteerbaar en gevaarlijk dat gedetineerden doorgaan met duistere zaken vanuit de gevangenis. Het ondermijnt de rechtsstaat. Daarom zetten we alles op alles om dit te voorkomen en de samenleving te beschermen. Met deze miljoeneninvestering kunnen we extra stappen zetten. Dat is pure winst.”
Het geld wordt verder geïnvesteerd in de afdelingen Intensief Toezicht (AIT) waar hoogrisicogedetineerden worden geplaatst bij wie bijvoorbeeld het risico bestaat dat ze vanuit detentie doorgaan met criminele activiteiten. Daarnaast wordt nog meer ingezet op het internationaal delen van informatie over deze risicovolle detentiepopulatie.
Een uitgewerkt plan van aanpak wordt in het voorjaar van 2025 naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze investeringsimpuls is onderdeel van de € 300 miljoen die het kabinet jaarlijkse investeert om de nationale veiligheid te versterken.
€ 280 miljoen extra voor politie en veiligheid
Onze veiligheid, vrijheden en democratische rechtsstaat staan onder druk. Het kabinet investeert daarom vanaf 2025 jaarlijks ruim € 280 miljoen extra in de politie en in keten partners zoals het Openbaar Ministerie en Nederlands Forensisch Instituut. Dat staat in een brief met een pakket aan maatregelen die vandaag door minister David van Weel (Justitie en Veiligheid) naar de Tweede Kamer is gestuurd. Zo wordt er onder meer extra geïnvesteerd in meer slagkracht bij de politie, aanpak van digitale criminaliteit, de strijd tegen de georganiseerde misdaad en de aanpak van antisemitisme.
Cybercrime
De aanpak van cybercrime vraagt om één centrale aanpak die meer samenhang brengt door intelligence en de operatie samen te brengen. Daar zijn mensen voor nodig met specifieke kennis. Om de politie snel meer slagkracht tegen cybercrime te geven, gaat de politie inzetten op het werven van zij instromende specialisten.
Minister David van Weel (Justitie en Veiligheid): “Criminaliteit is er niet alleen in de fysieke wereld maar criminelen hebben in de digitale wereld een nieuw verdienmodel ontdekt. Om cybercrime aan te pakken en criminelen hun verdienmodel af te nemen investeert het kabinet in totaal € 52,6 miljoen in de bestrijding hiervan door de politie en andere partijen. Daarbij werkt de politie datagedreven en over grenzen heen want de digitale wereld kent geen grenzen. Daarom versterken we de politie, zoals het Team High Tech Crime.”
Daarnaast wordt ook het NFI verder versterkt door te investeren in projecten over digitale opsporing. Daarmee wordt ook het forensisch deel op het gebied van cybercrime uitgebreid. Hierdoor kunnen we betere resultaten bereiken in de opsporing bij complexe zaken.
Georganiseerde ondermijnende criminaliteit
Criminelen maken voor hun illegale activiteiten gebruik van legale bedrijven en dienstverleners. Zo raken onder- en bovenwereld met elkaar vermengd. Dat zorgt voor onveilige situaties. Het kabinet gaat daarom ook meer investeren in de aanpak van de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Ook hierbij is het belangrijk dat de slagkracht van de politie wordt vergroot.
Van Weel: “Drugslabs midden in woonwijken, uithalers in onze havens en criminelen die vetes uitvechten met explosieven aan voordeuren. Ondermijnende georganiseerde criminaliteit vreet aan de wortels van onze democratische rechtsstaat. Criminelen bedreigen onze samenleving en rechtstaat. Dat vergt van ons een lange adem.”
Er wordt € 62,8 miljoen in geïnvesteerd in de aanpak georganiseerde ondermijnende criminaliteit en het beschermen van de democratische rechtsstaat.
Aanpak antisemitisme
Het kabinet wil antisemitisme met kracht een halt toeroepen. Joodse Nederlanders moeten, net als iedereen in dit land, hun identiteit kunnen laten zien zonder twijfel of angst. Ze moeten een keppel kunnen dragen op straat, een mezoeza aan de deurpost kunnen hebben en veilig naar de synagoge kunnen gaan.
Van Weel: “Elke uiting van antisemitisme doet afbreuk aan de gezamenlijkheid van onze rechtsstaat. Het kabinet wil daarom daders hard aanpakken, slachtoffers ondersteunen en er alles aan doen om antisemitisme te voorkomen. Joden moeten veilig zijn in Nederland en wij moeten hen beschermen tegen het gif dat antisemitisme heet. In totaal trek ik hier € 4,5 miljoen voor uit.”
Kabinetsdelegatie spreekt met maatschappelijke organisaties over antisemitisme
Naar aanleiding van de gebeurtenissen van vorige week in Amsterdam, vindt er op dinsdag 12 november op het Catshuis een bijeenkomst plaats over antisemitisme.
Minister-president Schoof spreekt, samen met een brede kabinetsdelegatie, met vertegenwoordigers vanuit organisaties betrokken bij de Joodse gemeenschap, onderwijs, cultuur, sport, openbaar vervoer, bedrijfsleven, veiligheid en lokaal bestuur.
Miljoenen beschikbaar voor transformatie gesloten jeugdhulp
Het kabinet stelt 176 miljoen euro aan gemeenten beschikbaar voor de afbouw van gesloten jeugdhulp en de opbouw van meer passende vormen van jeugdzorg, zoals kleinschalige residentiële accommodaties of ambulante alternatieven. De ministerraad heeft hier op voorstel van staatssecretaris Karremans (Jeugd, Preventie en Sport) mee ingestemd.
Staatssecretaris Karremans: “Dit kabinet wil zo snel mogelijk de gesloten jeugdhulp zorgvuldig afbouwen. Dat kan als we ervoor zorgen dat voor jongeren die hier nu gebruik van maken een passend alternatief beschikbaar is. Met het besluit dat we vandaag hebben genomen voldoen we aan een belangrijke voorwaarde voor gemeenten om deze transformatie in gang te zetten of te versnellen. Met het geld kunnen de coördinerende gemeenten de plannen die zij samen opstellen met aanbieders gaan uitvoeren. Zo krijgt de transformatie overal in Nederland vorm.”
Afbouw
Het kabinet heeft als doel gesloten jeugdhulp zo snel mogelijk af te bouwen. In plaats hiervan ontwikkelen jeugdhulpaanbieders een alternatief aanbod: kleinschalig en met een andere pedagogische aanpak. Wel houdt het kabinet oog voor situaties waarin jongeren tegen zichzelf beschermd moeten worden en vrijheidsbeperkende maatregelen noodzakelijk kunnen zijn, zoals dreiging van automutilatie of suïcide, onveiligheid door “loverboys” problematiek of gevaar vanwege middelen gebruik. Wel blijft altijd het uitgangspunt ‘Nee, tenzij’.
Gemeenten aan zet
Voor de transformatie is de komende jaren in totaal 176 miljoen euro beschikbaar voor de 7 coördinerende gemeenten. Gemeenten mogen de middelen inzetten voor de afbouw van de huidige gesloten jeugdhulp en het opbouwen van (kleinschalige residentiële of ambulante) alternatieven. 80% van het beschikbare budget wordt verdeeld over de coördinerende gemeenten op basis van het aantal plekken gesloten jeugdhulp in hun regio. De resterende 20% van het budget kan aanvullend door deze gemeenten worden aangevraagd ten behoeve van de af- en ombouw. Gemeenten kunnen in 2025, 2026 en 2027 hiervoor een aanvraag indienen.
Minister van Weel start gesprekken over balans tussen demonstratierecht en openbare orde
Vandaag heeft minister van Justitie en Veiligheid David van Weel de aftrap gegeven van een reeks gesprekken over de verschillende wijzen waarop in Nederland gedemonstreerd wordt en de rol van de overheid daarbij.
Het eerste gesprek vond plaats met de Nationale Ombudsman, Reinier van Zutphen. Het kabinet heeft eerder aangegeven een scherper onderscheid te willen maken tussen vreedzaam demonstreren en orde verstorende acties. Het demonstratierecht is een grondrecht dat wordt gefaciliteerd en beschermd. Met het stelselmatig overtreden van de wet zien we wel dat het draagvlak voor het demonstratierecht onder druk komt te staan in de samenleving. Daarom gaan minister van Weel en ook de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de komende maanden het gesprek aan met maatschappelijke organisaties, actiegroepen, burgemeesters en andere gezagsdragers over de vraag wat de maatschappij wel en niet acceptabel vindt bij demonstreren. De input van deze gesprekken wordt, naast de uitkomsten van het in het regeerprogramma aangekondigde WODC-onderzoek over demonstratierecht, gebruikt bij het verder vormgeven van beleid.
Hogere gevangenisstraffen mogelijk voor drugscriminelen
Het wettelijk strafmaximum voor de zwaardere vormen van harddrugscriminaliteit gaat omhoog. Ons land moet zo onaantrekkelijk mogelijk worden voor drugscriminelen. Daarom wordt het mogelijk hogere gevangenisstraffen op te leggen bij grootschalig bezit, productie en de in- en uitvoer van harddrugs. Dit staat in een wetsvoorstel van minister Van Weel van Justitie en Veiligheid waarmee de ministerraad heeft ingestemd.
De aanpak van ondermijnende criminaliteit bestaat uit verschillende onderdelen: het voorkomen dat personen in de criminaliteit belanden, het doorbreken van criminele verdienmodellen en het beschermen van de samenleving tegen de schadelijke effecten van ondermijnende criminaliteit. Als sluitstuk volgt het effectief bestraffen van criminelen.
Maximumstraffen verhogen
Naast maatregelen die worden genomen om criminelen effectiever te bestraffen, zoals het vergroten van de pakkans en het strafbaar stellen van nieuwe gelegenheidsstructuren, stelt het kabinet voor om de maximumstraffen die in de Opiumwet staan te verhogen voor ernstige harddrugsdelicten. Dit gaat over het opzettelijk aanwezig hebben van een grootschalige hoeveelheid harddrugs, evenals de handel, de productie en de in- en uitvoer van harddrugs. Op het aanwezig hebben van harddrugs is nu een maximum gevangenisstraf gesteld van 6 jaar. Dat verandert in het wetsvoorstel voor grootschalige hoeveelheden naar een maximum gevangenisstraf van 8 jaar. Voor de opzettelijke handel en productie van harddrugs stijgt de maximum gevangenisstraf van 8 naar 12 jaar, voor de in- en uitvoer van harddrugs van 12 naar 16 jaar en voor het plegen van voorbereidingshandelingen bij harddrugsdelicten van 6 naar 8 jaar.
Gevaar voor onze samenleving, rechtstaat en veiligheid
Minister Van Weel: “Drugshandel is hét verdienmodel van de georganiseerde misdaad. Van de productie van synthetische drugs in Nederland tot de doorvoer van cocaïne naar de rest van Europa. Drugscriminelen kennen geen grenzen en vormen een direct gevaar voor onze samenleving, onze rechtsstaat en onze veiligheid. We willen dit verdienmodel doorbreken en waar dat nodig is harder kunnen straffen. Door de wettelijke maximumstraffen voor ernstige harddrugsdelicten te verhogen en meer in lijn te brengen met omringende landen kunnen we internationaal opererende criminelen harder raken.”
Steviger en adequaat optreden
In de praktijk zien we steeds vaker dat het Openbaar Ministerie in zaken tegen de zwaardere categorie drugscriminelen met de strafeisen aan de bovenkant zit van het wettelijke maximum aan gevangenisstraffen. Rechters leggen in zaken ook zeer hoge straffen op, soms tot het wettelijke maximum. Met dit wetsvoorstel wordt het voor het Openbaar Ministerie mogelijk om bij ernstige harddrugsdelicten hogere straffen te eisen en het geeft rechters meer ruimte om gepaste en effectievere straffen op te kunnen leggen. Met het voorstel van het kabinet ontstaat ruimte om steviger en meer adequaat op te treden tegen ernstige harddrugscriminaliteit.
De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.
Nieuw Wetboek van Strafvordering klaar voor parlementaire behandeling; laatste twee boeken ingediend bij Tweede Kamer
De laatste twee boeken van het nieuwe Wetboek van Strafvordering zijn door staatssecretaris Rechtsbescherming Teun Struycken en minister van Justitie en Veiligheid David van Weel ingediend bij de Tweede Kamer. Het gaat om de Boeken 7 en 8 waarin de regels zijn opgenomen over de tenuitvoerlegging van straffen en over internationale strafrechtelijke samenwerking. In maart 2023 werden de Boeken 1 tot en met 6 al ingediend bij de Tweede Kamer. Met de indiening van de laatste twee boeken ligt nu het volledige nieuwe Wetboek van Strafvordering bij de Tweede Kamer. De eerste zes boeken waren reeds klaar voor parlementaire behandeling in 2025.
Staatssecretaris Struycken: “Het fundament voor een eerlijk strafproces ligt besloten in het Wetboek van Strafvordering. Het is een belangrijke basis onder onze rechtsstaat. Daarom moet het wetboek bij de tijd zijn en helder zijn over de rechten, taken en plichten in onze strafrechtketen. Het vernieuwde wetboek biedt dit, zodat burgers goed beschermd zijn en verdachten op correcte wijze opgespoord en berecht worden. Het is goed dat de gehele inhoud van het nieuwe wetboek nu bekend is bij de Tweede Kamer.”
Het Wetboek van Strafvordering bevat de regels waaraan politie, Openbaar Ministerie, rechters en advocaten zich moeten houden in het strafproces. De vernieuwing maakt het wetboek toegerust op nieuwe vormen van criminaliteit zoals cybercrime en ondermijning. Ook wordt het wetboek overzichtelijker en toegankelijker en zijn belangrijke uitspraken van de hoogste rechter erin verwerkt. De vernieuwing maakt het wetboek toekomstbestendig door een duidelijkere positie voor verdachten en slachtoffers maar ook door een actualisering van opsporingsbevoegdheden en de digitalisering van het strafproces.
Het nieuwe wetboek is het resultaat van tien jaar samenwerking tussen alle betrokken organisaties in de strafrechtketen, waaronder de politie, het Openbaar Ministerie, de Rechtspraak, de bijzondere opsporingsdiensten, de Koninklijke Marechaussee en de advocatuur. Ook uitvoeringsorganisaties zoals het Centraal Justitieel Incassobureau, Dienst Justitiële Inrichtingen, Reclassering, Slachtofferhulp Nederland en de Raad voor de Kinderbescherming zijn nauw betrokken. De feedback van al deze betrokken partijen is essentieel om de wetgeving geschikt te maken voor de praktijk. Daarnaast zijn er de afgelopen twee jaar verschillende pilots uitgevoerd om enkele nieuwe onderdelen van het nieuwe Wetboek van Strafvordering in de praktijk al te testen.
Na de behandeling en goedkeuring door de Tweede Kamer van de Boeken 1 tot en met 8 en de eerste aanvullingswet krijgen de betrokken partijen drie jaar de tijd om de nieuwe wet in de praktijk te brengen. Dit betekent dat de organisaties zich kunnen voorbereiden op de veranderingen die de nieuwe wet met zich brengt. De ketenorganisaties werken aan trainingen en aanpassingen in hun systemen om ervoor te zorgen dat de implementatie goed verloopt. Op 1 april 2029 treedt het nieuwe Wetboek van Strafvordering naar verwachting in werking.
Statelijke inmenging zet persoonlijke én nationale veiligheid onder druk
Andere landen proberen invloed uit te oefenen op Nederlanders met een migratieachtergrond. Dit doen ze bijvoorbeeld door spionage, intimidatie of zelfs ontvoering of moord. Deze vormen van statelijke inmenging zetten niet alleen de persoonlijke vrijheden van inwoners van Nederland onder druk, maar ondermijnen ook de democratische rechtsorde in Nederland. Dat staat in de fenomeenanalyse Over de grens van de AIVD en de NCTV over statelijke inmenging in diasporagemeenschappen. De publicatie helpt de samenleving en overheidsorganisaties om dit fenomeen beter te herkennen en te begrijpen. Op Rijksoverheid.nl is een communicatietoolkit gelanceerd om hierover het gesprek te stimuleren.
De fenomeenanalyse beschrijft verschillende manieren waarop buitenlandse overheden en inlichtingendiensten zich bemoeien met Nederlanders met een migratieachtergrond. Als deze buitenlandse overheden zich mengen in diasporagemeenschappen in Nederland, is dat vaak om hun eigen belangen te dienen of om hun invloed te vergroten. Dit kan variëren van het opleggen van reisbeperkingen tot aan bedreiging, mishandeling, ontvoering en in het uiterste geval moord.
Naast repressieve activiteiten kan het ook gaan om ondermijnende beïnvloeding, waarmee geprobeerd wordt politieke besluiten of het sentiment in de Nederlandse samenleving te beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan het mobiliseren van groepen binnen een gemeenschap om belangen van het herkomstland te dienen. Buitenlandse overheden proberen hiermee hun reputatie te verbeteren en kritiek zoveel mogelijk tegen te gaan. Ook proberen ze hun invloed in andere landen te vergroten en de politieke en publieke opinie over bepaalde thema’s naar hun eigen hand te zetten. Een andere vorm van inmenging is het heimelijk inwinnen van gegevens over personen en organisaties. Buitenlandse overheden gebruiken deze gegevens bijvoorbeeld om meer druk uit te oefenen op (oud-) landgenoten of om te spioneren.
Impact op slachtoffers en de democratische rechtsorde
Statelijke inmenging kan diep ingrijpen in diasporagemeenschappen. Het kan individuele levens en groepen onder grote druk zetten en het gaat ten koste van vrijheden van inwoners van Nederland. Het kan ook zorgen voor sociale spanningen en polarisatie, en leiden tot gevoelens van onveiligheid, zelfcensuur en ondermijning van de Nederlandse rechtsgang. Het kan de democratische rechtsorde in Nederland onder druk zetten en is daarom een gevaar is voor onze nationale veiligheid.
Aanpak
Voor Nederland is deze vorm van buitenlandse bemoeienis niet acceptabel. De overheid keurt statelijke inmenging ten zeerste af en neemt maatregelen om dit tegen te gaan. Zo voert Nederland via diplomatieke weg het gesprek met landen die zich op ongewenste wijze bemoeien met de Nederlandse samenleving. Ook staat de overheid in contact met groepen in de samenleving die mogelijk te maken krijgen met statelijke, oftewel ongewenste buitenlandse inmenging. Er is een communicatietoolkit gelanceerd voor medewerkers van gemeenten en andere organisaties die in nauw contact staan met diasporagemeenschappen. Mensen moeten weten wat ongewenste buitenlandse inmenging is en hoe sommige landen te werk gaan, zodat ze hier weerbaarder tegen worden. Meer informatie op www.rijksoverheid.nl/obi.
Over statelijke dreigingen
Statelijke actoren bedreigen in toenemende mate en op verschillende manieren de nationale veiligheidsbelangen, waaronder de democratische rechtsorde. De AIVD houdt de dreiging die buitenlandse overheden kunnen vormen nauwlettend in de gaten; de NCTV werkt aan weerbaarheid tegen statelijke dreigingen.
Bouwen, verduurzamen en baangaranties helpen de leefbaarheid en veiligheid te verbeteren
In de 20 gebieden van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV) is de bouw van 15.000 woningen in voorbereiding, zowel sociale huur als middeldure huur. Daarnaast krijgen circa 53.000 kinderen in NPLV-gebieden gemiddeld 8 uur per week extra leer- en ontwikkeltijd aangeboden. 17 van de 20 gebieden zijn aan de slag met baangaranties voor jongeren. Ook zijn alle gebieden begonnen met extra inzet voor de preventie van jeugdcriminaliteit.
Het zijn enkele resultaten die het NPLV boekte tussen 2022 en 2024. Dat blijkt uit het voortgangsoverzicht dat vandaag naar de Tweede Kamer is gestuurd door minister Mona Keijzer van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO), coördinerend minister van het NPLV.
Minister Mona Keijzer van VRO: “Onlangs ben ik op werkbezoek geweest bij 2 van de 20 gebieden van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid: Den Haag Zuidwest en Heerlen-Noord. De indrukken die ik daar heb opgedaan, bevestigen het belang van de gebiedsgerichte en integrale aanpak van het NPLV en het onverminderd voortzetten van de Rijksinzet daarbij. Deze aanpak vergt echt een lange adem, de problemen zijn niet van vandaag op morgen op te lossen. Maar inmiddels zijn alle betrokken gebieden aan de slag om de leefbaarheid en veiligheid te verbeteren.”
NPLV
Met het NPLV werken 6 ministeries (VRO, BZK, JenV, OCW, SZW en VWS), 19 gemeenten, bewoners, bedrijfsleven en lokale partners zoals scholen, politie en corporaties, aan het verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid in 20 gebieden. Hier stapelen problemen op het gebied van onderwijs, armoede, gezondheid, wonen en veiligheid zich op. Daarbij wordt zowel gewerkt aan het verbeteren van slechte woningen en het aanpakken van de eenzijdige woningvoorraad, als aan bewoners en kinderen meer mee laten doen in de samenleving en de preventieve aanpak van (jeugd)criminaliteit.
Woningen bouwen en verbeteren
Met behulp van bijdragen van het Rijk (de Woningbouwimpuls en de Startbouwimpuls) is in de NPLV-gebieden inmiddels de bouw van circa 15.000 woningen in voorbereiding. In totaal is er voor ruim 33.000 woningen een bijdrage is verstrekt. Bijvoorbeeld in het project De Mix in Utrecht Overvecht worden er voor 80 van de gesloopte sociale huurwoningen 135 teruggebouwd op andere plekken in de stad. Daarvoor in de plaats zijn er in Overvecht 179 middeldure huurwoningen in aanbouw. Zo kunnen bewoners die willen doorstromen naar een duurdere woning in hun eigen wijk blijven wonen. Vooral veel jonge bewoners verlaten nu Overvecht omdat ze geen geschikte woning vinden, terwijl ze er wel willen blijven.
Met het Volkshuisvestingsfonds zijn al bijna 1.400 slecht onderhouden particuliere woningen verbeterd, bij nog eens circa 4.600 woningen werd een verbetertraject gestart. De woningen worden (grondig) gerenoveerd en in veel gevallen ook gelijk verduurzaamd. Zo werden in de wijk Vrieheide in Heerlen-Noord met hulp van onder meer het Volkshuisvestingsfonds en de Regio Deals 51 particuliere woningen in slechte staat opgekocht door corporaties Weller Wonen en Wonen Limburg en vervolgens gerenoveerd en verduurzaamd.
Bestuurder Barry Braeken van Weller Wonen: “De woningen waren in zeer slechte staat. Denk aan schimmel, bomen die op het dak groeien, geen cv-ketel en ga zo maar door.”
In totaal werden daarnaast zo’n 35.000 huishoudens in de NPLV-gebieden geholpen met het aanbrengen van energiebesparende voorzieningen voor een lagere energierekening en een gezonder leefklimaat.
Kansrijke Wijk
De ministeries van SZW, OCW, VWS en VRO hebben 7 losse specifieke uitkeringen (SPUK) van in totaal € 256 miljoen gebundeld in 1 uitkering: (SPUK) Kansrijke Wijk, specifiek voor de gebiedsaanpak in de NPLV-gebieden. Alle gebieden hebben een aanvraag hiervoor ingediend. Daarmee zijn activiteiten gestart om problemen rond armoede en schulden, re-integratie, kansengelijkheid van schoolgaande kinderen, de ontwikkeling van jonge kinderen, weerbaarheid en een gezonde leefomgeving aan te pakken. Groningen Noord zet de SPUK Kansrijke Wijk bijvoorbeeld in voor activiteiten om meer mensen aan een betaalde baan te helpen. Zij intensiveren daarvoor het werken met wijkbedrijven die activiteiten uitvoeren gericht op activering, participatie, scholing en werk.
Extra leer- en ontwikkeltijd voor kinderen en jongeren
Voor bijna 53.000 kinderen is een aanvraag gedaan voor het programma School en omgeving. Via dit programma krijgen kinderen die het goed kunnen gebruiken gemiddeld 8 uur per week extra leer- en ontwikkeltijd.
17 van de 20 NPLV-gebieden werken daarnaast aan een plan voor loopbaanoriëntatie en baangaranties, gebaseerd op de Aan de Bak-aanpak ontwikkeld in Rotterdam-Zuid. Met de Aan de Bak-garantie zijn jongeren aan het begin van hun mbo-opleiding al verzekerd van een baan. Onderdeel van de aanpak is ook een loopbaanoriëntatieprogramma vanaf groep 7 op de basisschool. In Rotterdam Zuid verwierven tot nu toe 871 jongeren een Aan de Bak-garantie.
Voorkomen (jeugd)criminaliteit
Alle NPLV-gebieden zijn van start met het programma Preventie met Gezag van het ministerie van JenV voor de preventie van jeugdcriminaliteit. Tilburg Noord-West knoopt het programma Preventie met Gezag aan de AanDeBak-aanpak. Jongeren die dreigen af te glijden of met justitie in aanraking zijn (geweest) kunnen het Boost Impact-programma volgen. Dat bestaat uit een mix van fysieke inspanning, workshops én individuele begeleiding. De jongeren oriënteren zich ook op werk met baangarantie bij een van de lokale ondernemers.
Deelnemer Anthony: “Ik zit nu op het volwassenonderwijs en daarna ga ik naar het mbo-4 social work. Ik wil zelf later ook met jongeren werken. Ik ga echt niet nog een keer de fout in.”
Oost-Europese Arbeidsmigranten
De problematiek rond Oost-Europese arbeidsmigranten is in vrijwel alle NPLV-gebieden ernstig. Daarom wordt onder meer onderzocht hoe de huisvesting en registratie van Midden- en Oost-Europese arbeidsmigranten verbeterd kan worden en hoe ondersteuning geboden kan worden aan scholen met veel kinderen van Oost-Europese arbeidsmigranten. Daarnaast coördineert het NPLV de Rijksaanpak rond malafide glazenwassers in Zaandam Oost waar veel Oost-Europese arbeidsmigranten bij in worden gezet.