
Kabinet en gemeenten zetten belangrijke stap naar verbetering jeugdzorg
De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en staatssecretaris Maarten van Ooijen (VWS) – namens het kabinet – hebben een principeakkoord bereikt over het financiële kader voor de Hervormingsagenda Jeugd. Hervormingen in de jeugdzorg zijn hard nodig om jeugdigen en gezinnen die dat nodig hebben, zo snel mogelijk passende zorg te bieden. Tegelijkertijd moet het hele jeugdzorgstelsel financieel houdbaar worden. Het gaat daarbij om een combinatie van maatregelen en middelen. Afgesproken is dat in 2024 en 2025 besparingen met in totaal € 385 miljoen worden verzacht. Daarmee worden gemeenten zo goed mogelijk in staat gesteld om in ingewikkelde maatschappelijke omstandigheden de jeugdzorg te verbeteren. Dit is een belangrijke stap naar een inhoudelijk akkoord. Nu is het aan kabinet en gemeenten om met aanbieders, professionals en cliëntenorganisaties de totale Hervormingsagenda Jeugd zo spoedig mogelijk vast te stellen en uit te voeren.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
Grote hervorming van de jeugdzorg
Staatssecretaris Van Ooijen: “Onze gezamenlijke opdracht is om de jeugdzorg sterk te verbeteren, met de grootste hervorming sinds de decentralisatie van de jeugdzorg in 2015. Hervormingen zijn nodig om kwetsbare kinderen en gezinnen sneller en beter te kunnen helpen. Het is hoopgevend dat we nu eindelijk een akkoord hebben over de hoofdlijn van de financiële afspraken. Het is nu aan Rijk en gemeenten om met professionals, clientorganisaties en aanbieders in gezamenlijkheid overeenstemming te bereiken over de inhoud van de hervormingen van de jeugdzorg.”
Jeugdzorg van goede kwaliteit
Met de Hervormingsagenda wordt de jeugdzorg de komende jaren sterk verbeterd. Voor de meest kwetsbare kinderen en gezinnen wordt de toegankelijkheid en beschikbaarheid van de zorg verbeterd. Papierwerk en administratie worden zeer ingrijpend verminderd. Voor kinderen en ouders is het van groot belang dat ze dichtbij huis terecht kunnen bij stevige lokale teams die waar nodig ook zelf hulp bieden. Zoveel mogelijk thuis opgroeien is het uitgangspunt, ook als kinderen hulp nodig hebben. Uithuisplaatsingen willen we zoveel mogelijk voorkomen en terugdringen. Ook zal er continu worden gewerkt aan het verbeteren van kwaliteit, effectiviteit en blijvend leren.
Commissie van deskundigen
Onderdeel van de afspraken is dat er een commissie van deskundigen wordt ingesteld die tijdens de uitvoering van de hervormingen zal adviseren over hoe het gaat, of de afgesproken acties ook worden uitgevoerd en hoe de uitgaven zich ontwikkelen. Deze commissie kan adviseren hoe om te gaan met een uitgavenontwikkeling die afwijkt van het nu overeengekomen financiële kader.
Minister Yesilgöz-Zegerius maakt afspraken over informatie-uitwisseling ISIS-terroristen en -oorlogsmisdadigers
De berechting van ISIS-terroristen en -oorlogsmisdadigers heeft hoge prioriteit voor Nederland. Goede bewijsvergaring is daarbij essentieel. Veel van dat bewijs is te vinden op de plek waar de misdaden zijn begaan en de slachtoffers zijn gemaakt. Minister van Justitie en Veiligheid Yesilgöz-Zegerius heeft vandaag een Memorandum of Understanding (MoU) getekend met Christian Ritscher, de speciaal adviseur van de Verenigde Naties (UNITAD).
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
UNITAD doet onder meer onderzoek naar de ernstige misdrijven, zoals misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden, begaan door ISIS. UNITAD stelt het verzamelde bewijs beschikbaar voor nationale vervolging en berechting. Door het sluiten van een MoU wordt voor Nederland de uitwisseling van informatie voor onderzoeken naar internationale misdrijven makkelijker. Daarmee vergroot het de kans op opsporing en vervolging van misdrijven begaan door ISIS.
Misdrijven mogen niet onbestraft blijven
“Terroristische daden en ernstige internationale misdrijven mogen niet onbestraft blijven. Mensen die willens en wetens ons land hebben verlaten om zich aan te sluiten bij een strijd die gericht is op het vernietigen van onze vrijheid. Of mensen die in Nederland hun toevlucht hebben gezocht nadat zij zich schuldig hebben gemaakt aan de ernstigste schendingen van het internationaal recht. Deze mensen mogen hun straf niet ontkomen. Door intensieve samenwerking met onder meer UNITAD en het Nederlands Openbaar Ministerie en de politie komt de wens naar gerechtigheid weer een stap verder. Slachtoffers verdienen het dat daders voor de rechter worden gesleept.”, aldus Yesilgöz-Zegerius.
Goede bewijsvergaring
Goede bewijsvergaring is belangrijk in het vervolgen van ISIS-terroristen. Daarom bracht de minister in mei 2022 in Bagdad een bezoek aan UNITAD. Tijdens het bezoek is gesproken over het afsluiten van een bilaterale overeenkomst. Door de nu gemaakte afspraken is het voor de politie en het Openbaar Ministerie gemakkelijker om van geval tot geval te beoordelen of het nationale recht hen toestaat relevante informatie met UNITAD te delen.
Samenwerken
Naast het vergemakkelijken van de huidige vorm van samenwerking, wordt met het MoU ook een belangrijk signaal afgegeven dat we streven naar het bestendigen en uitbreiden van de samenwerkingsrelatie. Om de samenwerkingsmogelijkheden met UNITAD nog meer te benutten en een actieve bijdrage te kunnen leveren aan de bewijzenbank van onder meer UNITAD, wil Nederland in de toekomst een Verdrag sluiten.
Afname celmateriaal voor DNA-onderzoek al bij verdachte mogelijk
In de aanpak van het probleem van onvindbare veroordeelden maakt een wetsvoorstel het mogelijk om al in de opsporingsfase bij verdachten celmateriaal af te nemen voor DNA-onderzoek. Nu kan pas celmateriaal worden afgenomen als iemand is veroordeeld voor een ernstig misdrijf. In de praktijk blijken echter niet al deze veroordeelden traceerbaar. Het wetsvoorstel regelt daarom dat celmateriaal al kan worden afgenomen nadat de verdachte is aangehouden door de politie. Dat celmateriaal wordt beveiligd opgeslagen, en mag alleen na een veroordeling worden gebruikt voor het opstellen van een DNA-profiel.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.
Minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid heeft vandaag het wetsvoorstel voor consultatie aangeboden om hiertoe de huidige Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-V) te wijzigen. Met de Tweede Kamer is afgelopen jaren diverse keren gesproken over de werking van de Wet DNA-V. Hierbij werd de wens uitgesproken om in een eerder stadium van het strafproces celmateriaal af te kunnen nemen. Dat gebeurde in het bijzonder naar aanleiding van de rapporten van de commissie-Hoekstra. Deze commissie werd ingesteld na de tragische moord op twee personen door Bart van U.; te weten oud-minister Els Borst en zijn zus Loïs. Van Bart van U. bleek na een eerdere veroordeling in 2012 geen celmateriaal te zijn afgenomen, terwijl dat volgens de wet wel had moeten gebeuren.
Randvoorwaarden en mogelijkheden
De afgelopen jaren is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden en de randvoorwaarden om in een eerder stadium van het strafproces celmateriaal af te nemen. Ook zijn verbeterslagen gemaakt in de uitvoering van de Wet DNA-V door betrokken ketenpartners, waaronder het openbaar ministerie (OM), de politie en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het overgrote deel van de gesignaleerde veroordeelden wordt opgespoord. Het blijkt echter in sommige gevallen lastig om celmateriaal af te nemen, vooral van de groep veroordeelden zonder bekend adres.
DNA-databank
Ruim 10% van de veroordeelden blijft nu ten onrechte buiten beeld, waardoor hun profiel niet in de DNA-databank terechtkomt. Volgens onderzoekers is dit niet of nauwelijks te wijten aan de wijze waarop de wet wordt uitgevoerd, maar heeft dit te maken met het feit dat ze onvindbaar zijn, dan wel buiten bereik van politie en justitie in het buitenland verblijven. Met de voorgestelde wetswijziging wordt de procedure zo aangepast dat het celmateriaal niet pas wordt afgenomen nadat iemand is veroordeeld. De politie gaat celmateriaal afnemen als de verdachte nog in beeld is. Hierbij gaat het om iedere aangehouden verdachte die na verhoor of na beëindiging van de inverzekeringstelling nog wel verdacht wordt van een ernstig misdrijf.
DNA-profiel bij veroordeling
Hoewel celmateriaal in een eerder stadium wordt afgenomen, betekent dit niet dat dit direct mag worden gebruikt voor DNA-onderzoek. De overige bevoegdheden in de Wet DNA-V worden namelijk niet uitgebreid. Het celmateriaal wordt na afname opgeslagen in een aparte beveiligde omgeving. De afgelopen jaren zijn onder meer benut voor onderzoek naar de randvoorwaarden en mogelijkheden voor het bouwen van deze beveiligde omgeving. Op basis van de wetsbehandeling kan deze verder worden ingericht.
Nieuwe werkwijze
Zoals de Wet DNA-V voorschrijft mag het afgenomen celmateriaal pas na een veroordeling, als de officier van justitie een bevel daartoe heeft gegeven, worden gebruikt voor het opstellen van een DNA-profiel. Als de betrokkene niet meer als verdachte kan worden aangemerkt, wordt het celmateriaal vernietigd. De verwachting is dat door de nieuwe werkwijze van vrijwel elke veroordeelde wiens profiel in de DNA-databank moet worden opgenomen, daadwerkelijk een DNA-profiel in de databank kan worden opgenomen.
Nieuwe maatregelen voor aanpak rechtsstaat ondermijnende organisaties
Het moet makkelijker worden om organisaties aan te pakken die de democratische rechtsstaat of het openbaar gezag ondermijnen. Daarom worden er nieuwe handhavingsinstrumenten toegevoegd aan de Wet transparantie maatschappelijke organisaties (Wtmo). De ministerraad heeft ingestemd met het voorstel van minister van Justitie en Veiligheid Yeşilgöz-Zegerius. Het voorstel om de Wtmo te wijzigen wordt daarna naar de Tweede Kamer gestuurd.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.
Hiermee geeft de minister gehoor aan een brede oproep vanuit de Tweede Kamer om te komen met extra handhavingsinstrumenten wanneer sprake is van (dreigende) ondermijning van democratische waarden, fundamentele vrijheden of mensenrechten. Eerder heeft het kabinet het streven aangekondigd meer grip te krijgen op geldstromen die ongewenste beïnvloeding van in Nederland gevestigde organisaties faciliteren.
Stevigere aanpak
Minister Yeşilgöz-Zegerius: “Het is belangrijk dat er een stevigere aanpak komt van organisaties die via hun activiteiten onze rechtsstaat ondermijnen. Er is in ons land geen plek voor activiteiten van organisaties, zoals lezingen of activistische toespraken, die als doel hebben leden op te hitsen om de democratie af te schaffen, voor evenementen waarbij discriminatie van bepaalde groepen wordt uitgedragen of voor het uitbrengen van tijdschriften of pamfletten waarin minderheidsgroepen worden verketterd of weggezet. Met nieuwe handhavingsinstrumenten kunnen we de maatschappij hier beter tegen beschermen.”
Ondermijnen van de rechtsstaat
Tegen maatschappelijke organisaties die de democratische rechtsstaat of het openbaar gezag ondermijnen, moet effectief kunnen worden opgetreden. Dat wordt mogelijk gemaakt met de voorgestelde wijzigingen van de Wtmo. Het kabinet stelt onder andere voor dat een rechterlijk bevel kan worden opgelegd waardoor een organisatie zich gedurende een periode van maximaal twee jaar moet onthouden van bepaalde activiteiten. Daarnaast kan een organisatie worden veroordeeld bepaalde donaties of geldstromen te melden aan het OM, kan het OM inzicht krijgen in de financiële administratie van organisaties, kunnen tegoeden worden bevroren en kan er een verbod op bepaalde donaties worden opgelegd. De maatregelen kunnen apart, maar ook gezamenlijk worden opgelegd. De maatregelen komen in aanvulling op het strafrecht en andere al bestaande maatregelen, zoals de mogelijkheid om in uiterste gevallen rechtspersonen door de rechter te laten verbieden op verzoek van het OM.
Naar een nieuw stelsel: het stelsel beveiligen van personen
Na de moorden op de broer, advocaat en vertrouwenspersoon van de kroongetuige in het Marengo-proces heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid onderzoek gedaan naar de lessen die getrokken kunnen worden uit de beveiligingssituaties van deze drie personen. De minister van Justitie en Veiligheid Yeşilgöz-Zegerius reageert namens het kabinet op de uitkomsten van het onderzoek en de aanbevelingen van de onderzoeksraad.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.
“Het is duidelijk geworden dat er fouten zijn gemaakt, zoals het onvoldoende delen van informatie tussen de opsporing en bewaken en beveiligen. Ook is onvoldoende tegemoetgekomen aan zorgen die leefden bij de te beveiligen personen en dierbaren. Het is ten diepste te betreuren dat deze fouten zijn gemaakt en als verantwoordelijk minister heb ik hiervoor aan de nabestaanden excuus aangeboden. Tegelijkertijd besef ik zeer goed dat het onbeschrijfelijke leed dat de nabestaanden is aangedaan door meedogenloze criminelen, niet kan worden weggenomen”, aldus Yeşilgöz-Zegerius.
Grondige analyse
Het kabinet onderschrijft de grondige analyse en conclusies van de onderzoeksraad en neemt alle aanbevelingen mee bij de inrichting van het nieuwe stelsel van bewaken en beveiligen. In afwachting op het rapport van de onderzoeksraad is de afgelopen jaren al gewerkt aan verbeteringen in de aansturing, informatie-uitwisseling en uitvoering binnen het stelsel bewaken en beveiligen. Deze recente verbeteringen waren noodzakelijke aanpassingen binnen de bestaande (wettelijke) kaders van het stelsel. Het stelsel vandaag de dag functioneert daarmee al niet meer zoals een paar jaar geleden. De ingezette verbeteringen binnen het stelsel zijn niet afdoende om de toenemende nieuwe dreigingen vanuit georganiseerde ondermijnende criminaliteit, geradicaliseerde eenlingen, tezamen met de dreiging vanuit terrorisme en statelijke actoren ook in de toekomst aan te kunnen. Het stelsel moet daarom worden vernieuwd.
Hoofdlijnen nieuwe stelsel beveiligen van personen
Het nieuwe stelsel – het stelsel beveiligen van personen – is gericht op de beveiliging van ernstig bedreigde personen vanuit deze dreigingsfenomenen. Dit stelsel moet eenduidiger, meer gericht op dreiging en transparanter zijn dan het huidige stelsel van bewaken en beveiligen. In het nieuwe stelsel blijft de te bewaken persoon onverminderd centraal staan en er komt meer transparantie waar mogelijk.
Extra aandacht
“Binnen het nieuwe stelsel van beveiligen van personen is extra aandacht voor de te beschermen personen. Een steeds groter wordende groep advocaten, rechters, journalisten en politici ervaart iedere dag de heftige gevolgen van een zware dreiging en de veiligheidsmaatregelen die nodig zijn om hier weerstand tegen te bieden. Zij hebben te maken met verschillende soorten dreigingen. Dit vraagt maatregelen passend bij de dreiging, flexibiliteit en aandacht voor de menselijke maat”, aldus Yeşilgöz-Zegerius.
Eenduidig gezag
In het nieuwe stelsel komt er een eenduidig gezag, zodat er geen sprake meer is van de complexe regie die het huidige stelsel kent. Dit gezag zal worden uitgevoerd door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). De analysefunctie wordt geïnnoveerd, zodat dreigingsinschattingen en –analyses verbeteren en de toegang tot informatie ten behoeve van deze analysefunctie wordt verbeterd. Door gezamenlijke beveiligingsconcepten en -pakketten verder te ontwikkelen wordt de uitvoering van de beveiligingstaken door de politie en de Kmar eenduidiger.
Wettelijk kader
Daarnaast moet er een specifiek wettelijk kader komen voor het stelsel beveiligen van personen, waarin onder meer de nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling wordt geregeld en de benodigde informatiedeling in het kader van bewaken en beveiligen wordt voorgeschreven. Als iemand dusdanig ernstig wordt bedreigd vanuit georganiseerde ondermijnende criminaliteit, geradicaliseerde eenlingen, of vanuit de dreiging vanuit terrorisme en statelijke actoren waardoor mogelijk persoonbeveiligingsmaatregelen nodig zijn, dan raken daarbij verschillende partijen betrokken. Naast de te beveiligen persoon zelf, hebben ook de werkgever en de overheid een rol. Er worden kaders ontwikkeld over wat van ieder van hen mag worden verwacht. Daarbij wordt onderzocht of en hoe dat de basis kan bieden voor een nadere invulling van de rechten en plichten voor te beveiligen personen. Ook komt er naast de eigen monitoring door de NCTV en het toezicht van de Inspectie Justitie en Veiligheid een nieuw in te richten onafhankelijk adviesorgaan dat adviseert over de kwaliteit van het functioneren van het nieuwe stelsel en de doorontwikkeling daarvan.
Samenhang met kroongetuigenregeling en getuigenbescherming
Het kabinet onderschrijft dat er een heldere afbakening moet zijn tussen het stelsel beveiligen van personen en het programma getuigenbescherming. Ook voor getuigenbescherming is het van belang duidelijke (wettelijke) kaders te stellen voor een nadere invulling van de rechten en plichten van alle betrokkenen. Afspraken met kroongetuigen kunnen en mogen alleen worden gemaakt als dat verantwoord is met het oog op hun veiligheid, die van hun omgeving en functionarissen. Er moet een integrale afweging en toetsing plaatsvinden, waarbij expliciet aandacht uitgaat naar de veiligheid en de ethische aspecten van de veiligheidsmaatregelen. Het kabinet onderzoekt daarnaast in welke vorm onafhankelijke toetsing van de getuigenbeschermingsovereenkomst kan worden vormgegeven. De aangekondigde verbreding van de kroongetuigenregeling gaat wat het kabinet betreft in als deze en de eerder aangekondigde verbeteringen zijn gerealiseerd.
Transitiefase
Het inrichten van het nieuwe stelsel en het ontwikkelen van een specifiek wettelijk kader vraagt een goed en adequaat proces en zal niet van vandaag op morgen gereed zijn. De verbeteringen die nu al kunnen starten, worden direct ingezet. Zo wordt bijvoorbeeld de samenwerking met de te beveiligde persoon inhoudelijker vormgegeven. Ook kunnen en mogen er alleen nog afspraken gemaakt worden met een kroongetuige als dat verantwoord is met het oog op hun veiligheid, die van hun directe naasten en functionarissen. Vooruitlopend op het specifieke wettelijke kader geeft de vernieuwing van de werkafspraken tussen partners op bewaken en beveiligen – die zijn vastgelegd in de Circulaire Bewaken en Beveiligen – in juli mogelijkheden voor een eerstvolgende verbeterslag. Daarnaast zal het onafhankelijke adviesorgaan op korte termijn starten. Er moet een modus gevonden worden in het dagelijks laten functioneren van het stelsel, en tegelijkertijd zoveel als mogelijk de noodzakelijke vernieuwingen nu al laten plaatsvinden. Gedurende deze transitiefase zal er vanzelfsprekend continu aandacht zijn voor de veiligheid en het welzijn van de te beveiligen personen in het stelsel.
Ruim 100 chemische grondstoffen voor productie harddrugs verboden
Per 1 april dit jaar worden meer dan 100 chemische grondstoffen – zogeheten precursoren – verboden omdat deze alleen worden gebruikt om harddrugs te maken. Dat hebben minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid en minister Kuipers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport besloten op advies van deskundigen. Met het verbod beogen de ministers zowel de volksgezondheid te beschermen als criminele structuren in de productie en handel van harddrugs te doorbreken en op te rollen. Verder stellen de ministers een expertgroep van deskundigen in voor het bijhouden van de lijst drugsprecursoren. Zo kan doorlopend worden opgetreden bij nieuwe opkomende grondstoffen voor harddrugs.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.
“De georganiseerde misdaad probeert met nietsontziend geweld zoveel mogelijk geld te verdienen met de productie en handel van harddrugs. Eigenaren van schuren en loodsen worden onder druk gezet voor de vestiging van drugslabs, ons milieu wordt ernstig vervuild door dumping van chemisch afval, liquidaties vinden plaats op straat en met explosieven worden gevels opgeblazen. Door het verbieden van deze ruim 100 chemicaliën kunnen opsporingsdiensten eerder optreden tegen de criminele structuren van deze gewelddadige industrie. Alleen al het bezit en het vervoeren van de grondstoffen om harddrugs te maken, wordt al strafbaar. Ook kunnen we internationaal meer gezamenlijk optrekken met landen waar deze stoffen al verboden zijn”, aldus minister Yeşilgöz-Zegerius.
Verbieden van de chemische grondstoffen
Het verbieden van de chemische grondstoffen is mogelijk door de Wet strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit I die per 1 januari 2022 in werking is getreden. Sindsdien is het verboden om drugsprecursoren in te voeren, uit te voeren, te vervoeren of voorhanden te hebben. Hierop staat een maximum gevangenisstraf van 6 jaar. Om tot de lijst van de verboden stoffen te komen, is advies gevraagd aan een groep deskundigen van het Openbaar Ministerie (OM), de politie, Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD), Nederlands Forensisch Instituut (NFI), de Douane, de Koninklijke Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie en het Verbond van Handelaren in Chemische Producten.
Expertgroep
Minister Yeşilgöz-Zegerius en minister Kuipers hebben ook besloten om per 1 april dit jaar de Expertgroep precursoren in te richten met deskundigen uit de betrokken organisaties. Door de instelling van de Expertgroep kan de lijst met drugsprecursoren worden bijgehouden met nieuwe opkomende chemische stoffen. Voor het aanwijzen van de verboden stoffen gelden twee voorwaarden: deze kunnen worden gebruikt voor de illegale productie van drugs, en er is geen legale toepassing van bekend.
Nationale lijst
Met het bijhouden van de nationale lijst kan blijvend het illegale productieproces van harddrugs worden verstoord. Criminelen die de drugsprecursoren vervoeren en/of in hun bezit hebben, kunnen zo gemakkelijker worden aangepakt. Hiervoor moest telkens nog worden bewezen dat deze personen konden weten dat het ging om grondstoffen voor harddrugs. Dit is door het bijhouden van de nationale lijst niet meer nodig.
Eerste Kamer stemt in met wetsvoorstel goed verhuurderschap
Dinsdag 21 maart 2023 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel goed verhuurderschap aangenomen. Het wetsvoorstel geeft gemeenten meer mogelijkheden om huurders te beschermen tegen misstanden bij het huren van woon- of verblijfsruimten. Door een norm voor goed verhuurderschap te introduceren en gemeenten de mogelijkheid te geven om een verhuurvergunning te verplichten, kunnen gemeenten actief sturen op goed verhuurderschap. Zo kunnen gemeenten extra eisen stellen aan de verhuurder als het gaat om het onderhoud van de woning en de maximale huurprijs van gereguleerde huurwoningen.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
Algemene regels goed verhuurderschap
Er komt een landelijke basisnorm voor goed verhuurderschap in de vorm van algemene regels. Deze norm ziet op het gedrag dat van goede verhuurders en verhuurbemiddelaars verwacht mag worden in relatie tot woningzoekenden en huurders. De algemene regels zijn van toepassing op het gehele verhuurproces en op zowel de reguliere verhuur van woonruimte als de verhuur van verblijfsruimte aan arbeidsmigranten. Deze regels zien toe op het voorkomen en tegengaan van discriminatie en intimidatie, het voorkomen van een te hoge waarborgsom en onredelijke servicekosten, de plicht om de huurovereenkomst op schrift te stellen en de plicht om de huurder over enkele zaken te informeren, bijvoorbeeld over de rechten en plichten van de huurder aangaande het gehuurde. Daarnaast is voor verhuurbemiddelaars een verbod opgenomen op het vragen van dubbele bemiddelingskosten.
Vergunning voor de reguliere verhuur van woonruimte
In aanvulling op de algemene regels kunnen gemeenten een verhuurvergunning instellen. Het blijkt dat verhuurders in bepaalde gebieden misbruik maken van de sociaaleconomische kwetsbare positie van huurders. Dit uit zich in zaken als excessieve huurprijzen, achterstallig onderhoud, overbewoning, verloedering, discriminatie en intimidatie. Met dit wetsvoorstel krijgen gemeenten de bevoegdheid om in deze toch al kwetsbare wijken extra eisen te stellen aan verhuurders in relatie tot het onderhoud en, in het geval van gereguleerde zelfstandige huurwoningen, de maximale huurprijs van een woning.
Vergunning voor de verhuur aan arbeidsmigranten
Ook voor de verhuur van een verblijfsruimte aan arbeidsmigranten kunnen gemeenten een verhuurvergunning instellen. Daarbij kunnen gemeenten voorwaarden aan de vergunning verbinden ten aanzien van het maximaal aantal personen per kamer, voorzieningen voor hygiëne en ten aanzien van voorzieningen voor het bewaren en bereiden van voedsel. Deze vergunning is niet gebiedsgebonden.
Handhaving en meldpunt
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het toezicht en het handhaven van de algemene regels en de verhuurvergunning. Hiervoor krijgen zij het bestuursrechtelijke instrumentarium van waarschuwing, bestuursdwang, bestuurlijke boete en als ultimum remedium de beheerovername tot hun beschikking. Dit kan via een escalatieladder worden ingezet. Ook moeten gemeenten een meldpunt instellen waar anoniem en kosteloos meldingen kunnen worden gedaan van ongewenst verhuurgedrag.
Inwerkingtreding
De inwerkingtreding van de wet wordt voorzien op 1 juli 2023.
De meerderheid van de Nederlanders ziet seksueel grensoverschrijdend gedrag als een groot probleem dat harder moet worden aangepakt.
De actualiteiten laten keer op keer zien dat een grondige aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld heel hard nodig is. Daarom komen vandaag 250 vertegenwoordigers van organisaties, ervaringsdeskundigen en overheden bij elkaar om te spreken over de stand van zaken en volgende stappen. Tijdens de conferentie geven verantwoordelijk ministers Dijkgraaf (OCW) en Van Gennip (SZW) een inkijkje in de uitkomsten van een groot publieksonderzoek dat is uitgevoerd door I&O research. Zij vroegen 2.700 Nederlanders naar hun ideeën en meningen rond de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
Conferentie Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld
Verantwoordelijk ministers Dijkgraaf en Van Gennip gaven in de ochtend toelichting op het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Ook gingen zij in gesprek met de aanwezigen over de volgende stappen en benodigde acties die we allemaal samen moeten ondernemen om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld terug te dringen en hulp aan hen die het overkomt te verbeteren. Ook onafhankelijk regeringscommissaris Mariëtte Hamer en Marjan Olfers, hoogleraar sport en recht aan de Vrije Universiteit Amsterdam, spraken de aanwezigen toe. In de middag werd in deelsessies gesproken en samengewerkt rond 10 thema’s, bijvoorbeeld over: de rol van omstanders, seksualiteit bespreekbaar maken in de zorg, seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld in het onderwijs en online, mannenemancipatie en een regionale aanpak. In de deelsessies werden nieuwe allianties of acties gevormd.
Onderzoek en resultaten
Een onderdeel van het Nationaal Actieprogramma is publiekscommunicatie. Om het maatschappelijke gesprek verder op gang te brengen moet het bewustzijn en de kennis over het probleem van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld groter zijn, bij meer mensen. En omstanders moeten weten wanneer en op welke manier zij kunnen ingrijpen. Om, ook met communicatie, goed aan te sluiten bij de verschillende perspectieven en beleving in de samenleving is I&O Research gevraagd onderzoek te doen. De resultaten laten vooral zien dat door verschillende doelgroepen verschillend wordt gedacht over seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Dit gaat dan zowel over welke handelingen als grensoverschrijdend worden ervaren, als over de hoeveelheid aandacht die dit thema krijgt en het eigen gedrag van mensen. Enkele voorbeelden van uitkomsten uit het onderzoek:
- De meerderheid van de Nederlanders (57%) ziet seksueel grensoverschrijdend gedrag als een groot probleem. Ruim een kwart (27%) staat hier neutraler tegenover en 12 procent is het hier niet mee eens.
- Bijna zeven op de tien Nederlanders (68%) is van mening dat seksueel grensoverschrijdend gedrag harder moet worden aangepakt.
- Van de Nederlanders met kinderen, geeft bijna twee derde (64%) aan dat zij het onderwerp met hun kinderen bespreken.
- Op de werkvloer vinden ongeveer 3 op de 10 mensen (32%) het (heel) moeilijk om actie te ondernemen, bijvoorbeeld tegen een manager die ongepaste seksueel getinte grappen maakt. Ook op straat en in het uitgaansleven vindt men het (heel) moeilijk om in te grijpen.
Wetsvoorstel Verhoging strafmaximum deelname aan terroristische organisatie voor advies naar de Raad van State
Het wetsvoorstel om de maximale gevangenisstraf voor deelname aan een terroristische organisatie te verhogen van 15 naar 20 jaar wordt voor advies naar de Raad van State gestuurd. De ministerraad heeft daar op voorstel van minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid mee ingestemd. Het wetsvoorstel vloeit voort uit het Coalitieakkoord.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
Minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid: “Terroristische organisaties zijn tot gruwelijke dingen in staat. Mensen die zich willens en wetens daarbij aansluiten, zijn medeverantwoordelijk voor de afschuwelijke misdrijven die de organisaties plegen en houden die organisaties in stand. De verhoging van het strafmaximum naar 20 jaar geeft een belangrijk signaal af.”
Digitalisering en globalisering
Terroristische organisaties hebben zich in aard, omvang en propogandaverspreiding sterk ontwikkeld. Door het gebruik van social media kunnen organisaties potentiële deelnemers bereiken over vele landsgrenzen heen. Intolerante denkbeelden, ideologieën en oproepen tot geweld verspreiden zich in een oogwenk. Digitalisering en globalisering worden door terroristische organisaties gebruikt om aanhangers te rekruteren en de onderlinge solidariteit te versterken.
Rol deelnemers
Deelnemers hebben een zeer belangrijke rol bij het in stand houden van terroristische organisaties en het vergroten van de dreiging die van die organisaties uitgaat. Door zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie versterken de deelnemers deze organisatie. De organisatie wint aan kracht en wordt (nog) bedreigender. Bovendien stellen meer deelnemers een organisatie in staat (verder) te professionaliseren. Dat maakt de organisatie veerkrachtiger. Deelnemers vormen de kern van de terroristische organisatie en deze deelname dient niet alleen ontmoedigd maar ook krachtig bestreden te worden.
De volgende stap nadat de Raad van State advies heeft uitgebracht, is indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer.
Wetboek van Strafvordering klaar voor de toekomst
Het wetsvoorstel voor het nieuwe Wetboek van Strafvordering wordt bij de Tweede Kamer ingediend. De ministerraad heeft daarmee ingestemd op voorstel van minister Weerwind voor Rechtsbescherming en Yesilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.
In het Wetboek van Strafvordering staat beschreven aan welke regels politie, openbaar ministerie, rechters en advocaten gebonden zijn in het strafproces. Deze regels hebben betrekking op de opsporing van verdachten tot en met de uitvoering van de straf. Het huidige Wetboek van Strafvordering is in 1926 ingevoerd en is inmiddels bijna 100 jaar oud. Dit wetboek is niet ingericht op nieuwe vormen van criminaliteit zoals cybercrime en ondermijning. Daarnaast is het wetboek uit 1926 na 150 wijzigingen onoverzichtelijk geworden. Het huidige wetboek weerspiegelt ook niet altijd de juiste stand van zaken, omdat veel belangrijke uitspraken van de hoogste rechter in Nederland er nog niet in zijn verwerkt.
Toegankelijk en overzichtelijk
Het nieuwe Wetboek van Strafvordering is een toegankelijk en overzichtelijk wetboek dat het geldend recht bevat. Het is een toekomstbestendig wetboek dat de positie van onder meer verdachten en slachtoffers verstevigt en verduidelijkt. Daarnaast zorgt dit nieuwe wetboek ervoor dat criminaliteitsbestrijding op een goede manier kan blijven plaatsvinden, bijvoorbeeld door de introductie van nieuwe bevoegdheden. Ook zijn procedures versimpeld.
Ontwikkelingen
Minister Weerwind: “We leven in een tijd waarin relatief nieuwe strafbare feiten als digitale criminaliteit aan de orde van de dag zijn. Het nieuwe wetboek stelt de strafrechtketen in staat beter in te spelen op technologische ontwikkelingen die elkaar razendsnel opvolgen. Ik vind het daarnaast belangrijk dat de belangen van alle betrokkenen goed zijn meegenomen. Dus ook de belangen van het slachtoffer. Het wetboek bevat voor slachtoffers verbeteringen, bijvoorbeeld met betrekking tot het kennisnemen van de stukken in het strafdossier.”
Veranderingen
Er is bijna tien jaar, in samenwerking met de politie, de bijzondere opsporingsdiensten, de Koninklijke Marechaussee, het openbaar ministerie, de Rechtspraak en de advocatuur, gewerkt aan het nieuwe wetboek. Bij vrijwel alle organisaties in de strafrechtketen zal het nieuwe wetboek voor veranderingen zorgen. Zo moeten medewerkers worden opgeleid en moeten ICT-systemen en werkprocessen worden aangepast. Hiervoor is een implementatieperiode nodig. Op dit moment wordt samen met de partners binnen de strafrechtketen beoordeeld wat een realistische implementatieperiode is.
Nieuwe opsporingsbevoegdheden
Het nieuwe wetboek introduceert enkele nieuwe bevoegdheden en past bestaande bevoegdheden aan. Hierdoor kunnen opsporingsdiensten beter optreden tegen nieuwe vormen van (digitale) criminaliteit. Ook is zoveel mogelijk techniekonafhankelijk geformuleerd, zodat het wetboek bij nieuwe technologische ontwikkelingen niet steeds aangepast hoeft te worden. Bij het maken van nieuwe opsporingsbevoegdheden wordt altijd zorgvuldig afgewogen dat in een strafrechtelijk onderzoek alleen een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer wordt gemaakt voor zover dat noodzakelijk en gerechtvaardigd is.
Betere positie slachtoffers
De rechten van slachtoffers zijn helder geformuleerd en versterkt in het nieuwe wetboek. Het nieuwe wetboek bevat een betere regeling voor slachtoffers die willen klagen over de keuze om geen opsporingsonderzoek te starten en een betere regeling voor slachtoffers om stukken aan het dossier toe te voegen en van stukken kennis te nemen.
Kortere doorlooptijden
Het nieuwe wetboek bevat voorschriften die kunnen bijdragen aan kortere doorlooptijden. Er wordt bijvoorbeeld meer ingezet op het afronden van het opsporingsonderzoek vóórdat de behandeling van een strafzaak op de rechtszitting begint. Ook krijgt de rechter meer mogelijkheden om te sturen op het procesverloop.
Goede voorbereiding verdediging
De advocaat van de verdachte krijgt de mogelijkheid in een eerder stadium van de zaak een actievere rol te vervullen. De mogelijkheden om invloed uit te oefenen op deskundigenonderzoek zijn bijvoorbeeld uitgebreid. En gedurende het hele opsporingsonderzoek, tot aan de inhoudelijke zitting, kan de verdediging de rechter-commissaris benaderen met onderzoekswensen.