
Extra geld voor tegengaan van jeugdcriminaliteit
Het kabinet versterkt de aanpak van het voorkomen van jeugdcriminaliteit. De komende jaren maakt minister Weerwind voor Rechtsbescherming hiervoor extra geld vrij oplopend naar een bedrag van 61 miljoen euro structureel per jaar. Dit komt bovenop de 82 miljoen euro die minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid eerder bekend maakte jaarlijks te investeren in wijken waar risico’s voor jongeren het grootst zijn dat ze worden geronseld door (drugs)criminelen. Alles bij elkaar wordt straks vanaf 2025 143 miljoen euro per jaar uitgetrokken voor maatregelen om te voorkomen dat kinderen, jongeren en jongvolwassenen in aanraking komen met criminaliteit of daarin doorgroeien.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
Jongeren die gewapende overvallen plegen of betrokken zijn bij steekincidenten raken al op jonge leeftijd op het verkeerde pad. Drugscriminelen rekruteren jongeren soms al op jonge leeftijd om pakketjes af te leveren of om ergens op de uitkijk te staan. Ondanks een daling van de jeugdcriminaliteit neemt in een beperkt aantal/bepaalde wijken met veel armoede en werkloosheid de ernstige criminaliteit onder bepaalde risicojongeren toe. Een combinatie van intimidatie, groepsdruk en angst in de buurt maakt het voor jongeren soms lastig om zich staande te houden en te kiezen voor een veilige toekomst met een goede opleiding en eerlijk werk.
Goede toekomst voor jongeren
“Jongeren verdienen een goede toekomst, maar niet iedereen groeit op in een veilige omgeving. Daar liggen criminele verleidingen op de loer. Samen met gemeenten en professionals uit onder meer de zorg en het onderwijs willen we jongeren structuur en toekomstperspectief bieden. We maken ze weerbaarder en daarmee blijven ze op het rechte pad. Ook tijdens en na detentie.” stelt minister Weerwind.
Intensieve persoonsgerichte aanpak
Minister Yeşilgöz-Zegerius: “Het dragen van vuurwapens en betrokkenheid in de drugshandel wordt in wijken door sommige jongeren al gekopieerd. Een intensieve persoonsgerichte aanpak is nodig om de intimiderende druk van drugshandel op jongeren, hun ouders, broertjes en zusjes te stoppen. Deze aanpak is niet vrijblijvend. Alles valt of staat met het aanspreken op gedrag en het betrekken van ouders. Wie toch de fout in gaat, moet worden gecorrigeerd. Alleen door zowel grenzen te stellen als perspectief te bieden, krijgen deze jongeren een kans een ommekeer te maken en uitzicht op een leven zonder steeds achterom te hoeven kijken.’’
Preventie
De basis voor deze aanpak is het coalitieakkoord ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’. Naast de eerder aangekondigde investeringen van minister Yeşilgöz-Zegerius, versterkt haar collega Weerwind ook de preventie in de brede jeugdcriminaliteit, de jeugdstrafrechtketen, de nazorg en re-integratie na detentie. Daarmee wordt voorkomen dat jongeren weer de fout in gaan en/of doorgroeien naar geharde criminelen.
Opvragen politiegegevens standaard bij VOG voor specifieke beroepen
Vanaf 1 juli worden voor bepaalde werkgevers en functies bij de beoordeling van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) ook standaard gegevens van de politie geraadpleegd. Deze zogenoemde VOG politiegegevens wordt alleen ingezet voor beroepen waarbij een hoge mate van integriteit is vereist. Het gaat bijvoorbeeld om bepaalde medewerkers bij de douane, een gevangenisbewaarder of een parketsecretaris bij het OM die strafzaken voorbereid.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.
Met de informatie uit de politiegegevens kan screeningsautoriteit Justis – die VOG-aanvragen behandelt – nog beter beoordelen of er redenen zijn om een VOG politiegegevens niet af te geven. Justis kijkt naar hoe vaak iemand voorkomt bij de politie, of dat recent is of al lang geleden en of de informatie relevant is voor de functie die iemand wil uitvoeren. Informatie van mensen die in de systemen staan als slachtoffer, aangever of getuige wordt niet meegewogen. Een enkele, eenvoudige staande houding of melding zullen de afgifte van een VOG politiegegevens niet in de weg staan.
Voorwaarden opvragen gegevens
Het ministerie bepaalt aan de hand van wettelijk vastgestelde criteria bij welke beroepen deze politiegegevens altijd mogen worden opgevraagd. Het gaat om functies met de bevoegdheid om geweld te gebruiken, met toegang tot gevoelige informatie op het terrein van openbare orde, veiligheid en handhaving van de rechtsorde, of betrokkenheid bij integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
Justis behandelt jaarlijks rond de 1,4 miljoen VOG-aanvragen. Het overgrote deel daarvan wordt toegekend. Naar verwachting zullen dit jaar ongeveer 3000 VOG politiegegevens worden aangevraagd. Dat komt neer op zo’n 0,21% procent van het totale aantal VOG-aanvragen.
Landelijke Eenheid van de politie wordt hervormd
De Landelijke Eenheid van de politie zal worden omgevormd tot twee eenheden. Eén gericht op landelijke operaties en expertise en één voor landelijke opsporing. Daarnaast worden er maatregelen genomen om de werkcultuur en leiderschap binnen de organisatie structureel te veranderen. Zo laat minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid weten aan de Tweede Kamer, in reactie op het eindadvies van de Adviescommissie voor de Landelijke Eenheid, onder leiding van de heer Schneiders.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.
De adviescommissie heeft vorig jaar van de minister de opdracht gekregen om naar aanleiding van aanhoudende problemen binnen de Landelijke Eenheid te adviseren over verbeteringen en de noodzaak van herpositionering van de Landelijke Eenheid in het huidige politiebestel.
Veilige werkomgeving
Commissievoorzitter Bernt Schneiders: “In alle gesprekken die wij gevoerd hebben werd duidelijk dat politiemensen bij de Landelijke Eenheid enorm gedreven zijn om hun werk goed te doen. Door de organisatiestructuur lukte dat alleen niet altijd. Met name het realiseren van een veilige werkomgeving moet snel opgepakt worden. Leidinggevenden moeten tijd en aandacht kunnen besteden aan alle collega’s in hun team”.
Meer focus en herkenbaarheid
Minister Yeşilgöz-Zegerius: “Vandaag bieden we de medewerkers van de politie duidelijkheid over de toekomst van de Landelijke Eenheid. Een belangrijke stap naar een organisatie met meer focus en een herkenbaar profiel die de veiligheidsvraagstukken van vandaag de dag aankan. Er zal door de politie hard worden gewerkt om tot de verandering van organisatie en cultuur te komen. Zelf blijf ik nauw betrokken en ik heb de commissie Schneiders gevraagd dit proces te monitoren”
Goed functioneren
Korpschef Henk van Essen: “De veranderingen bij de Landelijke Eenheid raken de hele politie. Al is het maar, omdat alle eenheden gebaat zijn bij het goed functioneren van de nieuwe landelijke eenheden en zij intensief met hen zullen samenwerken. Feitelijk markeren de veranderingen bij de Landelijke Eenheid de start van de volgende fase van de in 2013 ingezette vorming van de Nationale Politie.”
Naar twee eenheden
De grote hoeveelheid aan taken binnen één eenheid zit de Landelijke Eenheid nu in de weg. De huidige organisatie van de Landelijke Eenheid zorgt ervoor dat potentie van medewerkers onvoldoende wordt benut en dat de menselijke maat en persoonswelzijn op de achtergrond zijn geraakt. Daarnaast vragen hedendaagse veiligheidsdreigingen, zoals de georganiseerde ondermijnende criminaliteit en terrorisme, om landelijke eenheden met meer kennis, kunde en focus. De commissie adviseert daarom om de Landelijke Eenheid om te vormen naar twee landelijke eenheden met elk een samenhangend en onderscheidend takenpakket. Eén richt zich op landelijke operaties en expertisetaken en één op landelijk opsporing van zware vormen van georganiseerde criminaliteit en terrorisme.
Verandering van werkcultuur en leiderschap
Een verandering van organisatiestructuur dient ook samen te gaan met maatregelen op het vlak van werkcultuur en leiderschap om tot verbeteringen op de werkvloer te komen. Daarom adviseert de commissie om gewenst en ongewenst gedrag expliciet te formuleren, passende leiderschapsprofielen op te stellen en de huidige leidinggevenden te schouwen. De commissie wijst erop dat het onvermijdelijk is dat er leidinggevenden zijn die niet meewillen of meekunnen in de cultuuromslag en een andere vorm van leiderschap.
Organisatieontwikkeling
Daarnaast adviseert de commissie aan de korpschef om twee landelijke eenheden in te richten die wendbaar zijn, data-gedreven werken en innovatie en vakontwikkeling stimuleren. Daarnaast adviseert de commissie om de officieren van justitie goed te positioneren ten aanzien van de landelijke eenheid voor landelijke opsporing door een strategische overlegtafel in te richten. Ook adviseert de commissie het zicht van het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP) op beide landelijke eenheden te versterken.
Vervolg
De minister neemt de aanbevelingen van de commissie over en heeft de korpschef opdracht gegeven een transitieplan op te stellen dat op 1 oktober 2022 gereed is. De minister heeft de commissie Schneiders gevraagd om de veranderingen uit het transitieplan komend jaar te monitoren.
Extra maatregelen voor meer persveiligheid
De persvrijheid in Nederland staat onder druk. Intimidatie, geweld en bedreiging zorgen ervoor dat journalisten in hun werk worden belemmerd. Daarom nemen staatssecretaris Uslu (Cultuur en Media) en minister Yesilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) aanvullende maatregelen om de persvrijheid in Nederland te beschermen. Dat schrijven de bewindspersonen vandaag in een brief aan de Tweede Kamer.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.
Persvrijheid en veiligheid essentieel voor democratie
Staatssecretaris Uslu: “Persvrijheid en persveiligheid zijn essentieel voor onze democratie. Journalisten krijgen steeds meer te maken met bedreigingen, agressie en intimidatie. Dat is onacceptabel. Uit recente rapporten en gesprekken die ik met journalisten heb gevoerd, concludeer ik dat dit een structureel, maatschappelijk probleem is dat niet eenvoudig op te lossen is. Daarom gaan we het probleem met dit plan grondig aanpakken.”
Minister Yesilgöz-Zegerius: “Binnen de vrije samenleving kunnen we het niet tolereren dat sommigen denken anderen te moeten intimideren door hun privégegevens te verspreiden. Thuis moeten jij en je gezin veilig zijn. Als journalist moet je te allen tijde vrij en onbelemmerd je werk kunnen doen. Daarom trekken we hier de grens en leggen we bijvoorbeeld ook met het wetsvoorstel doxing in de wet vast dat we dit niet accepteren. En wie die grens toch overgaat, verdient straf.”
Recent verschenen drie rapporten over de persvrijheid in Nederland: de jaarlijkse World Press Freedom Index van Verslaggevers zonder Grenzen, Media Freedom Rapid Response (MFRR) en de jaarrapportage over 2021 van het College voor de Rechten van de Mens. Deze rapporten tonen aan dat er naast lopende maatregelen op meer terreinen actie nodig is om de persvrijheid te beschermen. Daarom breiden de bewindspersonen de maatregelen uit: door Nederlanders bewust te maken van het belang van journalistiek en het maatschappelijk debat te bevorderen, door het aanpakken van online intimidatie en door onderzoek te doen naar het probleem en naar goede voorbeelden in andere landen.
Uitbreiding maatregelen
Uslu en Yësilgoz-Zegerius verlengen allereerst hun steun aan het initiatief PersVeilig tot en met 2024. Daar kunnen journalisten terecht voor hulp bij concrete incidenten, maar ook voor trainingen om dreiging te voorkomen. Voor freelance journalisten is er een vergelijkbaar initiatief: het Flexibel Beschermingspakket Freelancers, dat tot 2023 loopt. De bewindspersonen gaan met de sector in gesprek over hoe dat pakket vanaf 2024 vervolg krijgt.
Ten tweede gaat Uslu samen met het Netwerk Mediawijsheid een aanpak ontwikkelen om Nederlanders bewust te maken van hoe media en journalistiek werken, hoe de journalistiek de macht controleert en hoe een democratie niet kan bestaan zonder een vrije, kritische en onafhankelijke pers.
Ten derde wil het kabinet zorgen voor een goed functionerend systeem om meldingen van online intimidatie van journalisten tegen te gaan. Uslu en staatssecretaris Van Huffelen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) gaan in gesprek met de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), het Genootschap van Hoofdredacteuren, de politie, het Openbaar Ministerie en relevante social mediaplatforms over welke stappen hiervoor nodig zijn.
Ten slotte laten de bewindspersonen onderzoek doen naar specifieke aspecten en doelgroepen van het probleem, zoals online intimidatie, agressie tegen vrouwelijke journalisten en tegen journalisten met een niet-westerse achtergrond. Ook wil Uslu door middel van onderzoek inzicht krijgen in wat landen die hoog scoren als het gaat om persveiligheid en persvrijheid goed doen. Deze inzichten moeten leiden tot beter beleid.
Lopend beleid
Uslu en Yësilgoz-Zegerius willen voortbouwen op bestaande maatregelen om de persvrijheid en persveiligheid te bevorderen. In de afgelopen jaren is al veel in gang gezet samen met de sector, zoals het initiatief PersVeilig.
Een ander belangrijk kabinetsinitiatief om persvrijheid en persveiligheid te bevorderen is het wetsvoorstel van minister Yesilgöz-Zegerius om ‘doxing’ tegen te gaan, het delen van iemands persoonsgegevens met als doel om die persoon te intimideren.
Seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld aanpakken door actieplan en maatschappelijk gesprek
Ministers Dijkgraaf (OCW) en Van Gennip (SZW) komen met voorstellen voor de cultuurverandering die noodzakelijk is om de problematiek van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld in de samenleving aan te pakken. Met een nationaal actieplan willen zij versteviging van wet- en regelgeving, gerichte acties en een maatschappelijk gesprek over normen hoe we op een prettige en respectvolle manier met elkaar omgaan. Verschillende incidenten in de voorbije maanden hebben laten zien dat het probleem breed in de samenleving terug te vinden is. Beide ministers maken namens het kabinet contouren van het nationaal actieplan bekend. Het kabinet gaat in overleg met de regeringscommissaris in gesprek met zoveel mogelijk belanghebbenden om het om het actieplan verder te brengen. In het najaar wordt het actieplan gepresenteerd.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
Ongeveer 1,6 miljoen Nederlanders zijn in 2020 slachtoffer geworden van seksueel geweld. Daarnaast heeft 53% van de Nederlandse vrouwen in haar leven ervaring gehad met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Deze cijfers geven onder meer aan dat het probleem in Nederland groter is dan de incidenten die in de media naar voren komen. Het kabinet mengt zich daarom actief in het maatschappelijk gesprek, spreekt zich uit en onderneemt samen met relevante partijen doelgerichte acties en maatregelen. In februari hebben ministers Dijkgraaf en Van Gennip Mariette Hamer aangesteld als regeringscommissaris, zij is in april begonnen. Zij heeft de afgelopen maanden veel gesprekken gevoerd met experts en ervaringsdeskundigen. Ook is zij gestart met gesprekken met diverse sectoren. . De kennis uit deze gesprekken is meegenomen in de contouirenvan het nationaal actieplan. Mariëtte Hamer zal als regeringscommissaris een zichtbaar en herkenbaar boegbeeld zijn voor de cultuurverandering die het kabinet nastreeft.
Nationaal Actieplan tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld
Het kabinet komt in het najaar met een nationaal actieplan tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Hiervoor worden deze zomer meerdere gesprekken en verkenningssessies met maatschappelijke organisaties, wetenschappers, ervaringsdeskundigen, jongeren, sociale partners en overheidsinstanties gehouden. Hiermee wil het kabinet op grote schaal kennis en aanbevelingen ophalen die moeten leiden tot het nationaal actieplan. Het overkoepelende doel van de aanpak in het nationaal actieplan is het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld en het bereiken van een samenleving waarin ieder zich veilig voelt. Dit vraagt een cultuurverandering. Om dit te bereiken staan in het nationaal actieplan de volgende doelen centraal:
- Tot maatschappelijke normen komen en een gedeeld beeld krijgen over hoe we met elkaar om willen gaan in de samenleving en wat daarvoor nodig is, met nadrukkelijke aandacht voor genderstereotypering en machtsongelijkheid. De samenleving hierbij helpen met kennis over gezonde relaties, grenzen, wensen en seksuele weerbaarheid. Hierbij wordt specifiek aandacht gericht op jongeren, hun ouders en professionals die met jongeren werken zoals docenten, begeleiders en jongerenwerkers.
- Scherpe formele normen stellen in wet- en regelgeving, om duidelijk te markeren wat we wel en niet toelaatbaar is en effectieve aanpakken verplicht te stellen.
- Organisaties, gemeenten en clubs ondersteunen om processen op orde te brengen, zodat er overal helder en effectief beleid is om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld te voorkomen.
- Omstanders activeren door hen duidelijk te maken wat wel en niet kan en hoe zij kunnen reageren.
- De toegankelijkheid en vindbaarheid van meldpunten en hulpdiensten voor slachtoffers én plegers verbeteren.
- Verbeteren vanadequate en effectieve hulp waardoor verdere schade zoveel mogelijk voorkomen wordt.
Het maatschappelijk gesprek
Het bereiken van de gewenste cultuurverandering vraagt veel inspanning, een lange adem en een brede inzet in de samenleving. Om tot deze cultuurverandering te komen is het belangrijk dat het gesprek gevoerd wordt over maatschappelijke normen en waarden en over formele normen zoals vastgelegd in nationale- en internationale wetgeving rondom seksueel gedrag, genderstereotypes, machtsongelijkheid en grenzen. Zowel in de media, als in de boardrooms en op de werkvloer, het klaslokaal en bijvoorbeeld aan keukentafels. Hierin is ook een belangrijke rol weggelegd voor Mariëtte Hamer, als regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld.
Regeringscommissaris
Naast een adviserende rol (gevraagd en ongevraagd) richting het kabinet is de regeringscommissaris zelf actief in de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Zij heeft de afgelopen tijd veel gesprekken gevoerd en is gestart met het aanjagen van het maatschappelijk gesprek. Met deze kennis en ervaring gaat zij de komende periode een aantal eerste initiatieven nemen. Zo gaat zij onder meer kijken naar wat nodig is om onderzoeken naar grensoverschrijdend gedrag beter te laten verlopen. Ook zal zij een netwerk van ambassadeurs om zich heen verzamelen, die haar gaan helpen bij haar werkzaamheden en om het maatschappelijk gesprek in de samenleving te voeren. De strategie en de werkzaamheden van de regeringscommissaris zijn bedoeld om het actieplan van het kabinet verder te verrijken en versterken en daarmee seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld tegen te gaan.
Meer instrumenten voor boa’s om zelfstandig en veilig te kunnen werken
Buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) spelen een steeds belangrijkere rol in de leefbaarheid en veiligheid van ons land. Om de taak van boa zelfstandig en veilig te kunnen uitoefenen is een goede opleiding, een adequate uitrusting en zo nodig bewapening noodzakelijk. Om op straat makkelijker iemands identiteit vast te kunnen stellen krijgen boa’s vanaf volgend jaar ook toegang tot het rijbewijzenregister.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
Nederland kent ongeveer 23.000 boa’s die verspreid over zes domeinen werken en via honderden publieke en private werkgevers. Zo kennen we de gemeentelijke handhavers die handhaven op veelvoorkomende overlast zoals hinderlijk gedrag van hangjongeren, afval op straat en verkeersovertredingen. De groene boa’s, zoals de boswachter die zorgt voor handhaving in de buitengebieden. Of de ov-boa’s: conducteurs in de trams, treinen en bussen. Ook leerplichtambtenaren en sociaal rechercheurs zijn boa’s. Er zijn dus veel verschillende boa’s. Naast een belangrijke rol die is weggelegd voor werkgevers, is de minister van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk voor dit hele stelsel van boa’s.
Minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid: “Boa’s zijn de oren en ogen van de wijk. Zij kennen de inwoners, worden vaak als eerste aangesproken of spreken mensen aan. In de buitengebieden zorgen de groene boa’s ervoor dat de natuur beschermd blijft en in het openbaar vervoer dat iedereen veilig kan reizen. In de loop der jaren hebben boa’s er meer taken bij gekregen. Daarom hebben zij ook de bijbehorende instrumenten nodig om hun taak goed en zelfstandig te kunnen uitoefenen. Uiteraard in een goede samenwerking met de politie.”
Toegang tot systemen
Wanneer een boa op straat bij een overtreding een boete wil uitschrijven, moet hij de identiteit van de overtreder kunnen vaststellen. Wanneer een persoon geen identiteitsbewijs bij zich heeft, moet nu de politie erbij komen om de identiteit vast te stellen. Om ervoor te zorgen dat boa’s dit zelfstandig kunnen doen, krijgen zij toegang tot het rijbewijzenregister van de Dienst Wegverkeer (RDW). Zo kunnen gemeentelijke handhavers, publieke groene boa’s en ov-boa’s naar verwachting in de loop van 2023 zelfstandig de identiteit van een persoon vaststellen.
Bewapening
Boa’s moeten hun werk veilig kunnen doen. Dat betekent dat de werkgever moet zorgen voor training en een goede uitrusting, zoals een portofoon of een beschermend vest. Boa’s kunnen wanneer het nodig is voor hun taak worden uitgerust met geweldsmiddelen, bijvoorbeeld met de korte wapenstok. Bij het toekennen van de geweldsmiddelen moet de boa-werkgever nu onder meer aantonen of er sprake was van een toename van het aantal geweldsincidenten tegen de boa. Wanneer het aantal geweldsincidenten gelijk bleef of afnam, kon dit leiden tot de intrekking van het geweldsmiddel, terwijl de noodzaak tot het uitrusten van een boa met een geweldsmiddel aanwezig bleef. Dat is onwenselijk. Daarom wordt dit criterium nu aangepast in de beleidsregels boa. Daarnaast zullen handboeien op termijn worden toegevoegd aan de standaarduitrusting van boa’s die een geweldsbevoegdheid hebben.
De pilot met een korte wapenstok voor gemeentelijke handhavers in 10 gemeenten is geëvalueerd door het WODC. De evaluatie heeft veel nuttige leerpunten opgeleverd, bijvoorbeeld op het vlak van communicatieve vaardigheden en over het belang van training. Een aantal leerpunten wordt verwerkt in de beleidsregels boa. De pilot met de korte wapenstok eindigt 1 juli 2022. Alle gemeenten kunnen, indien zij dat willen, op basis van de aangepaste beleidsregels boa een aanvraag voor toekenning van de korte wapenstok indienen. Uiteraard moet die voldoen aan alle voorwaarden en criteria.
Neutraliteit van het uniform
De boa vertegenwoordigt gedurende het werk de Nederlandse overheid en kan hierbij gebruikmaken van de aan hem of haar toegekende politiebevoegdheden en eventueel geweldsmiddelen. Dat brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee en vereist een neutrale en professionele uitstraling. Daarom is er een landelijke richtlijn lifestyle-neutraliteit boa opgesteld conform de richtlijn zoals de politie die kent. In de richtlijn staat dat een boa in contact met het publiek afstand neemt van “zichtbare uitingen van (levens)overtuiging, religie, politieke overtuiging, geaardheid, beweging, vereniging of andere vorm van lifestyle, die afbreuk doet aan de gezagsuitstraling, neutraliteit en veiligheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar”.
Versterking ondernemers in de strijd tegen georganiseerde criminaliteit
Minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid (JenV) versterkt met ondernemers de aanpak van georganiseerde misdaad om te voorkomen dat criminelen onze open economie en goede infrastructuur misbruiken. In een nieuw actieprogramma Veilig Ondernemen 2023-2026 worden hierover afspraken gemaakt met diverse branches en de ondernemersorganisaties VNO-NCW en het midden en kleinbedrijf MKB-Nederland. De minister investeert hierbij jaarlijks structureel € 10 miljoen extra in de regionale Platforms Veilig Ondernemen (PVO’s) om in heel Nederland de weerbaarheid van bedrijven tegen georganiseerde en ondermijnende criminaliteit te vergroten.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.
De aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit heeft voor het kabinet prioriteit. In het coalitieakkoord trekt dit kabinet fors meer geld uit: oplopend naar een bedrag van structureel € 100 miljoen vanaf 2025. Dit geld komt bovenop de jaarlijkse € 434 miljoen die met Prinsjesdag 2021 door het vorige kabinet is vrijgemaakt. In de aanpak van de misdaad gaat het om voorkomen, doorbreken van criminele netwerken en verdienmodellen, bestraffen en beschermen. Volgens minister Yeşilgöz-Zegerius is hierbij de samenwerking met bedrijven, boeren en zelfstandigen essentieel. Er zijn hiervoor al verschillende trajecten ingezet, die de minister wil versterken.
Vermenging onder- en bovenwereld
‘De georganiseerde misdaad zoekt voortdurend wegen in de bovenwereld om geld wit te wassen en om illegale praktijken uit te kunnen voeren. Boeren en omwonenden op het platteland zien criminelen op zoek naar schuren om drugslabs in te richten. Vrachtwagenchauffeurs en havenpersoneel zien drugssmokkelaars die er niet voor terugdeinzen om met intimidatie en geweld hun illegale handelswaar op transport te krijgen. En in winkelstraten en bedrijfsterreinen zien bonafide ondernemers het gauw als een nieuwe buurman met duistere zaken bezig is. Ondernemers zien vaak snel waar criminele structuren in ontstaan en kunnen dan ook goed aangeven wat aan maatregelen nodig is. Alleen door samen op te trekken, kunnen we voorkomen dat criminele netwerken onze veilige samenleving ondermijnen en kunnen we dit doorbreken’, aldus minister Yeşilgöz-Zegerius.
PVO’s en voorbeelden om weerbaarheid te vergroten
De € 10 miljoen extra per jaar voor versterking van de PVO’s komt uit de Prinsjesdaggelden. De inzet van deze middelen zal worden bepaald in de 10 regionale PVO’s. Hierbinnen werken politie, Openbaar Ministerie, gemeenten, brancheorganisaties en bedrijven samen om ondernemers bewust te maken van de gevaren van ondermijnende criminaliteit en maatregelen te nemen om te voorkomen dat zij met de criminaliteit in aanraking komen. Uit onderzoek dat is verricht voor nieuwe afspraken in het landelijke actieprogramma Veilig Ondernemen 2023-2026, blijkt dat ondernemers behoefte hebben aan meer aandacht voor het vergroten van hun weerbaarheid tegen criminaliteit.
Land- en tuinbouw
Zo is ZLTO, de land- en tuinbouworganisatie voor agrarische ondernemers in de regio’s Zuid-Gelderland, Noord-Brabant en Zeeland, een pilot begonnen met steun van het ministerie van Justitie en Veiligheid voor een vertrouwenspersoon in het buitengebied. Uit het rapport weerbare boeren in kwetsbare gebieden blijkt dat bijna 1 op de 5 boeren en tuinders wel eens is benaderd door criminelen, die voor drugsproductie gebruik wilden maken van hun (leegstaande) schuren en stallen en voor drugsafval de mestput. Dit ervaart 1 op de 3 agrarische ondernemers als intimiderend. Bij de Vertrouwenspersoon Veilig Buitengebied kunnen de boeren, tuinders en omwonenden terecht met vragen, hulp en vermoedens van ondermijnende criminaliteit in hun omgeving.
Transportsector
Ook in de transportsector worden ondernemers, hun chauffeurs en ander personeel meer bewust gemaakt van drugssmokkel en de bijkomende gevaren. Het programma Transport Facilitated Organized Crime zal worden opgeschaald door de Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid Politie samen met de brede transportsector, waaronder Transport en Logistiek Nederland, en het ministerie van Justitie en Veiligheid om zowel de criminaliteit op logistieke knooppunten tegen te gaan als om te voorkomen dat de drugssmokkel zich verplaatst naar buiten de hekken en muren van zee- en luchthavens. Dit gebeurt onder meer door transportondernemers en hun personeel te trainen om verdachte situaties sneller te herkennen en hoe ze kunnen handelen als ze die situaties tegenkomen.
Kabinet presenteert vernieuwde aanpak dakloosheid: wonen eerst
Staatssecretaris Van Ooijen (VWS), minister De Jonge (BZK/VRO) en minister Schouten (SZW) informeren in een brief aan de Tweede Kamer over nieuwe plannen voor de aanpak tegen dakloosheid. Huisvesting wordt de kern van de vernieuwde aanpak. Daarnaast gaat er een grotere samenhang komen tussen de financiële problematiek en de dakloosheid. Bijzonder aan de nieuwe aanpak is dat ervaringsdeskundigen een belangrijke rol spelen. Ook komt er structureel € 65 miljoen euro per jaar extra beschikbaar. De definitieve plannen worden eind dit jaar gepresenteerd aan de Tweede Kamer.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
Staatssecretaris Van Ooijen: “Het is een grondrecht dat de overheid moet zorgen voor voldoende woongelegenheid. Het vorige kabinet heeft een goede start gemaakt. Nu ga ik, samen met mijn collega’s, de volgende stap zetten die structureel van aard is; iemand die dakloos is, moet niet opgevangen worden in een daklozenopvang, maar we zorgen zo snel mogelijk voor een huis. Met de structurele investering wil ik volle bak inzetten op preventie van dakloosheid en zorgen dat daklozen snel een dak boven hun hoofd krijgen.”
Ervaringskennis
Een woning voor iedereen is voor het nieuwe kabinet een prioriteit. Alle relevante kennis die eerder is opgedaan, krijgt een plek in de nieuwe aanpak dakloosheid. Er komt een langetermijnaanpak dakloosheid 2023-2030 waarbij er een belangrijke rol is voor ervaringsdeskundigen. Ervaringskennis speelt een belangrijke rol voor het maken, maar ook voor het toetsen van het beleid. De ministeries van VWS, SZW, BZK en gemeenten trekken daarnaast op met alle andere betrokken partijen voor de langetermijnaanpak.
Wonen eerst
Het is bekend dat daklozenopvang het herstel van mensen niet bevordert. In bijna alle gevallen zijn dakloze mensen die in een opvang verblijven beter af met een eigen woonplek. Om menselijk leed en maatschappelijke kosten te voorkomen, moet er voor deze mensen snel een woonplek gevonden worden. Daarom moeten er, ook voor mensen die dakloos zijn of dreigen te raken, extra woonplekken gerealiseerd worden in Nederland. Voor deze groep is in het plan van minister De Jonge ‘een thuis voor iedereen’ expliciet aandacht. Gemeenten gaan in hun woonzorgvisie de behoefte aan huisvesting, zorg en begeleiding opnemen. Hierbij zal er ook gekeken worden naar een woning met de juiste begeleiding voor dakloze mensen.
Preventie
In de nieuwe aanpak komt meer nadruk op preventie. Schulden of gezondheidsproblemen moeten vroeg gesignaleerd worden; dit kan namelijk resulteren in dakloosheid. Hierbij is het belangrijk dat deze mensen snel de juiste ondersteuning krijgen. Door er eerder bij te zijn en ervoor te zorgen dat problemen niet verergeren, moet worden voorkomen dat mensen op straat belanden. Op dit gebied werkt het ministerie van VWS samen met het ministerie van SZW. Zo wordt er samengewerkt in programma’s die gericht zijn op preventie van geldzorgen, armoede en schulden. Ook is in het coalitieakkoord afgesproken dat de kostendelersnorm gewijzigd wordt en jongeren tot 27 jaar niet meetellen als kostendeler voor de uitkering van huisgenoten. Dit draagt bij aan het verminderen van dak- en thuisloosheid onder jongeren. Het kabinet kijkt ernaar uit om de komende jaren gezamenlijk met Rijkspartners, VNG, gemeenten, woningcorporaties, zorgaanbieders, cliënten- en belangenorganisaties, ervaringsdeskundigen, wetenschappers, fondsen, burgers en andere relevante lokale en landelijke (publieke en private) partijen, te werken aan de aanpak van dakloosheid.
Vernieuwd samenwerkingsverband NSOC in aanpak georganiseerde misdaad
Met een koerswijziging gaat het Multidisciplinair Interventie Team (MIT) verder in de strijd tegen georganiseerde criminaliteit onder de naam Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit (NSOC). De samenwerking tussen de politie, het Openbaar Ministerie, de Douane, de Belastingdienst, de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst, de Koninklijke Marechaussee en andere onderdelen van het ministerie van Defensie is nodig voor het delen van informatie en het bedenken van nieuwe methoden om criminele structuren en hun verdienmodellen te verstoren. Dat wordt de kerntaak van het vernieuwde samenwerkingsverband. De operationele slagkracht en capaciteit om misdadigers op te pakken en hun netwerken met handlangers op te rollen zit bij de diensten zelf.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.
Minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid licht in een brief aan de Tweede Kamer toe dat ze tot het besluit voor een koerswijziging is gekomen na overleg met zowel mensen van de werkvloer als uit de leiding van de samenwerkende diensten in het MIT, wetenschappers en andere professionals die bij het samenwerkingsverband betrokken zijn (geweest). Uit die overleggen bleek dat er veel consensus is over de noodzaak van samenwerking om informatie te kunnen delen voor een effectievere aanpak van de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. De diensten hebben samen veel beter zicht op criminele fenomenen en onderliggende structuren dan zij alleen op basis van hun eigen informatie kunnen krijgen. Tegelijk was er ook kritiek, omdat er in de opbouw van het MIT discussie en onduidelijkheid was over aansturing bij interventies en operationele slagkracht van betrokken moederorganisaties.
Koerswijziging
Minister Yeşilgöz-Zegerius: ‘De bouwstenen van het MIT voor informatiedeling houden we, omdat samen de organisaties het inzicht krijgen dat ze alleen niet hebben. Maar wel met een koerswijziging. De georganiseerde misdaad heeft de afgelopen decennia te veel aan terrein gewonnen. De misdaad misbruikt onze open samenleving en goede economische infrastructuur en past zich telkens aan nieuwe situaties aan. We moeten slimmer en sneller criminele netwerken doorgronden en met nieuwe methodes deze doorbreken. De samenwerking binnen de NSOC moet hierin een duidelijke toegevoegde waarde krijgen, zodat Nederland minder aantrekkelijk wordt voor de georganiseerde misdaad.’
Nieuwe focus in NSOC
De samenwerkende partners gaan vanaf 1 juli 2022 met een nieuwe focus aan de slag als NSOC. De opdracht is om versneld in te zetten op het ontwikkelen van nieuwe methoden om de (financiële) verwevenheid van onder- en bovenwereld bloot te leggen en te ontvlechten. De nieuwe focus zal liggen op de aanpak criminele geldstromen en de achterliggende bedrijfsstructuren, zoals witwaspraktijken via handelsstromen en financiële dienstverleners die criminelen bij bedrijven helpen, corruptie en geweld. Ook wordt gericht gekeken naar logistieke dienstverleners van criminelen, aangezien onze goede infrastructuur met de grote transportsector, lucht- en zeehavens helaas ook voor illegale zaken wordt misbruikt.
Evaluatie ingezette werkwijze
Na een periode van 18 maanden wordt de nieuw ingezette werkwijze geëvalueerd en beoordeeld op resultaten en de toegevoegde waarde van het samenwerkingsverband. De opdracht voor de NSOC is om interventiemogelijkheden te ontwikkelen die anders en vernieuwend zijn ten opzichte van wat de moederorganisaties zelf al doen. Met de gedeelde informatie binnen de NSOC kunnen operationele diensten van de moederorganisaties verdere slagen maken in de strijd tegen de georganiseerde misdaad.
Interventiecapaciteit
Afgesproken is dat voor de periode van 18 maanden een wezenlijk deel van de interventiecapaciteit niet in het samenwerkingsverband komt, maar vanuit de moederorganisaties beschikbaar wordt gesteld wanneer nodig. De interventiecapaciteit in het samenwerkingsverband is voor de ontwikkeling en uitvoering van alternatieve interventies die niet behoren tot de taak van een van de moederorganisaties. Hoeveel capaciteit en bijbehorende financiering er overgaat naar het NSOC en hoeveel naar de moederorganisaties, wordt de komende weken duidelijk in overleg met alle betrokken partijen en tussen de ministeries van Justitie en Veiligheid, Financiën en Defensie.
€ 40 miljoen voor regionale aanpak georganiseerde criminaliteit
De bestrijding van georganiseerde misdaad wordt in de regio met jaarlijks € 40 miljoen versterkt. Elke regio in Nederland heeft zijn eigen unieke kenmerken en dat vergt ook een specifieke aanpak van criminaliteit. Deze moet volgens minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid verder worden uitgebouwd. Zo wordt in regio’s met veel logistieke bedrijvigheid – van zeehavens en vliegvelden tot plezierjachthavens – de strijd tegen internationale drugssmokkel opgevoerd, wordt in het grensgebied met buurlanden opgetrokken om te voorkomen dat criminelen daar onder de radar verdwijnen en wordt op het platteland de weerbaarheid van boeren vergroot tegen crimineel gebruik van hun schuren voor productie van drugs.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.
“Criminelen maken misbruik van de situatie die ze krijgen. Ze nestelen zich in onze woonwijken, bedrijven en buitengebieden om hun illegale praktijken uit te voeren als we niet uitkijken. In de regio pakken we de misdaad bij de bron aan en doorbreken we de structuren voordat complete criminele netwerken kunnen ontstaan. Drugslabs ontmantelen we niet alleen op het platteland, maar de aanvoer van grondstoffen en de export van pillen via onze havens willen we ook stoppen, criminele geldstromen doorsnijden en voorkomen dat jongeren door drugsdealers in een misdaadcarrière worden geronseld.’’ aldus minister Yeşilgöz-Zegerius.
Voorkomen en doorbreken
In de aanpak van zware misdaad gaat het om voorkomen, doorbreken van criminele netwerken en verdienmodellen, bestraffen en beschermen. Om tegen te gaan dat georganiseerde criminaliteit onze veilige samenleving ondermijnt, is zowel een landelijke als een regionale en lokale aanpak nodig met gemeenten, politie, Openbaar Ministerie (OM), maar ook met ondernemers en buurtbewoners. Er wordt daarom veel geld uitgetrokken om de aanpak op alle fronten uit te bouwen en de georganiseerde (drugs)criminaliteit terug te dringen. In het coalitieakkoord trekt dit kabinet jaarlijks meer geld uit: oplopend naar een bedrag van structureel € 100 miljoen vanaf 2025. Dit geld komt bovenop de jaarlijkse € 434 miljoen die met Prinsjesdag 2021 door het vorige kabinet structureel is vrijgemaakt.
Regionale Informatie- en Expertise Centra
De € 40 miljoen voor de regionale versterking komt uit de Prinsjesdaggelden. Hiervan wordt € 10 miljoen extra geïnvesteerd in de organisaties van de 10 zogenoemde Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC’s) en het Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC). In de RIEC’s werken alle betrokken partners in een regio samen in de bestrijding van misdaad, zoals gemeenten, provincies, politie, OM, Belastingdienst, Douane, FIOD, Arbeidsinspectie en Koninklijke Marechaussee. Door samen te werken en expertise te delen, hebben deze partijen steeds beter in het vizier wat er lokaal en regionaal speelt aan georganiseerde criminaliteit en de ondermijnende effecten daarvan.
Samenwerken en kennisdeling in de regio
Verder wordt € 30 miljoen geïnvesteerd om de samenwerking, de kennisdeling en de uitvoering te versterken in de regio. Per RIEC komt er ieder jaar tussen de € 2,5 en € 3 miljoen extra beschikbaar om de aanpak in hun regio te versterken. Minister Yeşilgöz-Zegerius heeft de RIEC’s gevraagd hiervoor voorstellen te doen. De partners binnen de RIEC’s kunnen het beste gezamenlijk bepalen wat er nodig is aan capaciteit, inzet van nieuwe technieken en andere instrumenten in hun gebied. Gaat het om meer bestuurlijke interventies, inzet op strafrechtelijk gebied van de politie en het OM en/of bijvoorbeeld op fiscaal terrein door de Belastingdienst en in het toezicht door Douane? Naar verwachting zullen de plannen van de RIEC’s voor de versterking in het najaar gereed zijn.