Deskundigencommissie toetst de uitvoering van de Hervormingsagenda

De deskundigencommissie voor de Hervormingsagenda Jeugd 2023-2028 is gestart. Deze externe, onafhankelijke commissie volgt de uitvoering van de Hervormingsagenda en brengt hierover zwaarwegend advies uit aan het Rijk en de VNG. Hiermee wordt invulling gegeven aan een belangrijke afspraak uit de Hervormingsagenda. De commissie bekijkt hoe het gaat met de uitvoering van de Hervormingsagenda en of de inspanningen worden geleverd die zijn afgesproken. Ook bekijkt zij op de lange termijn of dit het gewenste effect heeft op de uitgaven en zo niet, hoe daarmee om te gaan. Het eerste advies van de commissie is een tussentijdse evaluatie van de uitvoering van de Hervormingsagenda en volgt begin 2025.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Wethouder Cathalijne Dortmans (VNG) benadrukt het belang van deze commissie: “We zijn verheugd dat er een kundige en daadkrachtige commissie is samengesteld. Hun rol bij het toezicht op de uitvoering van de agenda en het adviseren over de inhoudelijke en financiële kaders is essentieel. Dit is van cruciaal belang om daadwerkelijk de hulp aan jongeren en gezinnen te kunnen verbeteren.”

Breed pakket aan afspraken

Staatssecretaris Maarten van Ooijen (VWS): “Er ligt nu een breed pakket aan afspraken over hoe we gezamenlijk de jeugdzorg fors gaan hervormen de komende jaren. Alle partijen zijn volop aan de slag met dit tot uitvoering brengen. Jongeren die zorg nodig hebben en professionals die in de jeugdzorg werken moeten hier nu zo snel mogelijk iets van gaan merken in de praktijk. Ik ben blij dat we met deze deskundigen een extra scherpe blik hebben of het de goede kant op gaat.”

Invulling van de commissie

De commissie monitort de voortgang van de afspraken in de Hervormingsagenda, brengt de ontwikkeling van de uitgaven in beeld en bekijkt of alle partijen de inspanning leveren die is afgesproken. Ook beoordeelt de commissie of de uitvoering van de maatregelen daadwerkelijk leidt tot de beweging in de jeugdzorg die de partijen met elkaar beogen. Bovendien wordt gekeken naar mogelijke knelpunten en relevante ontwikkelingen die hier invloed op kunnen hebben, zoals toenemende druk op bestaanszekerheid of op het mentaal welzijn van jongeren. Deze inzichten worden door de commissie bij elkaar gebracht tot een breed, zwaarwegend advies aan het Rijk en de VNG. De leden van de commissie zijn Tamara van Ark (voorzitter), Han Polman, Onno de Zwart, José Lazeroms en Bernard ter Haar. Deze vijf leden hebben gezamenlijke kennis van het jeugdstelsel, de openbare financiën en interbestuurlijke verhoudingen.

Over de Hervormingsagenda

De Hervormingsagenda Jeugd bevat een groot pakket afspraken om de jeugdzorg te verbeteren en financieel houdbaar te krijgen. Het geeft voor de periode 2023–2028 de koers aan die cliëntenorganisaties, professionals, jeugdzorgaanbieders, gemeenten en het Rijk gezamenlijk op willen gaan: zorgen dat kind en gezin wanneer dit nodig is zo snel als mogelijk passende zorg en ondersteuning ontvangen. De betrokken partijen zijn praktisch aan de slag gegaan met de uitvoering van alle afspraken in wisselende samenstellingen. Er zal structureel worden geïnvesteerd in de landelijke kwaliteit en effectiviteit van jeugdhulp. Ook komt er een aanpassing van de Jeugdwet, waardoor duidelijker wordt waarvoor en waar kinderen en ouders hulp kunnen krijgen. Gemeenten worden verplicht bepaalde specialistische zorg regionaal in te kopen om beschikbaarheid en continuïteit van zorg beter te organiseren. Er zal minder papierwerk en administratie nodig zijn, zodat medewerkers daar zo min mogelijk tijd aan kwijt zijn. Ook zullen wijkteams worden versterkt en moet betere samenwerking met bijvoorbeeld het onderwijs ervoor zorgen dat kinderen en jongeren meer met collectieve voorzieningen worden ondersteund. Uithuisplaatsingen willen de samenwerkende partijen zoveel mogelijk voorkomen en terugdringen. De definitieve vaststelling van de Hervormingsagenda Jeugd betekent dat alle partijen nu in volle vaart samenwerken aan de grootste hervorming van de jeugdzorg sinds 2015.


Douane moet gegevens kunnen delen in strijd tegen ondermijnende criminaliteit

Staatssecretaris De Vries van Financiën (Toeslagen en Douane) wil dat de Douane vaker gegevens kan gaan delen met de politie, de Marechaussee, de FIOD en de FIU. Dit is van belang in de strijd tegen ondermijnende criminaliteit en andere illegale activiteiten.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.

Door gegevens te delen en te combineren kunnen de diensten vroegtijdig strafbare feiten opsporen. De staatssecretaris wil de gegevensdeling mogelijk maken met een wetsvoorstel, dat in internetconsultatie gaat. Daarna zal het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer worden gezonden.

Onbeperkte middelen

Staatssecretaris De Vries: “Criminelen die drugs smokkelen, hebben onbeperkte middelen voor hun illegale activiteiten. Zij trekken zich niks aan van grenzen en regels. Wij moeten daarom zorgen dat de mensen die ons land veilig houden hun werk zo effectief mogelijk kunnen doen. Deze wet helpt daarbij. Als douaniers bijvoorbeeld informatie over drugssmokkel delen met de politie, kan de politie een drugslab eerder in beeld krijgen. Zo worden de buurten in onze steden en dorpen veiliger.”

Strafbare feiten eerder opsporen

De Douane kan relevante gegevens hebben waarmee een strafbaar feit is op te sporen. Dan gaat het bijvoorbeeld om drugshandel, omvangrijke milieudelicten, wapenhandel en ernstige fraude. Op dit moment is het zo dat de Douane deze gegevens alleen met andere instanties kan delen als er een concreet vermoeden van een strafbaar feit bestaat. Om ondermijnende criminaliteit eerder op het spoor te komen, is het belangrijk dat de Douane ook zonder dit vermoeden al gegevens kan delen met andere diensten.

Douanegegevens

Het delen van gegevens kan gaan om grotere hoeveelheden informatie of om informatie over individuele gevallen. De politie kan bijvoorbeeld douanegegevens gebruiken om inzicht te krijgen in welke bedrijven een bepaald soort grondstof van drugs hebben geïmporteerd om zo mogelijke producenten van synthetische drugs in beeld te krijgen. En daar waar het gaat om individuele gevallen, kan de politie bijvoorbeeld bij de Douane informatie opvragen over een voertuig dat al langer stilstaat op een haventerrein.

Zorgvuldige omgang met gegevens

Douaniers zullen de andere diensten gaan helpen bij het interpreteren van de gegevens als dat nodig is. Vanzelfsprekend waarborgt het wetsvoorstel dat de gegevens zorgvuldig worden behandeld. De Douane verstrekt niet meer informatie dan noodzakelijk. De gegevens moeten worden geanonimiseerd als de persoonsgegevens niet noodzakelijk zijn om criminaliteit tegen te gaan.


Basisdienstverlening schuldhulpverlening in iedere gemeente

Het kabinet, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de branchevereniging voor financiële hulpverleners NVVK en de vereniging van directeuren in het sociaal domein Divosa zetten vandaag hun handtekening onder een gezamenlijk plan om de schuldhulp in Nederland te versterken. Het plan – de ‘basisdienstverlening schuldhulpverlening’ – leidt tot een hulpaanbod dat toegankelijker is en in iedere gemeente bestaat uit minimaal dezelfde elementen.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Dienstverlening gelijktrekken

Hoe gemeenten hun inwoners met schulden ondersteunen, bepalen gemeenten zelf. Het plan is een reactie op constateringen, zoals die van de Nationale Ombudsman, dat de toegankelijkheid van schuldhulpverlening sterk kan verschillen per gemeente. De introductie van een ‘basisdienstverlening’ trekt de dienstverlening op het gebied van schulden gelijk. Het Rijk stelt vanaf dit jaar structureel € 40 miljoen extra beschikbaar om onder andere de basisdienstverlening te kunnen implementeren.

Basisdienstverlening

Onder de basisdienstverlening valt onder andere een hulpaanbod dat toegespitst is op verschillende doelgroepen. Ook het standaard aanbieden van een saneringskrediet met aflostermijn van 18 maanden en het bieden van begeleiding en nazorg zijn onderdeel van de basisdienstverlening. Zo spreken de 4 partijen af dat er bijvoorbeeld altijd persoonlijk contact wordt opgenomen als iemand na afronding van een schuldhulptraject opnieuw in de schulden dreigt te komen.

Halveren schuldenproblematiek

Deze bestuurlijke afspraken zijn onderdeel van de ambitie van het kabinet om in 2030 het aantal mensen met schulden gehalveerd te hebben. Nu zijn er nog 726.000 huishoudens in Nederland met problematische schulden. Invoering van de basisdienstverlening moet ervoor zorgen dat het aantal mensen dat met hulp van de gemeente duurzaam schulden oplost, verdubbelt.

Actieplan komt voor de zomer

Divosa-voorzitter Erik Dannenberg, NVVK-voorzitter Marco Florijn en Peter Heijkoop, voorzitter van de VNG-commissie Participatie, Schuldhulpverlening en Integratie, ondertekenen de bestuurlijke afspraken op donderdag 21 maart samen met minister Carola Schouten voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.  Het doel is dat alle schuldhulpverleningsorganisaties en gemeenten de basisdienstverlening schuldhulpverlening, die 20 elementen omvat, invoeren. Veel elementen zijn in allerlei gemeenten al in praktijk. Sommige elementen moeten nog ontwikkeld worden. Andere worden nog onderzocht op effectiviteit. De afspraken worden voor de zomer nader uitgewerkt in een gedetailleerd actieplan.


Nieuw Wetboek van Strafvordering treedt 1 april 2029 in werking

Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft samen met de partners in de strafrechtketen 1 april 2029 vastgesteld als datum voor de inwerkingtreding van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Op deze wijze hebben de partners minimaal drie jaar de tijd om het nieuwe en omvangrijke wetboek zorgvuldig te implementeren, nadat de Tweede Kamer de teksten voor het nieuwe wetboek heeft goedgekeurd. Minister voor Rechtsbescherming Franc Weerwind en minister van Justitie en Veiligheid Dilan Yeşilgöz hebben met een brief de Eerste en Tweede Kamer geïnformeerd over de datum.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.

Minister Weerwind: “Het Wetboek van Strafvordering bevat de handvatten en regels voor een eerlijk strafproces voor alle burgers. Het is de basis voor hoe we burgers beschermen en verdachten opsporen en berechten. Daarmee is het een essentieel fundament onder onze rechtstaat. Met de vernieuwing zorgen we ervoor dat het wetboek bij de tijd en duidelijk is, maar dit is een omvangrijke operatie. Daarom nemen we samen met alle betrokken partijen de tijd om het nieuwe wetboek zorgvuldig te implementeren.”

Toekomstbestendig en toegankelijk

Het Wetboek van Strafvordering bevat de regels waaraan politie, Openbaar Ministerie, rechters en advocaten zich moeten houden bij de waarheidsvinding in het strafproces: van de opsporing van verdachten tot de uitvoering van de straf. Het huidige Wetboek van Strafvordering stamt uit 1926 en is niet toegerust op nieuwe vormen van criminaliteit zoals cybercrime en ondermijning. Daarnaast is het wetboek door de vele wijzigingen onoverzichtelijk en ontoegankelijk geworden en zijn belangrijke uitspraken van de hoogste rechter in Nederland er niet in verwerkt.

Opsporingsbevoegdheden vereenvoudigd en geactualiseerd

Het nieuwe Wetboek van Strafvordering is toegankelijk, overzichtelijk en toekomstbestendig. Met de vernieuwing wordt de positie van verdachten en slachtoffers duidelijker en sterker. In het nieuwe wetboek zijn de opsporingsbevoegdheden vereenvoudigd en geactualiseerd, zodat ook nieuwe vormen van criminaliteit goed kunnen worden bestreden. Tevens is belangrijke jurisprudentie verwerkt en maakt het nieuwe wetboek een digitaal strafproces mogelijk.

Indiening bij de Tweede Kamer

De afgelopen tien jaar is in samenwerking met de politie, de bijzondere opsporingsdiensten, de Koninklijke Marechaussee, het Openbaar Ministerie, de Rechtspraak en de advocatuur gewerkt aan de teksten van het nieuwe wetboek. Ook de uitvoeringsorganisaties Centraal Justitieel Incassobureau, Dienst Justitiële Inrichtingen, Reclassering, Slachtofferhulp Nederland en de Raad voor de Kinderbescherming zijn betrokken. De eerste vaststellingswet van het nieuwe wetboek, met daarin de Boeken 1 tot en met 6, is in maart 2023 bij de Tweede Kamer ingediend. De Boeken 7en 8 en de eerste aanvullingswet zullen naar verwachting eind 2024 en begin 2025 worden ingediend bij de Tweede Kamer. Na behandeling en instemming van de Tweede Kamer zullen de betrokken partijen minimaal drie jaar de tijd krijgen voor de implementatie.

Zorgvuldige invoering

De invoering vraagt om scholing van medewerkers en de aanpassing van werkprocessen en ICT-systemen. De organisaties in de strafrechtketen zijn zelf verantwoordelijk voor de implementatie van het wetboek maar zoeken hierin ook de samenwerking met elkaar op en stemmen hun werkzaamheden onderling af. De uitvoeringspartijen krijgen de tijd en middelen om dit complexe en omvangrijke project zorgvuldig in te voeren. In goed overleg met de partners is gekozen voor een implementatieperiode tot en met maart 2029, waarna het nieuwe wetboek op 1 april 2029 in werking treedt.


Nieuwe wet aanpak seksuele misdrijven gaat in per 1 juli 2024

Slachtoffers van seksueel geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag worden vanaf 1 juli dit jaar strafrechtelijk beter beschermd. De Eerste Kamer heeft deze week ingestemd met een brede herziening van wetgeving middels de Wet seksuele misdrijven van minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid. Slachtoffers kunnen straks in meer gevallen aangifte doen van verkrachting en aanranding. Ook seksuele intimidatie in het openbaar wordt strafbaar; dit kan zich afspelen op straat, maar bijvoorbeeld ook op publieke websites en social media. Daarnaast wordt sexchatting strafbaar, gaan de maximumstraffen voor sommige delicten omhoog en wordt de wet digitaal meer bij de tijd gebracht. Uitgangspunt in de nieuwe wet is dat seksueel geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag offline en online even strafwaardig is.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Minister Yeşilgöz: “Met deze wet stellen we een duidelijk norm: seks hoort altijd vrijwillig en gelijkwaardig te zijn. Iemand is strafbaar bezig als diegene weet – of had moeten weten – dat de ander niet wil, maar toch doorgaat. De huidige wetgeving ten aanzien van seksueel geweld sloot niet meer aan bij wat we als samenleving acceptabel gedrag vinden en wat niet. Seksueel misbruik heeft indringende en langdurige gevolgen op het leven van mensen. Ook seksuele intimidatie moet harder worden aangepakt. Het is onacceptabel dat straten gemeden worden en dat mensen – vaak vrouwen en kinderen – zich niet veilig kunnen bewegen op internet en op social media uit angst voor seksueel ongewenst gedrag van anderen.”

Delicten verkrachting en aanranding

Om verkrachting of aanranding aan te tonen is het niet meer nodig om te bewijzen dat er sprake was van dwang, doordat bijvoorbeeld geweld was toegepast of was gedreigd met geweld. Iemand is strafbaar als diegene seksueel contact doorzet, terwijl er duidelijke signalen zijn dat de ander geen seks wil. Dwang, is voortaan wel een strafverzwarende factor, maar niet langer een vereiste voor een veroordeling voor verkrachting of aanranding. Degene die seksueel contact initieert, moet alert zijn of de ander hetzelfde wil. Als dit niet duidelijk is, moet je bij de ander nagaan hoe diegene erin staat.

Duidelijke signalen

Duidelijke signalen van een ontbrekende wil zijn bijvoorbeeld expliciet verbaal of fysiek afhoudend gedrag, maar kunnen ook bestaan uit non-verbale signalen of een passieve opstelling, zoals het uit angst bevriezen van het lichaam. Het blijft bij seksuele misdrijven zo dat het bewijs in concrete zaken lastig te leveren kan zijn. Vaak is sprake van een één-op-één situatie zonder getuigen. Als de verdachte dan ontkent, gaat het om het woord van de één tegen de ander. Steunbewijs is dan noodzakelijk, zoals sporen op het lichaam, camerabeelden en bijvoorbeeld tekstberichten. Verder is belangrijk dat in de nieuwe wet verkrachting niet kan verjaren. Slachtoffers kunnen zelf bepalen of en wanneer zij aangifte doen.

Online en offline

Met het toenemend gebruik van internet, sociale media en smartphones is er meer online seksueel contact. Dit maakt het mogelijk seksuele misdrijven ook op afstand te plegen. Vooral kinderen zijn kwetsbaar voor online seksueel misbruik. Met de Wet seksuele misdrijven wordt bijvoorbeeld het zogenoemde sexchatting strafbaar: het seksueel benaderen van kinderen beneden de leeftijd van 16, maar ook het seksueel benaderen van kinderen van 16 en 17 jaar in een kwetsbare positie. Bij sexchatting hoeft geen sprake te zijn van het doen van een voorstel tot een ontmoeting voor seksuele doeleinden. Dit in tegenstelling tot grooming, wat nu al strafbaar is. Hierdoor kan in de voorfase van daadwerkelijk seksueel misbruik eerder worden opgetreden.

Seksuele intimidatie

Ook wordt seksuele intimidatie in het openbaar strafbaar als overtreding. Door seksueel intimiderend gedrag voelen veel mensen zich onveilig. Zo kan het voorkomen dat iemand bepaalde straten ontwijkt of zich anders gaat kleden. Ook online komt het voor: bijvoorbeeld op social media of chatsites, dat seksueel intimiderende opmerkingen tegen anderen worden gemaakt. Dit heeft vaak een grote impact op het gevoel van veiligheid of waardigheid van mensen.

Hogere straffen

Naast nieuwe strafbaarstellingen worden ook straffen verhoogd voor een aantal seksuele misdrijven. Bijvoorbeeld verkrachting met een kind jonger dan 12 jaar. Hiervoor gaat de gevangenisstraf naar maximaal 15 jaar. Is het kind tussen de 12 en 16 jaar dan wordt de gevangenisstraf maximaal 12 jaar. Voor kinderpornografie wordt het strafmaximum verhoogd naar 6 jaar gevangenisstraf.

Uitvoering

Voor een goede uitvoering van de nieuwe wet is circa 1,5 jaar geleden al met de betrokken partijen , zoals de politie en het openbaar ministerie, een zogenoemd implementatietraject opgezet, om te faciliteren dat zij goed op de nieuwe wetgeving zijn voorbereid en zij straks met de nieuwe wetgeving in de hand zaken ook echt beter kunnen oppakken. Denk hierbij aan het maken van werkinstructies, aanpassingen van ICT en opleiding. Er worden bijvoorbeeld zo’n 25.000 politieambtenaren opgeleid in de nieuwe wet, zodat zij straks op 1 juli 2024 goed zijn voorbereid. Dit geldt niet alleen specifiek voor zedenrechercheurs, maar bijvoorbeeld ook voor intakemedewerkers op politiebureaus.


Afpakken crimineel vermogen beter gezamenlijk geregeld in de EU

Het wetsvoorstel om crimineel vermogen af te pakken zonder voorafgaande strafrechtelijke veroordeling wordt aangepast. Dit is nodig om aan te sluiten bij afspraken die eind 2023 in Europees verband zijn gemaakt in de Confiscatierichtlijn over het effectiever maken van het afpakken van crimineel vermogen in de Europese Unie. Eerder is in Nederland al advies gevraagd aan de Raad van State over een wetsvoorstel confiscatie criminele goederen. Dat voorstel maakte mogelijk dat waardevolle spullen en vermogen met een criminele herkomst via een civiel rechtelijke procedure kunnen worden afgepakt zonder voorgaande veroordeling van een verdachte. Minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid schrijft aan de Tweede Kamer dat dit wetsvoorstel wordt aangepast naar een regeling in het strafrecht, zoals in de EU-richtlijn is afgesproken. Door te gaan werken met eenzelfde strafrechtelijke procedure binnen Europa kan beter met andere EU-lidstaten worden samengewerkt in het afpakken van crimineel vermogen.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.

“Crimineel geld is de spil van de georganiseerde misdaad. Daarom werken we toe naar een systeemgerichte aanpak, waarbij afpakken zonder veroordeling zorgt voor een belangrijke versnelling in het onderuithalen van criminele netwerken. Dankzij grote opsporingsonderzoeken en het kraken van versleuteld berichtenverkeer weten we dat criminelen nog heel veel leven van contant geld, maar zien we tegelijkertijd dat een groot deel van het illegaal verkregen vermogen razendsnel internationaal wordt weggezet om in het buitenland wit te wassen en te investeren in nieuwe partijen drugs, grondstoffen voor de drugsproductie en wapens. Door afpakken zonder veroordeling kunnen we sneller doorpakken. Er kan direct beslag worden gelegd op grote sommen contant geld, panden, luxe auto’s en andere dure spullen waarvoor verdachten geen legale herkomst kunnen aangeven. Zo pakken we niet alleen af, maar voorkomen we ook dat criminelen hun vermogen weer inzetten voor nieuwe strafbare feiten”, aldus minister Yeşilgöz.

Uitwerking wetsvoorstel

Alle EU-lidstaten zijn gehouden aan de verplichtingen uit de Confiscatierichtlijn, die nog gepubliceerd moet worden. Er wordt daarvoor in Nederland een nieuw wetsvoorstel gemaakt en hierin komt ook de procedure die eerder ook wel de non conviction based confiscation (NCBC) werd genoemd. In het nieuwe wetsvoorstel wordt dit een geheel strafrechtelijke regeling in de plaats van de eerdere civielrechtelijke procedure NCBC. Over de uitwerking wordt de komende maanden met de betrokken partijen in de strafrechtketen gesproken. Zodra het nieuwe wetsvoorstel gereed is, kan het in consultatie worden gebracht en vervolgens aan de Raad van State worden voorgelegd.

Huidige wetgeving

Volgens de huidige wetgeving is afpakken van crimineel vermogen alleen mogelijk na een veroordeling van een verdachte voor een strafbaar feit. Op grond van het nieuwe wetsvoorstel kunnen goederen en geld ook zonder voorafgaande veroordeling worden afgepakt als de criminele herkomst kan worden aangetoond. Hierdoor wordt de effectiviteit van het afpakken van crimineel vermogen vergroot. De kracht van de nieuwe methode schuilt in het omdraaien van de huidige werkwijze: niet de persoon, maar het object staat voortaan centraal. Een groot voordeel van de strafrechtelijke procedure is bovendien dat Europese samenwerking makkelijker zal zijn doordat iedere EU-lidstaat straks eenzelfde procedure heeft.

Naar verwachting publiceert de EU voor de zomer de Confiscatierichtlijn. Het streven is om zo snel als mogelijk daarna het nieuwe wetsvoorstel gereed te hebben voor consultatie.


Samenwerkingsverband NSOC in aanpak georganiseerde misdaad gecontinueerd

De Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit (NSOC) wordt met ten minste 2 jaar verlengd. Uit de samenwerking tussen de politie, het Openbaar Ministerie (OM), de Douane, de Belastingdienst, de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (Fiod), de Koninklijke Marechaussee (KMar) en andere onderdelen van het ministerie van Defensie is de afgelopen 18 maanden gebleken dat de organisaties samen criminele structuren beter kunnen blootleggen dan wanneer los van elkaar wordt gewerkt.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.

Dat schrijft minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid vandaag in een brief aan de Tweede Kamer in reactie op de evaluatie van het samenwerkingsverband over de afgelopen achttien maanden. NSOC is door minister Yeşilgöz ingesteld na opheffing van het Multidisciplinair Interventieteam (MIT) in 2022. In het MIT werd volgens de minister te veel gesproken over interne organisatiestructuren, zoals over aansturing bij interventies, verdeling van capaciteit en financiële middelen. NSOC heeft als kerntaak gekregen informatie bijeen te brengen en gerichte interventies te ontwikkelen om zo criminele structuren en hun verdienmodellen in de onder- en bovenwereld verder aan te pakken.

Evaluatie

Uit de evaluatie van NSOC is gebleken dat door het bijeenbrengen van informatie verschillende beelden van de samenwerkende partners samenkomen en (nieuwe) criminele fenomenen worden gesignaleerd waar de individuele organisaties anders niet zelfstandig op kunnen doorpakken. Zo heeft de samenwerking de afgelopen 18 maanden tot nieuwe inzichten geleid op het gebied van illegale handel en transport in vuurwapens, zijn er slimmere interventies ontwikkeld om effectiever op vracht te controleren op logistieke knooppunten en is dankzij een ontwikkelde interventiestrategie door NSOC circa € 3 miljoen aan goud in beslag genomen.

Gegevensdeling

Tegelijkertijd is uit de evaluatie als belangrijk aandachtspunt naar voren gekomen: effectieve en efficiënte gegevensdeling tussen de verschillende partners. In de praktijk blijkt het delen van informatie complex op basis van huidige wet- en regelgeving. Voor een goede gegevensdeling zijn heldere regels en duidelijke waarborgen voor veiligheid en privacy noodzakelijk. Op dit moment wordt gewerkt aan een convenant waarin de partners afspraken maken over welke gegevens uitgewisseld worden, met welk doel deze informatie wordt verwerkt en op welke wettelijke grondslag verstrekt. Daar waar dit niet afdoende of niet goed mogelijk blijkt, zal voor een optimale samenwerking een nadere wettelijke basis worden bezien, mogelijk via het wetsvoorstel Gegevensverwerking Samenwerkingsverbanden dat op dit moment door het parlement wordt behandeld.

Monitoring

De komende jaren wordt de voortgang binnen NSOC gemonitord om te bekijken wat nodig is om de samenwerking verder te optimaliseren. Hierover zal de Tweede Kamer periodiek worden geïnformeerd in de halfjaarlijkse brieven over de bestrijding van de georganiseerde ondermijnende criminaliteit.


Overgangsfase van experiment gesloten coffeeshopketen (wietexperiment) start in juni

Vanaf 17 juni 2024 mogen coffeeshops in gemeenten die deelnemen aan het experiment zowel gedoogde als gereguleerde producten verkopen. De verwachting is dat een overgangsfase van 3 maanden voldoende is om de kwantiteit, kwaliteit en diversiteit van de gereguleerde producten te optimaliseren. Daarom is ervoor gekozen om de overgangsfase niet 6 weken, maar 3 maanden te laten duren en voorwaarden te koppelen aan de start van de experimenteerfase. Na de overgangsfase start de experimenteerfase waarin alleen nog gereguleerde cannabis mag worden verkocht in de gemeenten die meedoen aan het experiment.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Start van de experimenteerfase

Het is belangrijk dat de experimenteerfase pas start als het gereguleerde aanbod voldoet aan de voorwaarden met betrekking tot kwantiteit, kwaliteit en diversiteit. Coffeeshophouders vinden het namelijk heel belangrijk dat meerdere telers gereed zijn om te leveren, zodat het aanbod van voldoende diverse telers afkomstig is. Wanneer het aanbod bij de start van de experimenteerfase onvoldoende is, neemt bovendien het risico op illegale (straat)handel toe. Daarom is ervoor gekozen om de overgangsfase te verlengen, zodat er voldoende tijd is om te voldoen aan deze voorwaarden. De start van de experimenteerfase is voorzien op 16 september 2024.

Eerste ervaringen

De gereguleerde cannabis wordt over het algemeen goed ontvangen door de klanten van de coffeeshops in Tilburg en Breda. Tot nu toe is de aanloopfase nuttig gebleken om zaken waar coffeeshophouders, telers en toezichthouders tegenaan lopen, te verzamelen. Zo worden de eerste gebruikerservaringen met het track & trace-systeem meegenomen in de verbetering van het systeem en in de voorlichting van toekomstige gebruikers. De inzichten die tijdens de aanloopfase in Breda en Tilburg worden opgedaan, worden met alle deelnemende gemeenten gedeeld. Op die manier kan daar de start van de overgangsfase zo soepel mogelijk verlopen. Uit de eerste ervaringen is gebleken dat de beperking van maximaal 500 gram gereguleerde cannabis in de coffeeshops praktisch niet uitvoerbaar is. Na overleg met de betrokken partijen is besloten dat de burgemeesters de maximale voorraad in de coffeeshops voor de gereguleerde cannabis kunnen verhogen naar een weekvoorraad.


Extra maatregelen om capaciteitsproblemen gevangenissen aan te pakken

Minister Weerwind voor Rechtsbescherming neemt aanvullende maatregelen om de krapte in de capaciteit bij gevangenissen aan te pakken. Vanwege het tekort aan personeel bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) zijn er 2 extra tijdelijke noodacties in werking gezet. Zo moeten mensen die nog een straf tot maximaal 2 maanden hebben openstaan hun straf op een later moment uitzitten. Daarnaast worden gedetineerden soms al op vrijdag naar huis gestuurd als zij in het weekend of op maandag vrij zouden komen. Dat schrijft minister Weerwind in een brief aan de Tweede Kamer.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Deze extra acties worden genomen naast het sinds 6 december 2023 niet oproepen van zelfmelders. Op het moment zijn 330 cellen bij DJI niet bruikbaar, omdat er geen personeel beschikbaar is om deze te bemannen. Arrestanten kunnen vanwege het tekort bij gevangenissen niet goed doorgeplaatst worden, waardoor ook politiecellen vol zijn.

Minister Weerwind: “Deze acties zijn noodzakelijk om onveilige situaties te voorkomen. Volle gevangenissen en te weinig personeel is niet veilig voor medewerkers en gedetineerden. Dat laat ik niet gebeuren. Daarnaast: het mag niet zo zijn dat criminaliteit onbestraft blijft of dat de politie je op heterdaad arresteert en vervolgens niet kwijt kan omdat de politiecellen helemaal vol zitten. Daarom moet ik deze pijnlijke maar noodzakelijke keuzes maken.”

Maatregelen

In juli 2024 wordt bekeken of de tijdelijke noodacties kunnen worden beëindigd. Naast de lopende aanpak om personeel te werven zijn daarvoor de volgende maatregelen noodzakelijk:

  • Meer gedetineerden een deel van hun straf op een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) te laten ondergaan. Dit is een afdeling in of bij een gevangenis waar gedetineerden worden geplaatst die in aanmerking komen voor re-integratieverlof voor arbeid buiten de muren. 
  • Het doorplaatsen vanuit detentie naar forensische zorg te verbeteren.
  • Elektronisch toezicht aan het einde van de detentieperiode in specifieke gevallen mogelijk te maken.
  • Vervangende hechtenis te voorkomen door het verbeteren van de uitvoering van taakstraffen.

Deze maatregelen moeten ervoor zorgen dat arrestanten weer kunnen worden opgepakt en zelfmelders weer kunnen worden opgeroepen. Opgelegde straffen worden altijd uitgevoerd. Het is in het belang van zowel slachtoffers als veroordeelden dat dit zo snel als mogelijk gebeurt. De maatregelen zijn van kracht tot eind 2025. Als maatregelen eerder kunnen worden beëindigd zal elektronisch toezicht de eerste zijn.

Structurele oplossingen capaciteit

Naast de bovenstaande aangekondigde maatregelen werken we hard aan een structurele oplossing voor de krapte in de capaciteit. Hiervoor wordt de mogelijkheid uitgewerkt om de inzet van medewerkers te verminderen door robotisering. Tenslotte verkennen we de mogelijkheden voor het bouwen van nieuwe gevangenissen waar minder medewerkers nodig zijn.


Toelatingsstelsel uitzendbureaus

Minister Van Gennip wil misstanden rond arbeidsmigratie in Nederland tegengaan. Onderdeel van haar aanpak is een nieuw toelatingsstelsel voor uitzendbureaus. Het wetsvoorstel dat dit regelt, de ‘Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta)’, ligt momenteel ter behandeling in de Tweede Kamer. Ter aanvulling daarop wil het kabinet het ‘normenkader’ en richtlijnen die (private) inspectie-instellingen moeten volgen vastleggen. Dat gebeurt per ministeriële regeling.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Het normenkader is een gedetailleerdere uitwerking van de eisen waar uitleners aan moeten voldoen, zoals de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, naleving van de WagwEU-meldplicht en de juiste arbeidsvoorwaarden op grond van het loonverhoudingsvoorschrift. Inspectie-instellingen controleren uitleners periodiek op deze eisen uit het normenkader. Hoe inspectie-instellingen die controles moeten uitvoeren en afhandelen, is vastgelegd in het inspectieschema.