Doorgeven alcohol aan minderjarige dubbel beboet per 1 juli

Vrienden, ouders of andere volwassenen die na 1 juli alcohol in een bar, op een festival of op een andere openbare plek doorgeven aan een minderjarige riskeren een boete van 100 euro. Dat is het gevolg van de nieuwe Alcoholwet die dan van kracht wordt. De minderjarige die de alcohol aanpakt riskeerde hiermee al een boete van 100 euro. Bij elkaar opgeteld gaat het dus om 200 euro boete voor één gebeurtenis. Uit een flitspeiling in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) onder ruim duizend respondenten blijkt dat zes op de tien Nederlanders nog helemaal niet weet wat er met de nieuwe wet gaat veranderen.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Met de nieuwe Alcoholwet, die de Drank- en Horecawet vervangt, wil de overheid problematisch alcoholgebruik en alcoholgebruik onder 18-minners verder terugdringen, zoals afgesproken in het Nationaal Preventieakkoord. Behalve de dubbele boete bij zogeheten wederverstrekking, verbiedt de wet kortingen van meer dan 25% op alcohol (en dus 2 halen 1 betalen) en moeten webshops de leeftijdsgrens van 18 jaar beter controleren.

Van vrienden of ouders

Onderzoek uit 2019 liet zien dat 46,6% van 12 tot en met 16-jarigen weleens alcohol drinkt. Dat krijgen ze meestal van vrienden, ouders en familie. Uit de flitspeiling in opdracht van VWS blijkt dat één op de zes Nederlanders weleens een alcoholisch drankje koopt waarvan ze weten dat het door een minderjarige gedronken wordt, bijvoorbeeld hun kinderen, vrienden of kennissen. Van de ondervraagden kreeg 46% weleens drank van een volwassene toen ze zelf minderjarig waren. Van de respondenten tussen de 18 en 25 jaar was dat zelfs meer dan zeven op de tien. Van de circa 40% respondenten die aangeeft iets te weten over wat de nieuwe Alcoholwet inhoudt, weet driekwart dat jongeren en volwassenen allebei een boete kunnen krijgen als er alcohol wordt doorgegeven. Negen op de tien ondervraagden zou geen drankje voor een minderjarige bestellen als dat een boete van 100 euro per persoon oplevert. Een op de 6 jongeren tussen de 18 en 25 zou dat echter nog steeds doen. Uit de flitspeiling blijkt ook dat Nederlanders niet weten hoe hoog de boetes nu en na 1 juli zijn.

Hou die 200 euro op zak!

Staatssecretaris Paul Blokhuis (VWS): ”Ik hoop van harte dat er ontzettend weinig boetes uitgeschreven gaan worden naar aanleiding van de nieuwe wet. We doen dit niet om de schatkist te spekken, maar voor de gezondheid van jongeren. Alcohol onder de 18 is ongezond, daar is de Gezondheidsraad heel helder over. Maar te veel 18-minners drinken nog. In 2019 had bijna de helft van de 12 tot en met 16-jarige scholieren ooit weleens alcohol gedronken en een op de vijf scholieren had in de afgelopen maand gebinged (minstens 4-5 glazen alcohol per gelegenheid). Daarom doen we veel aan voorlichting om jongeren, hun ouders en vrienden ervan bewust te maken dat geen alcohol onder de 18 de gezonde keuze is. En als je de gezonde keuze maakt, hou je samen 200 euro op zak.”

Schadelijk voor gezondheid

Uit de flitspeiling blijkt verder dat de schadelijkheid van alcohol voor een gezonde ontwikkeling de belangrijkste reden is om geen drank te geven aan 18-minners. Bijna de helft van de respondenten geeft om die reden geen drank aan minderjarigen. Voor drie op de tien mensen is zowel de gezondheid als de boete een reden. De meeste mensen weten dat restaurants en cafés een boete en zelfs sluiting riskeren als ze alcohol aan minderjarigen schenken. Zes op de tien Nederlanders vindt naleving van dit verbod in de horeca een gezamenlijke verantwoordelijkheid van zowel horeca, jongeren als volwassenen.


Jeugdhulppartijen slaan handen in een voor betere continuïteit jeugdhulp

Na anderhalf jaar intensieve samenwerking ondertekenen de Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd (namens Jeugdzorg Nederland, de Nederlandse ggz, de VGN en VOBC), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de ministeries van Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ook namens de Jeugdautoriteit) op 1 juli het convenant ‘Bevorderen Continuïteit Jeugdhulp‘. Partijen maken afspraken waarmee zij voorkomen dat de jeugdhulp aan jeugdigen en hun ouders of wettelijke vertegenwoordigers (tijdelijk) weg kan vallen omdat bijvoorbeeld aanbieders in (financiële) problemen komen.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Het convenant toont de gezamenlijke inzet van jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen, jeugdzorgregio’s, gemeenten en het Rijk om de continuïteit van zorg te borgen voor alle kinderen, jongeren, en gezinnen die dat nodig hebben. Met het ondertekenen van het convenant zetten aanbieders, gemeenten en het Rijk samen een belangrijke stap om meer rust in het jeugdstelsel te brengen en continuïteit van zorg te bevorderen. In de podcast “Jeugdhulp: Altijd beschikbaar!” wisselen convenantpartijen (Paul Blokhuis, Sander Dekker, Veronique Esman, Léon Meijer en Karel Schuurman) van gedachten over gemaakte afspraken en hoe ze samen verder te brengen voor betere continuïteit van jeugdhulp.

Voorkomen van continuïteitsrisico’s

Om risico’s op het wegvallen van jeugdhulp zoveel mogelijk te voorkomen, is een zorgvuldig contracteerproces van jeugdhulp, inclusief het goede gesprek over de opbouw en totstandkoming van tarieven, van belang. Het convenant biedt jeugdzorgregio’s, gemeenten, jeugdzorgaanbieders en gecertificeerde instellingen hiervoor een handreiking, die in het op te richten kennis-en informatiepunt tarieven verder wordt verfijnd.

Ook wordt er een geschillencommissie opgericht. Ontstaan er gedurende het inkoopproces of tijdens de looptijd van een contract geschillen die de jeugdzorgregio/gemeente en jeugdzorgaanbieder/gecertificeerde instelling ook na bemiddeling niet kunnen oplossen, dan kunnen zij zich richten tot die geschillencommissie om een gang naar de rechter te voorkomen.

Signaleren en beheersen van continuïteitsrisico’s

Wanneer risico’s op het wegvallen van jeugdhulp ontstaan is het belangrijk ze vroegtijdig te signaleren en beheersen, zodat de geboden jeugdhulp beschikbaar blijft of zo spoedig mogelijk wordt hersteld voor betrokken jeugdigen en hun ouders of wettelijk vertegenwoordigers. Omdat de Jeugdautoriteit op dit moment niet tijdig de juiste informatie tot haar beschikking heeft voor vroegsignalering, bevat het convenant afspraken over het tijdig aanleveren, verzamelen en verwerken van de informatie die daarvoor nodig is. De Jeugdautoriteit kan zo haar Early Warning Systeem (EWS) verrijken, wat tijdiger ondersteunen van jeugdzorgaanbieders, gecertificeerde instellingen, jeugdzorgregio’s en gemeenten mogelijk maakt.

Blijken er ondanks het EWS toch risico’s te ontstaan die zorgelijk zijn voor de continuïteit van jeugdhulp, bijvoorbeeld door druk op de liquiditeit van de aanbieder, onder-of overproductie of door personele uitdagingen in de bezetting; dan kunnen partijen terugvallen op het draaiboek uit het convenant. Dit draaiboek beschrijft welke stappen aanbieders en gemeenten nemen bij (dreigende) discontinuïteit van zorg, al naar gelang de ernst van de situatie.

Leren en ontwikkelen

Om continu te blijven werken aan de verbetering van gemaakte afspraken en het stelsel spreken stelselpartijen ook een leer-en ontwikkelcyclus af in het convenant. In de Hervormingsagenda Jeugd zullen ook meer keuzes worden gemaakt over hoe jeugdstelsel er in de toekomst uit moet zien. Daarnaast loopt het convenant vooruit op de diverse wetsvoorstellen om de regionale samenwerking te versterken, het opdrachtnemerschap van aanbieders te verstevigen en zowel inzicht als toezicht te versterken.


Gedetineerden vanaf vandaag maximaal 2 jaar voorwaardelijk vrij

De Wet straffen en beschermen treedt in werking. Hierdoor komen daders van zware misdrijven niet meer na twee derde van hun straf voorwaardelijk vrij. De voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) wordt maximaal 2 jaar. Die periode kon eerder nog oplopen tot wel 10 jaar. Daarnaast gaat de v.i. niet langer van rechtswege in, maar neemt het Openbaar Ministerie (OM) voor iedere gedetineerde een individuele beslissing of v.i. al aan de orde is. Daarbij wordt gekeken naar het gedrag van de gedetineerde, slachtofferbelangen en het gevaar voor de maatschappij.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Straf is straf

Minister Dekker: “Een dader die ver voor het einde van zijn celstraf alweer op vrije voeten komt, dat voelt onrechtvaardig en is niet uit te leggen aan slachtoffers. Dat gaat daarom vanaf vandaag veranderen: straf is straf. En om te voorkomen dat een crimineel opnieuw in de fout gaat, moet hij voortaan vanaf dag één actief aan de slag met beter gedrag – in de bak, aan de bak.”

Gedrag telt

Niet alleen tegen het einde van de gevangenisstraf gaat er iets veranderen, ook de invulling van de straf gaat op de schop. Meer dan nu het geval is gaat vanaf het eerste moment gedrag en de mate waarin gedetineerden zich inzetten om hun leven weer op de rit te krijgen, een rol spelen. Hun gedrag heeft invloed op de privileges die zij krijgen. Zo is bijvoorbeeld in de coronaperiode gebleken dat bezoek achter plexiglas invloed heeft op de invoer van smokkelwaar. Voor gedetineerden bij wie smokkelwaar wordt aangetroffen, kan de maatregel worden opgelegd dat zij alleen bezoek achter glas mogen ontvangen.

Succesvolle terugkeer in de samenleving

Daarnaast heeft het gedrag van gedetineerden invloed op het verloop van hun detentie. Verlof wordt minder vanzelfsprekend en vrijblijvend. Gedetineerden die goed gedrag vertonen, kunnen hier aanspraak op maken, als het een concreet re-integratiedoel dient. Bijvoorbeeld door te werken aan één of meerdere basisvoorwaarden voor een succesvolle terugkeer in de samenleving, zoals grip op schulden of zicht op werk. Ook voor verlof wordt het gedrag van gedetineerden meegewogen.

In de bak, aan de bak

Om herhaling van crimineel gedrag te voorkomen, gaan gedetineerden al vanaf dag één van hun gevangenisstraf actief aan de slag met een veilige terugkeer in de samenleving. Dit doen zij aan de hand van een zogeheten Detentie- en Re-integratieplan. Daarin wordt aandacht besteed aan de beperkingen én mogelijkheden van een gedetineerde en worden zijn persoonlijke gedrags- en re-integratiedoelen vastgelegd. De reclassering en gemeenten worden in een vroeg stadium betrokken bij het opstellen en het uitvoeren van dit plan. Met de wet wordt het makkelijker om onderling informatie uit te wisselen. Zo benutten we de straf optimaal om recidive te voorkomen en de maatschappij te beschermen.


Problemen van mensen beter verholpen in pilots rechtsbijstand

Problemen van mensen op het gebied van bijvoorbeeld schulden en ontslag kunnen beter en sneller worden opgelost door een intensievere samenwerking tussen gemeentelijke wijkteams, sociaal raadslieden, het Juridisch loket en sociaal advocaten. Dat zijn de eerste resultaten van de lopende pilots rechtsbijstand, zo schrijft demissionair minister Dekker (Rechtsbescherming) in een brief aan de Tweede Kamer.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Minister Dekker: “Mensen met problemen zoeken een oplossing, niet een ingewikkelde en lange juridische procedure. Die oplossing komt dichterbij als hulpverleners en juristen de handen ineenslaan, zo blijkt uit de eerste pilots rechtsbijstand. Precies wat we samen wilden bereiken.”

Sneller en beter

Snel een goede oplossing voor jouw probleem: dat is het doel van de stelselvernieuwing rechtsbijstand. Eerder in de kabinetsperiode zijn diverse pilots begonnen om te testen welke manier van werken en organiseren daarbij het beste helpen. Zowel in de pilot in Hillesluis in Rotterdam als de pilot Samenwerken in de eerste lijn op initiatief van de Nederlandse Orde van Advocaten zien we dat intensievere samenwerking tussen hulpverleners en juristen op lokaal niveau de eerste vruchten afwerpt voor mensen met problemen.

Complexere zaken

Juridische problemen worden sneller gesignaleerd, zodat eerder kan worden begonnen met het zoeken naar oplossingen. Voor complexere zaken is er een kort lijntje met sociaal advocaten. De rechtzoekende heeft er baat bij dat lokale partijen elkaar beter kennen en weten te vinden.


Kabinet presenteert aanpak om publieke dienstverlening te verbeteren

Het kabinet wil werk maken van betere publieke dienstverlening. Het heeft concrete acties voor de komende jaren vastgelegd in een zogenoemde overheidsbrede werkagenda. Het vertrouwen in de overheid is zowel maatschappelijk, politiek en bestuurlijk onderwerp van discussie. Dat vraagt om verstevigde publieke dienstverlening.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Wetgeving begrijpelijker maken

Het kabinet wil onder meer wetgeving begrijpelijker maken voor burgers en bedrijven en de hulp van de overheid aan mensen met complexe problematiek verbeteren. Ook komt er onderzoek naar bestaande wetgeving die mogelijk hard uitpakt voor mensen. Nieuwe wetten en regels krijgen een jaar na invoering een ‘APK’ om te toetsen of wetgeving wel goed werkt in de praktijk. Het kabinet wil daarnaast kijken naar het inzetten van burgerpanels bij het ontwikkelen van nieuw beleid.

Meer aandacht voor uitvoerbaarheid wetgeving

In de werkagenda staat ook dat er meer aandacht moet komen voor de uitvoerbaarheid van wetgeving. Uitvoeringsorganisaties dienen daarom nauwer betrokken te worden bij het maken van nieuw beleid. Het kabinet neemt het initiatief om te starten met gesprekken waaraan beleid, uitvoering en politiek als gelijkwaardige gesprekspartners deelnemen om dilemma’s in de uitvoering te bespreken. Om publieke dienstverleners in staat te stellen de dienstverlening structureel te verbeteren, is het nodig dat zij de ruimte krijgen, en ook nemen, om maatwerk toe te passen. Zo kunnen zij complexe situaties, waarbij burgers in de knel zijn gekomen, beter oplossen. Ministeries worden actiever betrokken bij het aanpakken van dergelijke knelpunten in de uitvoering. Het kabinet werkt aan een wetsvoorstel multiprobleemsituaties met extra bevoegdheden die het voor lokale en landelijke professionals makkelijker maken om maatwerk te leveren.

Acties werkagenda

De acties die het kabinet wil uitvoeren in de werkagenda zijn gebaseerd op adviezen uit recente rapporten over de uitvoering, zoals ‘Werken aan uitvoering’ (WAU), ‘Ongekend Onrecht’ van de parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag (POK) en het rapport ‘Klem tussen balie en beleid’ van de Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisaties (TCU). Voor het verbeteren van de publieke dienstverlening zijn aanzienlijke investeringen nodig de komende jaren. Deze zijn voor een deel toegezegd in de kabinetsreactie op het rapport ‘Ongekend onrecht’. Daarnaast is door uitvoeringsorganisaties inzichtelijk gemaakt welke extra middelen zij nodig denken te hebben de komende periode, naast de investeringen die de afgelopen kabinetsperiode zijn gedaan. Het is aan een volgend kabinet om afspraken te maken over eventuele aanvullende investeringen.


Verplichte risicoanalyse integriteit bij benoeming nieuwe wethouders

De ministerraad heeft op voorstel van minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ingestemd met een nota van wijziging op het wetsvoorstel ‘bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur’ voor een risicoanalyse integriteit voorafgaand aan de benoeming van wethouders. Het doel van deze preventieve toets is dat mogelijke risico’s en kwetsbaarheden in beeld worden gebracht en eventuele beheersmaatregelen kunnen worden afgesproken. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de behoefte van decentrale overheden aan nieuwe mogelijkheden om de bestuurlijke integriteit te bevorderen.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.

Screening

Op dit moment passen sommige gemeenten wel al een vorm van screening van wethouders toe. Hoe ze dat doen, verschilt weer per gemeente. De nieuwe wettelijke verplichting moet door alle gemeenten voor de gemeenteraadsverkiezingen van maart volgend jaar worden ingevoerd, zodat de risicoanalyse integriteit bij de benoeming van nieuwe wethouders kan worden toegepast.

Zorgplicht bestuurlijke integriteit

Met de nota van wijziging wordt ook de bestaande zorgplicht van de burgemeester inzake bestuurlijke integriteit op dit punt concreet ingevuld: die moet voortaan toezien op een zorgvuldige uitvoering van de risicoanalyse integriteit bij de benoeming van wethouders. Veel burgemeesters vervullen hier in de praktijk al een rol bij. Na de gemeenteraadsverkiezingen volgt een evaluatie en wordt met een Algemene Maatregel van Bestuur de wettelijke verplichting verder vormgegeven om zo op uniforme wijze nadere regels te kunnen stellen aan de inhoud en de reikwijdte van de risicoanalyse.

Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur

De risicoanalyse wordt onderdeel van het al bij de Tweede Kamer ingediende voorstel ‘Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur’ (Kamerstuk 35546). Met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2022 en na vragen van de Tweede Kamer, is door minister Ollongren een nota van wijziging voorbereid. Die is dit voorjaar voor consultatie voorgelegd aan de beroeps- en belangenverenigingen in het openbaar bestuur en aan de Autoriteit Persoonsgegevens. Naar aanleiding van deze consultatie is de concept nota van wijziging aangepast.

Wetsvoorstel

De ministerraad heeft ingestemd met het voor advies voorleggen van de nota van wijziging aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Daarna zal de nota van wijziging bij de Tweede Kamer worden ingediend en zal de behandeling van het wetsvoorstel verder gaan, zodat dit nog voor de gemeenteraadsverkiezingen in werking kan treden.


Woning dicht na beschieting of geweld

Beschieting van een woning, het gebruik van ernstig geweld in een woonwijk, of het aantreffen van een wapen achter de voordeur. Bij ernstig geweld als gevolg van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit moeten burgemeesters de bevoegdheid hebben om een woning te sluiten als de openbare orde rond het pand is of dreigt te worden verstoord. Daarom heeft de ministerraad op voorstel van minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid ingestemd met het wetsvoorstel dat deze sluitingsbevoegdheid in de Gemeentewet regelt.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.

Beschieting van een woning, het gebruik van ernstig geweld in een woonwijk, of het aantreffen van een wapen achter de voordeur. Bij ernstig geweld als gevolg van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit moeten burgemeesters de bevoegdheid hebben om een woning te sluiten als de openbare orde rond het pand is of dreigt te worden verstoord. Daarom heeft de ministerraad op voorstel van minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid ingestemd met het wetsvoorstel dat deze sluitingsbevoegdheid in de Gemeentewet regelt.

Verstoring van de openbare orde

Nu mogen burgemeesters al een woning sluiten bij verstoring van de openbare orde door gedragingen in die woning. Dan gaan het om ernstige woonoverlast. Echter blijkt die bevoegdheid niet in alle gevallen toereikend. Zo werden in Nieuwstadt explosieven gegooid naar een woning van een lid van een outlaw motorcycle gang. Het bleek toen niet mogelijk de woning te sluiten omdat dit vraagt om verschillende soorten ernstige overlast, die zich met grote regelmaat en langdurig voordoen in een woning.

Orde bewaken of herstellen

Om wijken veilig te houden is het belangrijk dat een burgemeester de openbare orde kan bewaren of herstellen in verstoorde situaties. Handgranaten die aan de deurknop gehangen worden, angst voor ophanden zijnde liquidaties, zijn zaken die een enorme druk op de buurt leggen. Uit angst voor agressie durven bewoners geen actie te ondernemen. Met een uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid kunnen burgemeesters wel in actie komen.

Instrumenten om in actie te komen

Minister Grapperhaus: “Criminelen opereren nietsontziend. Daarom moeten we onze woonwijken en bedrijfsterreinen weerbaarder maken tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Burgemeesters zien met de politie en medewerkers van hun gemeentediensten als geen ander waar de problemen spelen. Door de burgemeester ook de instrumenten te geven om in actie te komen daar waar nodig, vergroot dit de veiligheid van buurtbewoners die hun kinderen naar scholen brengen, of mensen die in de wijk werken en is er minder angst voor herhaling.”

Wetsvoorstel

Het wetsvoorstel is voorgelegd aan onder meer gemeenten en er was gelegenheid voor iedereen om via internet te reageren. De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.


Nationale veiligheidstoets op investeringen, fusies en overnames

Het kabinet wil een veiligheidstoets invoeren voor investeringen, fusies en overnames die een risico kunnen vormen voor de nationale veiligheid. De ministerraad heeft ingestemd met de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (Wet vifo) van minister Blok van Economische Zaken en Klimaat en minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants.

De veiligheidstoets geldt voor twee soorten bedrijven in Nederland: vitale aanbieders en ondernemingen die beschikken over sensitieve technologie. Investeringen, fusies en overnames in dit soort ondernemingen kunnen in sommige gevallen namelijk leiden tot risico’s voor de nationale veiligheid. Als de Tweede en Eerste Kamer het wetsvoorstel aannemen wordt de veiligheidstoets ingevoerd voor investeringen vanuit alle landen.

Vitale infrastructuur

Vitale aanbieders zijn bedrijven die vitale processen uitvoeren. Deze zijn zo belangrijk voor de Nederlandse samenleving, dat uitval of verstoring tot grote maatschappelijke ontwrichting kan leiden. Ondernemingen met sensitieve technologie beschikken over bepaalde kennis of informatie over deze technologie die gevolgen kan hebben voor de nationale veiligheid als deze uitlekt. Een kwaadwillende partij zou via een investering bijvoorbeeld zeggenschap kunnen krijgen in een Nederlandse onderneming die hoogwaardige technologie met militaire toepassingen ontwikkelt. Als een ongewenste partij zo’n onderneming overneemt, kan die techniek in verkeerde handen komen en tegen Nederlandse veiligheidsbelangen worden ingezet.

Sensitieve technologie

Zowel investeerders in vitale aanbieders en ondernemingen met sensitieve technologie als deze ondernemingen zelf moeten wijzingen van zeggenschap melden bij het Bureau Toetsing Investeringen (BTI) van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Dat bureau beoordeelt of er een risico ontstaat voor de nationale veiligheid. Blijken er risico’s te zijn, dan kan het BTI voorwaarden verbinden aan de investering en deze in het uiterste geval verbieden.

Sectorspecifieke investeringstoets

Op dit moment bestaan al wettelijke sectorspecifieke investeringstoetsen in de elektriciteits-, gas- en telecommunicatiesector. De Wet vifo geldt voor ondernemingen waar nog geen sectorspecifieke toets voor is en waar wijzigingen van zeggenschap een risico kunnen vormen voor de nationale veiligheid.


Straf doodslag omhoog

De maximale gevangenisstraf voor doodslag gaat omhoog van 15 naar 25 jaar. Daarmee komt die straf weer in redelijke verhouding te staan met de maximale gevangenisstraf voor moord (30 jaar), als alternatief voor de levenslange gevangenisstraf. Het wetsvoorstel dat dit regelt, is ingediend bij de Tweede Kamer door minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) en minister Dekker (Rechtsbescherming).

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Doodslag is het opzettelijk doden van een ander mens. Doodslag met voorbedachte raad is moord. Doodslag ligt soms heel dicht aan tegen moord. Voor zowel doodslag als moord geldt dat er onherstelbaar leed wordt veroorzaakt bij nabestaanden van het slachtoffer. Het verhogen van het strafmaximum voor doodslag doet meer recht aan de ernst van het misdrijf en geeft rechters de mogelijkheid om ook de ernstigste gevallen passend te bestraffen.


Nieuw Wetboek van Strafvordering beproefd in de praktijk

Het wetsvoorstel voor het nieuwe Wetboek van Strafvordering is recentelijk voor advies naar de Raad van State gestuurd. Het bestaande wetboek is bijna honderd jaar oud en is toe aan integrale vernieuwing. Organisaties in de strafrechtspraktijk, zoals politie en rechtspraak, willen graag alvast enkele onderdelen van het nieuwe wetboek beproeven in de praktijk. Daarom dienen minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) en minister Dekker (Rechtsbescherming) vandaag een Innovatiewetsvoorstel in bij de Tweede Kamer dat het mogelijk maakt om in een vijftal pilots ervaring op te doen met die nieuwe mogelijkheden.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.

De vijf pilots gaan over vernieuwende strafprocesrechtelijke onderwerpen, zodat hier vooruitlopend op het nieuwe Wetboek van Strafvordering alvast ervaring mee kan worden opgedaan. Deze pilots duren maximaal drie jaar. Ze worden door de betrokken ketenorganisaties (politie, bijzondere opsporingsdiensten, Koninklijke marechaussee, Openbaar Ministerie, rechtspraak en advocatuur) gezamenlijk opgezet, in samenspraak met het ministerie van Justitie en Veiligheid. De pilots worden gedurende de looptijd gemonitord en geëvalueerd door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC).

Innovatiewet

De Innovatiewet bevat bijvoorbeeld bevoegdheden om beter op te treden tegen digitale criminaliteit. Zo mogen opsporingsambtenaren nadat zij telefoons of computers in beslag hebben genomen op basis van deze wet berichten lezen die daarna nog binnenkomen op de apparaten. Ook mag de politie na het moment van beslagneming vanaf deze apparaten een netwerkzoeking verrichten, wat betekent dat zij de cloud-omgeving van een telefoon mogen doorzoeken vanaf het politiebureau. Dat is nu nog niet mogelijk en wel gewenst, omdat het in de praktijk vaak voor komt dat belangrijke informatie voor het onderzoek niet op het apparaat zelf is opgeslagen, maar wel elders in bijvoorbeeld de cloud.

Ook maakt de Innovatiewet het mogelijk om gebruik te maken van audiovisuele opnamen als alternatief voor een schriftelijk proces-verhaal. Zo hoeven bijvoorbeeld verhoren van verdachten bij de politie of de beelden van een winkeldiefstal niet volledig uitgeschreven te worden. Opnamen daarvan zijn samen met een verkort proces-verbaal voldoende en kunnen dienen als bewijs.

Opsporingsbevoegdheden

Het voorstel breidt ook de bevoegdheden van de hulpofficier van justitie uit. Hij krijgt de bevoegdheid om een aantal lichtere opsporingsbevoegdheden uit te oefenen die nu nog zijn voorbehouden aan de officier van justitie. Daarnaast wordt het mogelijk gemaakt dat een rechter tijdens een lopende procedure bij de rechtbank of het hof een belangrijke rechtsvraag (zogenaamde prejudiciële vraag) kan stellen aan de Hoge Raad. Na het antwoord van de Hoge Raad weet iedereen hoe de Hoge Raad erover denkt en kan de rechtbank of het hof meteen de juiste beslissing nemen. Zo wordt voorkomen dat een rechtsvraag pas na einduitspraken van de rechtbank en het hof bij de Hoge Raad komt, en de zaak misschien moet worden overgedaan door een hof.

Mediation

Tot slot wordt een regeling geïntroduceerd voor de manier waarop mediation kan plaatsvinden ná aanvang van het onderzoek op de terechtzitting. Mediation is de bemiddeling tussen verdachte en slachtoffer onder begeleiding van een mediator. Dit gebeurt al in de praktijk, maar het voorstel werkt uit en verheldert welke gevolgen mediation in die situatie heeft.

Effecten vernieuwingen

De ministers informeren de Tweede en Eerste Kamer binnen twee jaar over de effecten van deze vernieuwingen, zodat met de uitkomsten van de pilots rekening kan worden gehouden bij het nieuwe Wetboek van Strafvordering.