Start overgangsfase Experiment gesloten coffeeshopketen (wietexperiment)
Telers van gereguleerde cannabis mogen vanaf nu hun product verkopen aan coffeeshops in alle 10 gemeenten die meedoen aan het Experiment gesloten coffeeshopketen. Het experiment gaat nu de overgangsfase in, dat wil zeggen dat de deelnemende coffeeshops gereguleerde cannabis naast gedoogde cannabis mogen verkopen aan consumenten. Het doel van deze fase in het experiment is om de coffeeshophouders geleidelijk over te laten gaan op de verkoop van gereguleerde cannabis, en dat consumenten hieraan kunnen wennen. De geleerde lessen uit de aanloopfase in Breda en Tilburg worden gebruikt om de overgangsfase in alle deelnemende gemeenten soepel te laten verlopen.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.
Ervaring opdoen
Minister Dijkstra: “De aanloopfase in Breda en Tilburg is waardevol gebleken om op kleine schaal ervaring op te doen met alle processen en systemen. Door de geleerde lessen zijn mogelijk knelpunten op grotere schaal voorkomen en zijn de andere coffeeshops en gemeenten ondersteund bij de start van de overgangsfase. De volgende fase zal ongetwijfeld nieuwe leerpunten met zich meebrengen. Ook dan zullen we deze gebruiken om mogelijke verbeteringen in de experimentaanpak door te voeren.”
Dubbel handhavingsregime
Er waren zorgen dat een ‘dubbel handhavingsregime’ (vanwege de verkoop van zowel de gedoogde als gereguleerde producten) tot onduidelijkheid zou leiden bij coffeeshophouders. De vrees was dat dit gevolgen zou hebben voor de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en juridische houdbaarheid. De gemeenten Tilburg en Breda en de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) hebben aangegeven dat het dubbel handhavingsregime uiteindelijk geen problemen heeft opgeleverd. Het goed informeren van coffeeshophouders is daarbij erg belangrijk gebleken, om onduidelijkheid over de eisen te voorkomen.
Handelsvoorraad niet werkbaar
In de aanloopfase bleek de toegestane 500 gram handelsvoorraad in de coffeeshops niet werkbaar, omdat de coffeeshops een aantal keer per dag bevoorraad moesten worden en de registratie daardoor foutgevoeliger was. Na overleg met de betrokken partijen is besloten de coffeeshops een weekvoorraad mochten aanhouden net zoals tijdens de overgangsfase en experimenteerfase het geval is.
Opstartproblemen
Na wat opstartproblemen in de eerste maanden gaven de coffeeshophouders aan dat het werken met het track- & trace-systeem redelijk goed gaat. Elke maand krijgt het systeem een (kleine) update waarin wensen van de gebruikers en technische verbeteringen worden doorgevoerd. Deze, en andere lessen worden meegenomen om de overgangsfase soepel te laten verlopen.
Preventie en Veiligheid
Tijdens het hele experiment worden ervaringen gedeeld om de effecten op volksgezondheid, preventie, criminaliteit, openbare orde en veiligheid te monitoren. Tijdens het experiment worden preventieve maatregelen ingezet, zoals strenge verpakkings- en etiketteringseisen en een bijsluiter met informatie over de risico’s van het gebruik. Deze maatregelen blijven essentieel om de risico’s van cannabisgebruik te beperken. Het gebruik van cannabis brengt namelijk altijd risico’s met zich mee. Dat geldt ook voor de cannabis geproduceerd binnen het experiment.
Om de veiligheid binnen het experiment te vergroten, gelden er strikte beveiligingseisen voor de aangewezen telers en wordt de gereguleerde cannabis met beveiligd vervoer naar deelnemende coffeeshops vervoerd. Bij besluitvorming worden politie en Openbaar Ministerie altijd betrokken en om advies gevraagd.
Start van de experimenteerfase
Na de overgangsfase volgt een experimenteerfase van 4 jaar. In deze periode verkopen de deelnemende coffeeshops alleen gereguleerde producten. Het is belangrijk dat de kwantiteit, kwaliteit en diversiteit van de cannabis op het moment van de start van de experimenteerfase op orde is om de coffeeshops te kunnen bevoorraden. Als dit niet het geval is, neemt het risico op illegale (straat)handel toe. Volgens de planning start de experimenteerfase 3 maanden na de overgangsfase, op 16 september 2024. In de zomermaanden wordt er gemonitord of er aan de voorwaarden voldaan kan worden op 16 september.
Kabinet presenteert stevige nieuwe maatregelen voor aanpak desinformatie
Het kabinet presenteert vandaag een pakket van stevige nieuwe maatregelen in de strijd om desinformatie tegen te gaan. Zo komt er een meldvoorziening, geschillenbeslechtingsorgaan en kenniscentrum dat burgers in staat stelt om geschillen voor te leggen over contentmoderatiebesluiten van online platformen. Ook komt er een aanvullende subsidie aan het BENEDMO-consortium, zodat het factcheckersnetwerk in Nederland wordt versterkt. Verder wordt er ingezet op maatregelen om verspreiders en verspreiding van desinformatie tegen te gaan, weerbaarheid van burgers te versterken en kennisontwikkeling van de problematiek en effectieve aanpak.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.
De verspreiding van desinformatie, uit zowel binnen- als buitenland, vormt een groot risico voor het vrije en open debat. Sinds 2017, toen het kabinet het eerste beleid tegen het fenomeen desinformatie met de Kamer deelde, is de verspreiding van desinformatie door de opkomst van generatieve AI toegenomen in omvang en intensiteit.
Statelijke actoren
Statelijke actoren stellen zich steeds assertiever op en trachten met informatieoperaties de informatieomgeving te manipuleren. Er zijn in de afgelopen maanden meerdere van dit soort desinformatiecampagnes blootgelegd door landen als Duitsland en Frankrijk. Binnen Nederland signaleren de AIVD en de NCTV ook dat onze democratische rechtsstaat onder druk komt te staan door de extremistische handelingen van aanhangers van complottheorieën. Tot slot is desinformatie over vaccinaties een van de 3 waarschijnlijke hoofdredenen voor de dalende vaccinatiegraad
Informatie kunnen vertrouwen
Coördinerend bewindspersoon digitalisering Alexandra van Huffelen: “Iedereen moet de informatie die zij on- en offline vinden kunnen vertrouwen zodat keuzes gebaseerd zijn op betrouwbare informatie. Dit uitgangspunt vormt het fundament van de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren. Het kabinet neemt nu extra noodzakelijke maatregelen om de kennis en het bewustzijn rond desinformatie te vergroten en de impact hiervan te verkleinen. Dit door verspreiders en de verspreiding van desinformatie aan te pakken en de online weerbaarheid van mensen in Nederland tegen desinformatie te verhogen.”
Ondermijning vertrouwen in democratie
Minister De Jonge van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: ”Desinformatie ondermijnt het vertrouwen in de democratie. De ontwikkelingen op het terrein van desinformatie gaan snel. Het is het daarom belangrijk dat we steeds oog blijven houden voor nieuwe risico’s. Daarom verkennen we, op basis van wetenschappelijk onderzoek en kennis van bevriende landen, de mogelijkheden tot aanvullende acties en maatregelen voor Nederland. Hiermee beschermen we onze democratische rechtstaat en individuele burgers, nu en in de toekomst, tegen de ondermijnende impact van desinformatie.”
Vier aandachtsgebieden
Het kabinet onderscheidt 4 aandachtsgebieden waarvan het cruciaal is dat ze beschermd blijven tegen de risico’s van de verspreiding van desinformatie:
- Cruciale democratische processen, waaronder verkiezingen
- Volksgezondheid, waaronder mentale gezondheid en vaccinaties
- Sociale en maatschappelijke stabiliteit
- Inzet op het gebied van (internationale) veiligheid en stabiliteit
Bij al deze stappen blijven de waarden en grondrechten van de rechtsstaat, zoals de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, voorop staan.
Grote behoefte aan huisvesting voor mensen met een specifieke woonvraag
Er is een grote behoefte aan woningen voor mensen met een specifieke woonvraag en mensen die in een kwetsbare fase van hun leven zitten. Deze mensen hebben soms, naast een woning, ook extra zorg en begeleiding nodig. Het gaat bijvoorbeeld om eigen inwoners die dakloos zijn, uitstromen uit een zorginstelling, maar ook om studenten die op kamers willen gaan. In de afgelopen 2 jaar hebben Rijk, medeoverheden, woningcorporaties en zorg- en maatschappelijke organisaties de handen ineengeslagen voor deze huisvestingsopgave. Toch blijft het belangrijk om met gedeelde urgentie door te blijven pakken en samen te zorgen voor voldoende huisvesting en passende zorg voor deze mensen. Dat staat in de voortgangsrapportage Een thuis voor iedereen 2024 die minister Hugo de Jonge (Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties) naar de Tweede Kamer stuurde.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
In 2030 moeten er 250.000 sociale huurwoningen gebouwd zijn. Ook moeten er meer kamers komen voor studenten en geclusterde en zorggeschikte woningen voor ouderen én jongeren. Daarnaast is het belangrijk dat regio’s zorgen voor een goede balans in hun woningvoorraad, zodat er genoeg betaalbare woningen zijn voor mensen met een laag inkomen en mensen met een middeninkomen. Van gemeenten wordt verwacht dat zij hun eerlijke aandeel nemen in de huisvestingopgave van eigen kwetsbare inwoners en mensen met een specifieke woonvraag. Daartoe worden de woon- en zorgbehoeften van deze groepen in een woonzorgvisie opgenomen, worden er bouwafspraken in de woondeals gemaakt en maken alle gemeenten een huisvestingsverordening met een urgentieregeling.
Eerste koploperregio klaar met woonzorgafspraken aandachtsgroepen
Van elke regio wordt verwacht dat zij voorzien in de woon- en zorgbehoeften van aandachtsgroepen en ouderen. Hiervoor werken gemeenten samen met woningcorporaties, huurders, zorg- en welzijnsorganisaties en inwoners zelf. De Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen is de eerste koploperregio die regionale afspraken heeft gemaakt om te voorzien in de woon- en zorgbehoeften van inwoners uit de regio, die zich in een kwetsbare positie bevinden. De verwachting is dat de andere 5 koploperregio’s rond het einde van het jaar ook een woonzorgvisie hebben. Daarin zijn de woonbehoeften van kwetsbare groepen en hoe hierin beoogd is te voorzien, in kaart gebracht. De ervaringen van de koploperregio’s leidden tot diverse praktische kennisproducten voor andere regio’s, zoals handreikingen. Ook leverden de regio’s inzichten op voor landelijk beleid en het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting.
Regionale samenwerking tussen woon- en zorgdomein
De huisvestingsopgave voor aandachtsgroepen vergt goede regionale afstemming tussen provincies, gemeenten, woningcorporaties, huurders, zorg- en welzijnsorganisaties. Soms moet de samenwerking tussen partijen nog worden opgebouwd, moet er langs verschillende regionale indelingen worden samengewerkt of is de benodigde data en capaciteit voor uitvoering niet voorhanden. Dankzij de breed gedeelde urgentie om te zorgen voor mensen die dat niet goed zelf kunnen, is in bijna het hele land regionale samenwerking tot stand gebracht tussen betrokken partijen. Vooruitlopend op de wet versterking regie volkshuisvesting wordt er hard gewerkt aan het maken van fair share-afspraken, de realisatie van woonzorgvisies en urgentieregelingen.
Monitor Huisvesting Aandachtsgroepen voor inzicht huisvestingsopgave
Om gemeenten en lokale partijen te ondersteunen bij het maken van regionale afspraken en de voortgang hiervan te monitoren is de Monitor Huisvesting Aandachtsgroepen ontwikkeld. In de monitor staat informatie over de omvang en ontwikkeling van te huisvesten aandachtsgroepen. Op dit moment biedt de monitor informatie over studenten, ouderen, statushouders, mensen die uitstromen uit detentie en over de taakstelling vergunninghouders gemeenten. De komende jaren worden meer aandachtsgroepen aan de monitor toegevoegd. De informatie is op landelijk, provinciaal en lokaal niveau in de monitor beschikbaar.
Financiële ondersteuning gemeenten
De Regeling Huisvesting Aandachtsgroepen (RHA) ondersteunt gemeenten financieel bij het versneld realiseren van betaalbare woonruimte voor aandachtsgroepen. In de 4e aanvraagronde in 2023 is ruim € 34 miljoen toegekend aan gemeenten waar 4.365 woonruimten mee gerealiseerd kunnen worden. Het gaat daarbij om 1.432 permanente en 2.933 flexibele woonruimten. In totaal draagt de RHA bij aan de realisatie van 21.380 woningen voor aandachtsgroepen.
Wet versterking regie volkshuisvesting brengt alles samen
De Wet versterking regie volkshuisvesting geeft de zekerheid dat alle inspanningen die al zijn gedaan om te komen tot woonzorgvisies, urgentieregelingen en fair share-afspraken een blijvende waarde hebben. Met de inwerkingtreding van de wet komen er ook middelen beschikbaar voor provincies en gemeenten om invulling te kunnen geven aan de nieuwe wettelijke taken. De behandeling van het wetsvoorstel is in handen van de Tweede Kamer.
Programma ‘Een thuis voor iedereen’
Het programma ‘Een thuis voor iedereen’ is een gezamenlijk programma van 5 ministeries (BZK, VWS, JenV, SZW en OCW), VNG, Aedes en het Interprovinciaal Overleg (IPO).
Terroristische dreiging licht toegenomen: kans op aanslag in Nederland is reëel
De terroristische dreiging is de afgelopen maanden wederom licht toegenomen, als gevolg van onder meer de oorlog in Gaza, Koranschendingen en de dreiging die voortkomt vanuit jihadistische netwerken. Mede daarom blijft het dreigingsniveau op 4 staan, wat betekent dat er een reële kans is dat een aanslag in Nederland zal plaatsvinden. Dit staat in het verschenen Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) juni 2024 van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). Afgelopen december, werd het dreigingsniveau al verhoogd van niveau 3 (voorstelbaar) naar niveau 4 (substantieel).
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
Jihadistische dreiging blijft substantieel en ontwikkelt zich ook online
Het jihadisme blijft de belangrijkste terroristische dreiging tegen Nederland, waarbij aanhangers worden gevoed door propaganda met beelden van de oorlog in Gaza en koranschendingen in Nederland. De afgelopen 6 maanden hebben dergelijke beelden geleid tot verschillende (voorbereidingen tot) terroristische geweldsdaden in Nederland en Europa.
Ook blijven in Europa aanwezige netwerken een terroristische dreiging vormen tegen Nederland en andere Europese landen. Sommige netwerken opereren autonoom, andere staan in contact met ISIS-groeperingen in andere delen van de wereld. Een bijzondere rol is daarin weggelegd voor ISKP, de van oorsprong Afghaanse tak van ISIS. ISKP en andere gelieerde netwerken in Europa bestaan voornamelijk uit personen afkomstig uit Centraal-Azië. Een deel van hen had zich eerder aangesloten bij jihadistische strijdgroepen in Syrië en Irak.
Daarnaast radicaliseren in Nederland en omringende landen personen online, dit gaat buiten de gekende jihadistische netwerken om. Onder hen bevinden zich soms zeer jonge personen. Sommigen van hen treffen ook daadwerkelijk voorbereidingen om een aanslag te plegen of plegen een aanslag, zo blijkt uit verschillende arrestaties in Europa.
Geweldspotentieel binnen rechts-terroristische onlinemilieu
Het Nederlandse rechts-extremistische landschap bestaat verder voornamelijk uit groepen die streven naar normalisering van het rechts-extremistische gedachtegoed en het weerbaar maken van het ‘blanke ras’ door fysieke training, hieronder vallen ook de zogenoemde ‘active clubs’. Dergelijke groepen zijn nog steeds klein in aantal en beperkt in omvang, maar hebben soms een groot online bereik. Zij zeggen geweld tegen personen in principe als contraproductief te beschouwen. De bredere acceptatie van hun gedachtegoed kan echter leiden tot een toenemende intolerantie tegen de overheid, minderheden en politieke opponenten. Dit kan op termijn mogelijk drempelverlagend werken wanneer het gaat om de inzet van geweld. De onderlinge samenwerking tussen dit soort groepen lijkt zowel nationaal als internationaal toe te nemen.
Het Nederlandse rechts-extremistische landschap bestaat verder voornamelijk uit groepen die streven naar normalisering van het rechts-extremistische gedachtegoed en het weerbaar maken van het ‘blanke ras’ door fysieke training, hieronder vallen ook de zogenoemde ‘active clubs’. Dergelijke groepen zijn nog steeds klein in aantal en beperkt in omvang, maar hebben soms een groot online bereik. Zij zeggen geweld tegen personen in principe als contraproductief te beschouwen. De bredere acceptatie van hun gedachtegoed kan echter leiden tot een toenemende intolerantie tegen de overheid, minderheden en politieke opponenten. Dit kan op termijn mogelijk drempelverlagend werken wanneer het gaat om de inzet van geweld. De onderlinge samenwerking tussen dit soort groepen lijkt zowel nationaal als internationaal toe te nemen.
Klein deel anti-institutionele beweging en ‘soevereinen’ geweldsbereid
Het uitdragen van het narratief over een ‘kwaadaardige elite’ door de anti-institutionele beweging wakkert wantrouwen aan tegen democratische instituties en ondermijnt het functioneren van de democratische rechtsorde. Bij een klein deel van de aanhangers vormt dit narratief een opmaat naar intimidatie en geweld. Het ondermijnen van de democratische rechtsorde kan ook van binnenuit gebeuren, wanneer aanhangers van het ‘kwaadaardige-elite-narratief’ binnen de door hen gewantrouwde instituties werken en hun gedachtegoed actief uitdragen.
Ten minste enkele 10 duizenden zelfverklaarde soevereinen vormen een prominente groep binnen de Nederlandse anti-institutionele beweging. Een deel van hen beschouwt de Nederlandse wet- en regelgeving als ongeldig en zij weigeren bijvoorbeeld belasting te betalen. Vanuit deze groep vinden regelmatig confrontaties plaats met de politie, deurwaarders en anderen die namens de overheid handelen. Soms gaat dit gepaard met agressie, bedreigingen en geweld. Een kleine minderheid van de soevereinen in Nederland is bereid om offensief geweld te gebruiken tegen de vermeende ‘kwaadaardige elite’. Bij meerdere zelfverklaarde soevereinen werden (vuur)wapens en munitie aangetroffen.
Links-extremisme
De ontwikkelingen in relatie tot links-extremisme worden gevolgd. Deze ontwikkelingen zorgen op dit moment voor een beperkte gewelddadige extremistische of terroristische dreiging in Nederland. In de toekomst is het voorstelbaar dat enkelingen in deze groep geweld noodzakelijk achten om hun doelen te bereiken. Vooralsnog zien we de laatste tijd wel hardere acties, maar die blijven vooral in de sfeer van intimidatie. Denk hierbij aan doxing, waarbij persoonlijke gegevens online worden gezet. Daarnaast sluiten links-extremisten bijvoorbeeld aan bij pro-Palestina demonstraties bij universiteiten, die in enkele gevallen gepaard gingen met openbare ordeverstoringen, vernielingen en geweld tegen de politie.
Dreigingsniveau
In december 2023 werd het dreigingsniveau in Nederland verhoogd van 3 naar 4. Sindsdien is de kans op een aanslag ‘substantieel’. Aan het dreigingsniveau zijn geen standaardmaatregelen of landelijke adviezen gekoppeld. Met de gedetailleerde informatie uit het DTN worden veiligheidspartners (zoals politie, gemeenten en ministeries) in staat gesteld om maatregelen te nemen om de dreiging het hoofd te bieden. Uiteraard zijn alle veiligheidspartners alert en wordt voortdurend bezien waar en op welke wijze eventuele aanvullende maatregelen nodig zijn. In de afgelopen periode zijn waar nodig ook extra veiligheidsmaatregelen genomen, waarover nooit mededelingen worden gedaan. Het dreigingsniveau is daarnaast ook een manier om de samenleving extra bewust te maken van en te infomeren over de dreiging.
Minister Weerwind past wetsvoorstel aan om grondrechten te waarborgen
Minister Weerwind voor Rechtsbescherming zet de volgende stap in het wijzigen van de Penitentiaire beginselenwet. Hij heeft zijn wijzigingsvoorstel naar de Raad van State gestuurd voor advies, een vereiste tussenstap voordat hij de wijzigingen indient bij de Tweede Kamer. Deze aanpassing is nodig omdat de Tweede Kamer amendementen heeft aangenomen die onder andere mogelijk maken dat gesprekken tussen advocaten en cliënten worden opgenomen. Dit is in strijd met de Grondwet, het EVRM en het Europees recht, zoals de Raad van State en minister Weerwind hebben aangegeven. Met het nieuwe wetsvoorstel worden deze amendementen teruggedraaid.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.
In strijd met grondrechten
Minister Weerwind: “Het wetsvoorstel zoals het in de Tweede Kamer ligt is in strijd met grondrechten. De Raad van State is daar duidelijk over. Dat kan en wil het kabinet niet voor zijn rekening nemen. Een vuist maken tegen voortgezet crimineel handelen in detentie heeft mijn prioriteit. Daarom kom ik nu met een nieuw voorstel zodat de maatregelen binnen de regels van onze rechtsstaat passen.”
Vergaande beperkingen
Het wetsvoorstel van minister Weerwind is bedoeld om verregaande beperkingen in de communicatie met de buitenwereld mogelijk te maken voor gedetineerden geplaatst in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) of Afdelingen voor Intensief Toezicht (AIT). Ook wordt er visueel toezicht mogelijk op het contact tussen gedetineerden en hun advocaat en komt er een maximum van 2 advocaten per gedetineerde. Daarnaast kan de minister door middel van de bevelsbevoegdheid nog verdergaande beperkingen individueel opleggen. Deze maatregelen zijn hard nodig om crimineel handelen tegen te gaan, maar ook voor de veiligheid van advocaten die risico lopen om door gedetineerden onder druk te worden gezet.
Amendementen onverenigbaar met de Grondwet
In het debat over de wijziging van de Penitentiaire beginselenwet gaf minister Weerwind aan dat het opnemen van gesprekken tussen gedetineerden en advocaten in strijd is met belangrijke grondrechten. De door de Tweede Kamer aangenomen amendementen voegen deze mogelijkheid desondanks toe aan de wet. Daarom heeft minister Weerwind aan de Raad van State gevraagd of zij die zienswijze deelt. De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert dat de toegevoegde amendementen een inmenging vormen in het recht op vertrouwelijke communicatie, zoals beschermd in artikel 6 en artikel 8 EVRM. De Afdeling concludeert, net als de minister, dat de amendementen onverenigbaar zijn met de Grondwet, het EVRM en het Unierecht.
Wijzigingsvoorstel
Het aangepaste voorstel draait de amendementen die zien op vormen van auditief toezicht terug. Daarnaast is er een amendement aangenomen waarmee de contactmomenten (telefoon- en bezoekrechten) bij wet worden vastgelegd. Ook op dit amendement is een advies van de Raad van State gekomen waarin wordt aangegeven dat dit amendement in strijd is met artikel 8 EVRM. Naar aanleiding van dit advies zal het wetsvoorstel ook ten aanzien van de telefoon- en bezoekrechten worden gewijzigd. Het nieuwe wijzigingsvoorstel kan na advies van de Raad van State worden ingediend bij de Tweede Kamer.
Plan van aanpak Stop Femicide! gepresenteerd
Het plan van aanpak Stop Femicide! is gepresenteerd. Femicide is dodelijk geweld tegen vrouwen en meisjes en komt in alle lagen en delen van de Nederlandse samenleving voor. Het kabinet wil er alles aan doen om femicide en andere vormen van geweld tegen vrouwen en meisjes te voorkomen. Daarom zet het kabinet onder andere in op het beter herkennen van geweldssignalen door bijvoorbeeld politie, justitie en Veilig Thuis en eerder ingrijpen bij huiselijk geweld om escalatie te voorkomen. Bij het maken van de aanpak is intensief samengewerkt met nabestaanden van femicide-slachtoffers, ervaringsdeskundigen van huiselijk geweld en kindermishandeling, organisaties die in de praktijk werken met slachtoffers en plegers van huiselijk geweld en kindermishandeling en wetenschappelijke instituten.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
Sneller en beter in actie komen
Staatssecretaris Maarten van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport): “Femicide is een probleem van de hele samenleving. Het is te groot en te complex om alleen naar de zorg, politie, justitie of onderwijs te kijken voor een oplossing. Het is dan ook essentieel om samen alles te doen wat we kunnen om het broodnodige verschil te maken. De aanpak die we vandaag presenteren is erop gericht dat we samen op allerlei manieren sneller en beter in actie komen als er gevaar dreigt. Het is zeker geen knop die je omzet waarmee zaken voortaan beter zijn geregeld. We zullen hard moeten blijven werken om steeds het beste te blijven doen voor vrouwen en meisjes. We zullen nabestaanden hier de komende jaren bij blijven betrekken en onze plannen aanscherpen waar dat nodig is.”
Beschermen, opsporen, herhaling voorkomen en daders straffen
Minister Franc Weerwind (Rechtsbescherming): “Vrouwen worden veel te vaak slachtoffer van geweld. Uit jaloezie, controledrang, angst of haat. Soms zelfs met dodelijke gevolgen. Elk slachtoffer van femicide is er 1 te veel. We hebben geen dag te verliezen om femicide te stoppen. En daarvoor hebben we iedereen hard nodig: in de politiek maar ook bij de politie, het OM, Veilig Thuis en de samenleving. Samen kunnen we potentiële slachtoffers beter beschermen, de opsporing verbeteren, herhaling voorkomen en daders gepast straffen. In dit plan van aanpak staan concrete stappen voor deze samenwerking.”
Emancipatie en veiligheid van vrouwen
Minister Robbert Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap): “Femicide is de verschrikkelijkste uiting van genderongelijkheid die je je kunt voorstellen. De grondoorzaken van dit geweld liggen verankerd in de sociale normen van onze samenleving over hoe mannen en vrouwen met elkaar omgaan. Als minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met portefeuille emancipatie ben ik blij dat er nu een plan van aanpak tegen femicide ligt. Ik wil de nabestaanden van femicide slachtoffers danken voor hun jarenlange inzet om dit op de politieke agenda te krijgen en voor hun belangrijke bijdrage aan dit plan. Ik zie het als een opdracht aan ons allemaal om genderstereotype beelden te blijven doorbreken en scheve machtsverhoudingen tegen te gaan. Daarmee dragen we bij aan de emancipatie en veiligheid van vrouwen.”
Rode vlaggen
Bij de meeste gevallen van moord en doodslag op vrouwen is de dader (ex-)partner of familielid. Daarom bouwt de aanpak van femicide voort op de aanpak van huiselijk geweld, met extra aandacht voor het vergroten van deskundigheid specifiek over femicide en samenwerking tussen betrokken partijen. Het plan bestaat uit 4 pijlers waarbinnen 10 prioriteiten zijn benoemd die de komende 2 jaar met voorrang opgepakt worden. Het is belangrijk om signalen beter te herkennen die kunnen wijzen op femicide, zogenaamde rode vlaggen. Voorbeelden hiervan zijn onder andere: stalking, intieme terreur of bedreiging. Het creëren van bewustwording en het bieden van duidelijke handelingsperspectieven zijn hierbij essentieel, voor professionals, mogelijke slachtoffers en omstanders. Bij vermoedens of signalen van geweld of stalking, is een juiste en vooral tijdige reactie van groot belang voor de bescherming van slachtoffers en de aanpak van de plegers. Prioriteiten zijn zowel het verbeteren van de strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld als de hulpverlening voor slachtoffers.
Vrouwenmoord in beeld
Femicide raakt vrouwen uit alle lagen van de bevolking en is niet gerelateerd aan geloof of financiële status. Er is vaak sprake van ongelijkheid, dwang en controle. In de periode 2018-2022 zijn er volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) 172 van de 217 gedode vrouwen omgebracht door iemand uit de huiselijke kring. Dat is bijna 80%. Het aantal jaarlijkse slachtoffers van femicide is gedurende deze periode niet afgenomen. Dit onderstreept het belang van een plan van aanpak om femicide te stoppen. Het plan zal samen met gemeenten, regio’s en veldpartijen ook regionaal en lokaal vertaald worden.
Autoriteit kan hostingbedrijven verplichten online kinderporno te verwijderen van servers
Op straffe van een bestuurlijke boete kunnen hostingbedrijven worden verplicht om hun servers op te schonen van online materiaal van seksueel kindermisbruik en het schadelijke beeldmateriaal ontoegankelijk te maken voor internetgebruikers. Dat is straks mogelijk, omdat de Eerste Kamer heeft ingestemd met de Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.
De uitvoering van de wet kan snel daadwerkelijk worden opgepakt, omdat de de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) sinds de inwerkingtreding van de uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud al bestaat. Naar verwachting kan de ATKM vanaf 1 juli dit jaar op basis van deze nieuwe wet gaan optreden tegen online beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik. Foute en nalatige hostingbedrijven die na een melding beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik deze niet snel verwijderen, riskeren straks een boete. Die boete is omzetafhankelijk en kan bij herhaalde overtredingen oplopen tot maximaal 10 procent van de bedrijfsomzet.
Minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid: “Snelle verwijdering door hostingbedrijven is enorm belangrijk in de aanpak van online kinderpornografisch materiaal. Deze bedrijven vervullen vanuit ons land dankzij onze goede digitale infrastructuur een grote rol in het wereldwijde internet. Deze bijzondere positie schept ook verplichtingen om kinderen te beschermen tegen online seksueel misbruik. Naast de strafrechtelijke aanpak van seksueel misbruik, moeten we er alles aan doen om dit gruwelijke beeldmateriaal van het internet te krijgen. Ook als ouder materiaal online blijft rondzwerven is dat zeer schadelijk voor het leven van kinderen.’’
Gewelddadig of juist sluimerend: extremisme is een probleem van de hele samenleving
Zowel de gewelddadige als de sluimerende dreiging van extremisme is een probleem van iedereen en vraagt dan ook om een gezamenlijke inspanning. Er is blijvend aandacht nodig van zowel de overheid, professionals als maatschappelijke organisaties. Alleen zo kunnen we de dreiging van extremisme het hoofd bieden. Dat staat in de eerste Nationale Extremismestrategie 2024-2029 die minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), minister De Jonge (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) naar de Tweede Kamer hebben gestuurd.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
Er zijn al langer zorgen over de toename van extremisme en de dreiging die daarvan uitgaat. Ruimte voor kritiek, demonstraties en ander activisme binnen de grenzen van de wet zijn essentieel binnen onze maatschappij. De grens van die ruimte ligt bij het ondermijnen of bedreigen van de democratische rechtsorde zelf. Daar gaat deze strategie over. Er is al een stevige basis als het gaat om de aanpak van extremisme in Nederland. In de nieuwe strategie is gebundeld wat er al gedaan wordt om deze dreiging aan te pakken en waar dat nog scherper kan. De strategie richt zich op 3 pijlers: breed voor de gehele samenleving op het bevorderen van een veerkrachtige en open samenleving. En specifiek gericht op extremisme op het beschermen van de democratische rechtsorde en het bestrijden van uitwassen van extremisme.
Bevorderen van een veerkrachtige open samenleving
Een veerkrachtige en open samenleving is belangrijk om de voedingsbodem en vatbaarheid voor extremisme te verkleinen en weerbaarheid tegen extremistische denkbeelden te vergroten. De overheid ondersteunt gemeenten, professionals en maatschappelijke organisaties door kennis en instrumenten aan te reiken die individuen en groepen kunnen beschermen tegen radicalisering, polarisatie, discriminatie en racisme. Bijvoorbeeld deskundigheid op het gebied van conflicthantering, demonstratierecht of het voeren van lastige gesprekken. Samenwerking tussen onder andere onderwijs, welzijn, zorg en het veiligheidsdomein is cruciaal. Dit vraagt om bewustwording, expertise en een gedeelde taal om signalen te herkennen en met zorgen om te gaan.
Ruimte voor verschil van mening, tegenspraak en kritiek
Minister van Gennip: “Een samenleving waarin iedereen mee kan doen, zich verbonden voelt en gelijkwaardige kansen heeft. Dat is voor mij een weerbare en veerkrachtige samenleving. Dit is niet vanzelfsprekend. Het vergt hard werken van de overheid, maatschappelijke organisaties en natuurlijk van inwoners en gemeenschappen zelf. Kijk naar elkaar om en ga het gesprek aan, ook als je het niet met elkaar eens bent. Want juist binnen een open samenleving is ruimte voor verschil van mening, tegenspraak en kritiek. Zolang je dat respectvol doet en elkaar blijft zien als mens.”
Beschermen van de democratische rechtsorde tegen extremistische invloeden
Het is belangrijk dat we de democratische rechtsorde in ons land blijven beschermen tegen extremistische invloeden. Hierin is een rol weggelegd voor de samenleving en de overheid. Het voeren van een open dialoog met elkaar is daar bijvoorbeeld een onderdeel van. Waar nodig moeten we onze politieke ambtsdragers en het publieke debat beschermen. Tegen strafbare uitingen, maar ook tegen content die niet strafbaar is, maar wel schadelijk is voor de samenleving. Zoals content die extremistisch gedachtegoed normaliseert of desinformatie. Dit doen we door mogelijkheden te geven aan mensen om informatie te controleren en door desinformatie tegen te spreken wanneer dat noodzakelijk is. Op nationaal en Europees niveau wordt het gesprek gevoerd met socialmediaplatformen over hoe de veelvuldige verspreiding van desinformatie kan worden tegengegaan.
Democratische rechtstaat
Minister De Jonge: “De democratische rechtsstaat staat aan de basis van onze vrije en open samenleving. In landen om ons heen zien we dat dat niet altijd vanzelfsprekend is. Daarom moeten we onze democratische rechtsstaat continu beschermen en vernieuwen. Dat doen we onder meer door onze politici weerbaar te maken tegen bedreiging en intimidatie. En geven we ruimte aan een open debat dat weerbaar is tegen desinformatie. Dat vraagt iets van ons allemaal.”
Bestrijden van uitwassen van extremisme
Om extremistisch geweld of wetsovertredingen te voorkomen is het nodig zo vroeg mogelijk in te kunnen grijpen, de impact te beperken en waar nodig deze uitwassen van extremisme te bestrijden. De aanpak van gewelddadig extremisme is niet nieuw. Gemeentes voeren bijvoorbeeld multidisciplinaire casusoverleggen, nemen waar nodig maatregelen en zetten op maat gemaakte interventies in. De online-omgeving fungeert steeds meer als een katalysator voor hate speech, extremistische boodschappen die ook kunnen bijdragen aan de normalisering van extremistisch gedachtengoed. Dit zorgt voor veel online onveiligheid. Daarom wordt er fors ingezet op de aanpak van extremistische uitingen. Bijvoorbeeld door platformen die niet meewerken via internationale kanalen ter verantwoording te roepen. Ook worden extremistische sprekers die oproepen tot haat en geweld waar mogelijk geweerd. Hun toegang tot Nederland kan worden geweigerd als er sprake is van een gevaar voor de openbare orde of gevaar voor de nationale veiligheid. Ook aanjagers die anderen mogelijk aanzetten tot geweld, haatzaaien of het verspreiden van extremistisch gedachtengoed, worden opgespoord en aangepakt.
Open democratie
Minister Yeşilgöz: ”In onze open democratie moet er altijd plaats zijn voor kritiek en demonstraties maar we moeten niet naïef zijn. Dit mag niet worden misbruikt voor het verspreiden van extremistische boodschappen, het prediken van haat of oproepen tot geweld. Dat moeten we altijd blijven bestrijden. Dit moet laagdrempelig en ook lokaal opgepakt kunnen worden. Daarom moeten we gemeenten blijven steunen om hier scherp op te blijven handelen.”
Over de Nationale Extremismestrategie
De Nationale Extremismestrategie is tot stand gekomen onder coördinatie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) in samenwerking met meerdere departementen en ketenpartners en bouwt voort op de analyse van extremisme van het Analistennetwerk Nationale Veiligheid van oktober vorig jaar.
Start Nationale Jeugdstrategie met duurzame en structurele betrokkenheid van jongeren
Er komt een nationale jeugdstrategie, waarin jongeren inspraak krijgen op beleid rondom thema’s die invloed hebben op hun leven. Staatssecretaris Maarten van Ooijen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft hiervoor samen met de Nationale Jeugdraad (NJR) een plan opgesteld, in reactie op een unaniem aangenomen motie. Van Ooijen maakt dat namens meerdere bewindspersonen bekend in een brief aan de Tweede Kamer.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
De nationale jeugdstrategie is een domeinoverstijgende langetermijnvisie op thema’s die voor jongeren tussen de 12 en 29 belangrijk zijn. Er worden ook afspraken in meegenomen over de manier waarop jongeren duurzaam en structureel betrokken worden bij het maken van beleid. Van Ooijens brief naar de Kamer is ondertekend door minister Karien van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, minister Robbert Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en mede namens minister Carola Schouten voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, minister Franc Weerwind voor Rechtsbescherming, minister Hugo de Jonge van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister Rob Jetten voor Klimaat en Energie.
Het belang van een jeugdstrategie
Het belang van een nationale jeugdstrategie werd voor het eerst in 2021 onderstreept door het Jongerenplatform van de Sociaal Economische Raad. In 2023 riep de Tweede Kamer op tot een jeugdstrategie, door het unaniem aannemen van een motie van voormalig CDA-Kamerlid Hilde Palland. Sindsdien heeft het ministerie van VWS samen met andere ministeries nauw samengewerkt met NJR en een plan opgesteld voor de totstandkoming van een nationale jeugdstrategie. De ontwikkeling verloopt in 2 fases. In de 1e fase wordt een representatieve jongerenregiegroep samengesteld. Deze groep brengt met jongeren uit het hele land belangrijke thema’s en oplossingen voor jongeren in kaart. NJR heeft samen met andere jongerenorganisaties een actieve rol in het faciliteren van deze betekenisvolle participatie van jongeren. In de 2e fase is het aan een volgend kabinet om keuzes te maken over de concrete maatregelen van de jeugdstrategie en de manier waarop de jeugdstrategie in beleid geïmplementeerd wordt.
Positie jongeren structureel verbeteren
Kimberley Snijders (NJR): “De grote problemen waar jongeren mee te maken hebben, onder meer op het gebied van geld, wonen en mentale gezondheid, zijn complex en met elkaar verweven. We kunnen de positie van jongeren alleen structureel verbeteren met een overkoepelende strategie waarbij ministeries met elkaar samenwerken. We pleiten hier vanuit NJR al lang voor en nu gaat het echt gebeuren. Dat is fantastisch. Een absolute mijlpaal voor jongeren. Én een sterke basis voor effectief jongerenbeleid van het nieuwe kabinet.”
Prominente problemen
Staatssecretaris Maarten van Ooijen (VWS): “Kinderen en jongeren die nu opgroeien hebben te maken met hele prominente problemen, zorgen en uitdagingen. Van klimaat tot veiligheid en van woningmarkt tot arbeidsmarkt, om er maar een paar te noemen. Daarom is het in deze tijd extra belangrijk om jongeren zo goed mogelijk te betrekken bij hoe we als samenleving en politiek bezig zijn met al die vraagstukken. Vandaag is een belangrijke volgende stap in een proces dat er in de komende periode op is gericht om dat voor elkaar te krijgen. Jongeren hebben de toekomst. Hun inbreng en deelname bij het maken van toekomstplannen is dan ook van essentieel belang.”
Opeenstapeling van problemen
NJR stelt dat het van cruciaal belang is dat de positie van jongeren wordt verbeterd, en wijst daarbij op de verslechterde positie van jongeren. Dit blijkt uit verschillende recente onderzoeken over onder andere de financiële moeilijkheden, problemen met huisvesting en de verslechterde mentale gezondheid die jongeren ervaren. Ook maken jongeren zich zorgen over problemen rondom klimaatverandering, onderwijs en jeugdzorg. De meest recente Monitor Brede Welvaart van CBS (15 mei 2024) toont ook een groot verschil tussen generaties, waarbij jongere generaties het steeds minder goed krijgen.
Jongereninspraak in het buitenland
Duitsland, België, Ierland en Litouwen betrekken jongeren al langer structureel bij beleidsvorming. Zo werkt Duitsland sinds 2018 met een jeugdstrategie. Dit resulteerde in 163 concrete maatregelen voor jongeren binnen verschillende gebieden als participatie, onderwijs en klimaat. Ook op Europees niveau wordt het belang van jongereninspraak erkend: door middel van online inspraakrondes en panelgesprekken wil de Europese Commissie jongeren betrekken bij de totstandkoming van beleid.
Over NJR
NJR is de koepel van 35 landelijke jongerenorganisaties en daarmee het grootste jongerennetwerk in Nederland. Wij werken aan een wereld waarin alle jongeren zich thuis voelen, het beste uit zichzelf kunnen halen en positieve impact hebben op elkaar en op hun omgeving. Dagelijks werken en spreken wij met allerlei jongeren. Voor en door jongeren: dat is al jarenlang onze expertise. Wij weten daarom wat er speelt en wat belangrijk is.
Wetsvoorstel ‘Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg’ ingediend bij Tweede Kamer
Het wetsvoorstel ‘Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg’ is ingediend bij de Tweede Kamer. In het wetsvoorstel worden gemeenten verplicht om regionaal samen te werken bij de inkoop van specialistische jeugdzorg. Dit draagt bij aan de verbetering van de beschikbaarheid van jeugdzorg voor de meest kwetsbare kinderen en gezinnen en vermindering van administratieve lasten. Dit wetsvoorstel is een van de acties waarmee opvolging wordt gegeven aan de afspraken in de Hervormingsagenda Jeugd, die in overeenstemming met de VNG, jeugdhulpaanbieders, professionals en cliëntenorganisaties tot stand is gekomen.
Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.
Beschikbare jeugdzorg
Staatssecretaris Maarten van Ooijen (VWS): “Jeugdzorg moet beschikbaar zijn voor alle jeugdigen en gezinnen in de meest kwetsbare situaties. We zien dat deze groep niet altijd tijdig passende jeugdzorg ontvangt. Dat willen we met dit wetsvoorstel verbeteren. Hiermee geven we uitvoering aan de Hervormingsagenda Jeugd, die als doel heeft dat elk kind en elk gezin tijdig passende zorg krijgt als dat nodig is.”
Regionale samenwerking
In het wetsvoorstel worden gemeenten verplicht om regionaal samen te werken bij de inkoop van specialistische jeugdzorg. Dat is nodig omdat de schaal van individuele gemeente in veel gevallen te klein is om de specialistische jeugdzorg goed te kunnen organiseren. Verder zijn in het wetsvoorstel verplichtingen opgenomen over de bestuursstructuur en financiële bedrijfsvoering voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Het wetsvoorstel regelt ook dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) onderzoeks- en toezichtstaken krijgt op het terrein van de Jeugdwet. Daarmee komt de beschikbaarheid van jeugdzorg beter in beeld en worden risico’s voor de beschikbaarheid van specialistische jeugdzorg sneller gesignaleerd.
Specialistische jeugdhulp
De verplichte regionale samenwerking geldt voor de inkoop van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en bepaalde vormen van specialistische jeugdhulp. Het gaat dan om jeugdhulp die moeilijk op lokaal niveau te organiseren is, bijvoorbeeld vanwege de schaarste van de vraag of de complexiteit van de problematiek. Daarbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan jeugdhulp met verblijf, jeugdhulp in strafrechtelijk kader en crisisjeugdhulp die 24/7 beschikbaar moet zijn.
Bijdrage aan ambitie Hervormingsagenda
In de Hervormingsagenda Jeugd zijn meer maatregelen opgenomen voor de verbetering van het jeugdstelsel. Alle maatregelen samen dragen bij aan de ambitie van alle betrokken partijen, om de meest kwetsbare kinderen en gezinnen te voorzien van passende hulp, met de juiste deskundigheid, op het juiste moment en op de juiste plek. Het wetsvoorstel verbetering beschikbaarheid jeugdzorg is een belangrijke stap op weg naar verbetering van het stelsel.