Belastingdienst versterkt weerbaarheid tegen ondermijning

De Belastingdienst gaat meer doen om de organisatie weerbaarder te maken tegen criminele ondermijning. Bijvoorbeeld door het oprichten van een eigen veiligheidsbureau, het verder verbeteren van de gebruikersregistratie-logging-van applicaties die door medewerkers van verschillende dienstonderdelen worden gebruikt en door het versterken van de screening van eigen en extern personeel. Dat staat in de Kamerbrief over dit onderwerp van staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit & Belastingdienst) die vandaag naar de Tweede Kamer is verstuurd. In de brief wordt ook ingegaan op het aan de Kamer toegezegde onderzoeksrapport over het verbeteren van de weerbaarheid binnen de dienst door KPMG.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.

Eind 2022 werd de Belastingdienst geconfronteerd met verschillende concrete signalen van (mogelijke) corruptie en ondermijning binnen de organisatie. Daarom is de Belastingdienst meteen gestart met het Programma Weerbaarheid Ondermijning Belastingdienst (PWOB). Het doel van dit programma is de Belastingdienst en haar medewerkers weerbaarder te maken tegen corruptie en ondermijnende criminaliteit. Als onderdeel van het PWOB heeft de Belastingdienst KPMG opdracht gegeven om een onafhankelijk en extern onderzoek te doen naar de corruptie-aanpak van de Belastingdienst. De conclusies uit het rapport zijn stevig. KPMG concludeert dat het bewustzijn van integriteitsrisico’s is gegroeid, maar dat het bewustzijn van corruptierisico’s nog moet worden verbeterd. De Belastingdienst neemt deze conclusies uiterst serieus en werkt al aan verbeteringen.

Bewustzijn bij medewerkers

De Belastingdienst besteedt al veel aandacht aan het bewustzijn voor ondermijningsrisico’s. Zo zijn er meerdere opleidingen waarin medewerkers wordt geleerd om corruptie te herkennen en hoe hiermee moet worden omgegaan. Dit is een proces van de lange adem. Daarom komt er extra aandacht voor de ontwikkelende werkwijze van criminele organisaties en de wijze waarop zij medewerkers kunnen benaderen.

Eenduidige aanpak

Om de aansturing rond weerbaarheid verder te versterken en te verankeren wordt het Bureau Veiligheid & Integriteit (BV&I) opgericht. Dit bureau krijgt de verantwoordelijkheid om blijvend te zorgen voor een eenduidige aanpak tegen ondermijning. Daarnaast richt de BV&I zich op de bescherming van personeel en informatie en op het versterken van het bewustzijn van corruptierisico’s. Het BV&I moet eind 2024 operationeel zijn.

Toegang tot gegevens

Criminele organisaties zijn vooral geïnteresseerd in praktische informatie zoals adressen, kentekens en namen. Hiervoor gaan ze gericht op zoek naar Belastingdienstmedewerkers. Om dit tegen te gaan worden er op verschillende vlakken maatregelen genomen, denk aan het beheer van autorisaties tot systemen, logging en screenen. Bij het verlenen van nieuwe autorisaties wordt strenger gekeken of deze wel nodig zijn voor de betreffende functie. Daarnaast is op de meest risicovolle systemen software om te loggen en monitoren geïnstalleerd.

Veiligheidsrisico’s

KPMG concludeert dat waar binnen de Belastingdienst sprake is van een hoog verloop, of van veel gebruik van uitzendkrachten, de veiligheidsrisico’s groter zijn. Daarom wordt de screening versterkt op plekken waar risico’s rond ondermijning aanwezig zijn. De Belastingdienst gaat samen met uitzendbureaus onderzoeken wat hier voor nodig is. Tegelijk moet ook rekening gehouden worden met de privacy van medewerkers. Screening van kwetsbare functies wordt daarom opgepakt in afstemming met de medezeggenschap en vakbonden.

Dienstverlening

De Belastingdienst heeft in de afgelopen jaren een grote verbeterslag gemaakt op het gebied van dienstverlening. Om burgers en bedrijven goed en snel te helpen met vragen kregen medewerkers ruim toegang tot de systemen. Omdat de dienstverlening van de Belastingdienst te maken heeft met piekmomenten worden daarvoor deels uitzendkrachten gebruikt.

Kwetsbaarheid

Tegelijkertijd kan de focus op dienstverlening ook als gevolg hebben dat dit de Belastingdienst kwetsbaar maakt. In dat licht zijn al veel autorisaties voor medewerkers ingetrokken. Maatregelen zoals een strenger autorisatiebeheer gaan ervoor zorgen dat medewerkers minder toegang tot gegevens en systemen krijgen. Dit komt ten goede van de veiligheid, maar dit kan negatieve gevolgen hebben voor het niveau van dienstverlening dat in politiek en maatschappij wordt verwacht van de Belastingdienst. Zo kan dit bijvoorbeeld bij de BelastingTelefoon voor langere wachttijden zorgen, omdat burgers vaker moeten worden doorverbonden als er diverse systemen geraadpleegd moeten worden. Bij het ontwerpen en bouwen van nieuwe systemen worden dit soort eisen op het gebied van informatiebeveiliging en privacy standaard meegenomen.


Adviesvraag over straffen jeugdige delinquenten

Minister Weerwind (Rechtsbescherming) gaat de rechter vragen om de openstaande straffen te beoordelen van een  groep jeugdige delinquenten die door een stapeling van factoren hun straf nog niet hebben uitgezeten. Dat schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Op dit moment wachten nog 36 jeugdige delinquenten al ruim 3 tot 5 jaar op tenuitvoerlegging van hun celstraf. In verreweg de meeste gevallen bedraagt de openstaande straf minder dan een maand. Het vaakst betreft het een veroordeling voor vermogensdelicten zoals diefstal en heling.

Duidelijkheid bieden

Minister Weerwind: “Deze jongeren moeten ook door met hun leven. Het is niet meer uit te leggen dat sommigen nu al bijna 5 jaar deze straf als een zwaard van Damocles boven hun hoofd hebben hangen zonder duidelijkheid. Ik wil van de rechter horen of het nu alsnog tenuitvoerleggen van deze straffen nog enig strafdoel dient en daarmee deze 36 jongeren duidelijkheid bieden. En die duidelijkheid kan ook zijn: je moet alsnog je straf uitzitten.”

Wenselijkheid tenuitvoerleggen van de straf

De minister wil van de rechter weten of het alsnog tenuitvoerleggen van de straf passend is. Alle zaken worden daarom opnieuw voorgelegd aan de rechter; 6 zaken voor omzetting van de straf en 30 zaken voor een advies over de wenselijkheid van het alsnog tenuitvoerleggen, verminderen, veranderen of kwijtschelden van de oorspronkelijke straf.

Advies rechter richtinggevend

De rechter kijkt bij de beoordeling onder meer naar de huidige omstandigheden waarin de delinquent verkeert, vergeleken met de omstandigheden die bekend waren tijdens de veroordeling. Waar nodig wordt voor de beoordeling van de zaken advies ingewonnen bij de Raad voor de Kinderbescherming of de reclassering. Ook het slachtofferbelang kan door de rechter worden meegewogen. Zoals gebruikelijk is het advies van de rechter richtinggevend voor het definitieve besluit van de minister.


Wetsvoorstel betere bescherming tegen mensenhandel naar de Tweede Kamer

De strafbaarstelling van mensenhandel wordt uitgebreider en eenvoudiger. Hierdoor kunnen daders van mensenhandel beter opgespoord en vervolgd worden. Slachtoffers worden zo beter beschermd. Dit staat in het wetsvoorstel dat staatssecretaris Van der Burg van Justitie en Veiligheid mede namens minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid en minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de Tweede Kamer stuurt. 

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.

Daders harder aanpakken

Met dit wetsvoorstel zet het kabinet een belangrijke stap in het beter strafbaar stellen van ernstige arbeidsmisstanden waarvan kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt het slachtoffer zijn, zoals substantiële onderbetaling, onveilige arbeidsomstandigheden of slechte huisvesting. Hiervoor wordt een nieuw misdrijf in de wet opgenomen, namelijk ‘ernstige benadeling’. Dit zorgt ervoor dat daders strafbaar zijn als zij op de werkvloer misbruik maken van mensen met een kwetsbare positie.

Grove benadeling

Naast misbruik moet er sprake zijn grove benadeling zoals substantiële onderbetaling, overtreding van de arbeidsduur en tijden, slechte huisvesting of vrijheidsbeperkingen zoals inname van een paspoort. Deze schrijnende misstanden kunnen met dit wetsvoorstel gemakkelijker worden aangepakt via het strafrecht. Juist kwetsbare groepen, zoals arbeidsmigranten, zijn hier vaak de dupe van.

Slachtoffers beschermen en daders keihard aanpakken

Staatssecretaris Van der Burg: “Nog te vaak worden mensen slachtoffer van mensenhandel. Zij kunnen niet in vrijheid leven en dat mogen we als samenleving nooit accepteren. We zijn het onszelf verplicht om slachtoffers te beschermen en daders keihard aan te pakken.”

Nederland onwaardig

Minister Van Gennip: “De manier waarop arbeidsmigranten worden behandeld is te vaak Nederland onwaardig. We nemen meerdere maatregelen om dat te verbeteren. Met dit wetsvoorstel wordt het makkelijker daders te vervolgen voor ernstige misstanden in de werk- en leefomstandigheden van arbeidsmigranten. Een belangrijke stap, want de drempel om te kunnen vervolgen is nu te hoog.’’

Mogelijkheden verruimen om daders aan te pakken

Het wetsvoorstel verruimt ook de mogelijkheden om daders die financieel profiteren van mensenhandel aan te pakken. Er wordt duidelijker omschreven welk gedrag strafbaar is. Zo kunnen organisaties die zijn belast met de opsporing, vervolging en berechting ervan, zoals de politie, de Nederlandse Arbeidsinspectie, het openbaar ministerie en de rechtspraak er beter mee uit de voeten.


Kabinet laat onafhankelijk onderzoek doen naar demonstratierecht

Het kabinet laat onafhankelijk onderzoeken of het huidige kader van het demonstratierecht nog voldoende aansluit bij de actuele ontwikkelingen. Aanleiding hiervoor is het toenemende aantal protestacties waarbij demonstranten vaak bewust de grenzen van het recht opzoeken of overschrijden of waarbij andere grondrechten of de nationale veiligheid in het gedrang kunnen komen. Minister De Jonge van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister Yeşilgöz van Justitie en Veiligheid laten dit vandaag weten aan de Tweede Kamer. De ministers zijn voornemens dit onderzoek via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) uit te laten voeren.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.

Demonstratierecht

Minister De Jonge: “Iedereen moet kunnen demonstreren. Ik sta voor het demonstratierecht, zonder kan een democratie niet bestaan. Het demonstratierecht geeft iedereen de ruimte om de eigen boodschap met kracht over het voetlicht te brengen, maar biedt geen vrijbrief om doelbewust de regels te overtreden en de belangen van anderen aan te tasten. Als we hiervoor wegkijken, lopen we het risico dat het draagvlak voor het demonstratierecht onder druk komt te staan. Er is nu weinig ruimte om een belangenafweging te maken tussen het demonstratierecht en andere grondrechten, waardoor de indruk ontstaat dat grondrechten van de één belangrijker zijn dan die van de ander.’’

Vrijheid van meningsuiting

Minister Yeşilgöz: “Vrijheid van meningsuiting en het recht op demonstreren zijn belangrijke grondrechten. Daar staat het kabinet pal voor. We zien dat het overgrote deel van de demonstraties goed verloopt, dankzij de inzet van het lokale gezag en de demonstranten zelf. In de afgelopen periode zien we echter in toenemende mate protesten waarbij de grenzen van de wet worden opgezocht en worden overschreden. Dat is niet alleen schadelijk, het vraagt ook een grote inzet van politieagenten die niet in de wijken hun belangrijke werk kunnen doen”

Onderzoek

Bij het onderzoek worden de instanties betrokken die zich dagelijks inzetten om demonstraties mogelijk te maken en veilig te laten verlopen: de burgemeesters, het OM en de politie. Het onderzoek richt zich op twee soorten situaties: acties waarbij demonstranten de grenzen van de wet bewust opzoeken of zelfs overschrijden en demonstraties waarbij andere grondrechten of de nationale veiligheid in het geding kunnen komen.

Demonstraties en het overtreden van de wet

Bepaalde groepen demonstranten overtreden steeds vaker bewust de wet. Vaak met als doel om zoveel mogelijk aandacht te krijgen en beleid hiermee te beïnvloeden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het blokkeren van een snelweg, het bezetten van delen van vliegvelden of het veroorzaken van gevaarlijke verkeerssituaties door brandstichting op of langs snelwegen. Dit leidt tot problemen, zo kunnen automobilisten het ziekenhuis niet bereiken of zorgen obstakels op de weg voor gevaarlijke situaties.

Bevoegdheden bestuurders

Bovendien vraagt het zoveel politie-inzet dat agenten uit het hele land moeten komen en niet voor andere overtredingen of misdrijven kunnen worden ingezet. De toename van dit soort demonstraties zien we ook in andere landen. Daarom willen we onderzoeken hoe andere landen deze demonstraties aanpakken, bijvoorbeeld door te kijken naar welke bevoegdheden (lokale en nationale) bestuurders en instanties daar hebben om demonstraties beheersbaar te houden, welke mogelijkheden andere landen hebben om op te treden tegen wetsovertredingen en welke waarborgen voor de bescherming van het demonstratierecht zij hebben.

Demonstraties versus andere grondrechten en de nationale veiligheid

Ook zijn er acties waarbij demonstranten niet direct regels overtreden, maar die wel op gespannen voet kunnen staan met de grondrechten van anderen. Bijvoorbeeld als het gaat om protesten bij woningen van politici of bij abortusklinieken. Zulke handelingen leiden mogelijk tot spanning met het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het lokale gezag kan een demonstratie nu beperken als dat noodzakelijk is in het belang van de verkeersveiligheid, de volksgezondheid of om wanordelijkheden te bestrijden of te voorkomen. Andere grondrechten kunnen daarbij maar beperkt worden meegewogen. Het onderzoek brengt in kaart hoe andere landen omgaan met demonstraties waarbij mogelijk grondrechten van anderen in het gedrang komen en welke mogelijkheden er zijn voor het lokale gezag om te handelen en een belangenafweging te maken.

Nationale veiligheid

Demonstraties kunnen in het uiterste geval ook gevolgen hebben voor de nationale veiligheid. Bij de door de burgemeester van Arnhem verboden koranschending, vanwege de vrees voor wanordelijkheden, werd ook gewezen op de mogelijke impact van een dergelijke schending op de nationale veiligheid. In het onderzoek wordt daarom ook bekeken hoe andere landen omgaan met nationale veiligheid als grond voor eventuele beperkingen van demonstraties. Bij dit onderzoek vormt de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) het uitgangspunt.

Nederlandse constitutionele recht

Een van de verworvenheden van het Nederlandse constitutionele recht is dat het de overheid niet is toegestaan zich preventief te bemoeien met de inhoud van uitingen. Aan dit uitgangspunt wil het kabinet op geen enkele wijze tornen. Als uitgangspunt blijft tevens gelden dat handelingen van mensen of instellingen in het buitenland tegen (voorgenomen) demonstraties in Nederland nooit direct mogen leiden tot beperkingen aan rechten en vrijheden in Nederland, zoals het recht op demonstratie en het recht op vrije meningsuiting.


Soevereinenbeweging ondermijnt democratische rechtsorde

Mensen die zich soeverein verklaren, keren zich af van de overheid en andere instituties. Hoewel ze veelal een open houding houden richting andere mensen hebben, verspreiden ze wel feitelijk onjuiste verhalen over de kwade intenties van de instituties. Dit gedrag kan op langere termijn de democratische rechtsorde ondermijnen. Een deel van de soevereinen wil zelf bepalen of wet- en regelgeving op hen van toepassing is. 

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Van een klein deel van de soevereinenbeweging gaat ook een geweldsdreiging uit op de korte termijn. Dat zijn de belangrijkste conclusies uit de fenomeenanalyse Met de rug naar de samenleving van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Nationale Politie over de soevereinenbeweging in Nederland.

Een diverse beweging

Mensen die zich soeverein verklaren, geloven in meer of minder mate in ‘een kwaadaardige elite’. Deze elite zou zich niet alleen in de wetgevende, rechterlijke en uitvoerende macht bevinden, maar ook binnen de media en de wetenschap. De fenomeenanalyse onderscheidt 3 categorieën gedragingen binnen de beweging van soevereinen. De grootste groep wil zo onafhankelijk mogelijk leven maar meent dat zich niet volledig los te kunnen maken van de samenleving. Een tweede categorie beschouwt de Nederlandse wet- en regelgeving als ongeldig. Zij weigeren bijvoorbeeld te voldoen aan financiële verplichtingen, zoals het betalen van belastingen en boetes. Een kleine groep wil zich in het uiterste geval met geweld verzetten tegen het huidige systeem. De omvang van de soevereinenbeweging is niet zo groot dat het een existentiële bedreiging vormt voor de democratische rechtsorde, maar er zijn wel zorgen over de aanhoudende groei van de beweging en de bestaande voedingsbodem voor het gedachtegoed.

Geweldsdreiging

Hoewel mensen die zich soeverein verklaren in Nederland hoofdzakelijk een geweldloos verleden kennen, is er de afgelopen tijd vaker sprake van intimidatie en bedreiging van onder meer lokale politici, ambtenaren, rechters, journalisten en wetenschappers. Ook zijn er enkele kleine gewelddadige confrontaties geweest met politie en deurwaarders.

Verspreiding vijandbeeld

Doordat sommige mensen die zich soeverein verklaren steeds verder in de problemen dreigen te komen omdat zij bijvoorbeeld hun rekeningen niet meer betalen, is de verwachting dat het aantal gewelddadige incidenten zal toenemen. Door de verspreiding van een vijandbeeld van een kwaadaardige elite die uit is op onderdrukking, slavernij en zelfs moord, kunnen sommige mensen die zich soeverein verklaren de conclusie trekken dat gewelddadig verzet noodzakelijk is.

Gewelddadig handelen legitimeren

Bij een deel van deze al kleine groep van enkele tientallen tot honderd mensen, blijft het mogelijk bij grootspraak of bedreigingen. Voor sommigen kunnen zulke boodschappen echter gewelddadig handelen legitimeren, bijvoorbeeld in reactie op verkeerscontroles, aanhoudingen, deurwaardersbezoeken of uithuiszettingen. Een deel van deze groep van mensen die zich soeverein verklaren gaat zo ver dat zij zichzelf online en fysiek organiseert en voorbereidt om zich te kunnen verdedigen in de verwachte gewelddadige strijd met de overheid en instituties. Zij geloven dat de kwaadaardige elite een gewelddadige strijd zal initiëren waarop zij zich moeten voorbereiden. Bij verschillende aanhangers zijn (vuur)wapens aangetroffen.

Omgang met mensen die zich soeverein verklaren

De minister van Justitie en Veiligheid en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben als reactie op deze analyse een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over hoe om te gaan met soevereinen. De grootste urgentie die uit de fenomeenanalyse spreekt, is het beschermen van onze democratische rechtstaat en het voorkomen dat mensen in kwetsbare posities en hun kinderen de dupe worden. Het kabinet streeft hierbij 3 doelen na. In de eerste plaats het handhaven bij wetsovertredingen en het tegengaan van gewelddadig extremisme. Voor personen met extremistische opvattingen die kunnen leiden tot extremistische of terroristische activiteiten, is er al de persoonsgerichte aanpak. Die persoonsgerichte aanpak moet worden doorontwikkeld voor soevereinen met extremistisch gedachtegoed.

Maatregelen

Gemeenten nemen waar nodig maatregelen met betrokken partners uit het veiligheids- en sociaal domein. Dit voorjaar komt de minister van Justitie en Veiligheid samen met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met een strategie tegen extremisme, die ingaat op alle vormen, waaronder anti-institutioneel extremisme en soevereinen. Tweede doel is het voorkomen dat mensen verder gaan in hun democratie-ondermijnend gedrag. Dit kan door de invloed van aanjagers te beperken, democratie-ondermijnend gedrag te signaleren en veroordelen en instituties weerbaarder te maken. Tot slot zijn inspanningen erop gericht om te zorgen dat de beweging niet groter wordt. Het is daarbij belangrijk om mensen weerbaar te maken tegen antidemocratische narratieven en de verbinding met hen te blijven zoeken. Dit vraagt veel van professionals in het lokaal bestuur, maar ook van bijvoorbeeld jongerenwerk, onderwijs, deurwaarders of wijkagenten. In gesprek blijven over kritiek en wantrouwen, eerlijkheid over dilemma’s en weerwoord hebben tegen mis- en desinformatie zijn hierbij belangrijk.

Anti-institutionele tendensen

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal in een Kamerbrief dit voorjaar nader ingaan op het omgaan met breder anti-institutionele tendensen en hoe de verbinding te versterken tussen samenleving en overheid.


20 gemeenten extra gesteund in aanpak van jeugdcriminaliteit

De komende 3 jaar worden tientallen miljoenen euro’s uitgetrokken om de jeugdcriminaliteit verder terug te dringen in de wijken van 20 gemeenten. Er is al structureel geld beschikbaar voor de gerichte aanpak in 27 gemeenten met buurten waar de leefbaarheid onder druk staat en de risico’s groot zijn dat kinderen, jongeren en jongvolwassenen in de criminaliteit belanden. 

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Maar jeugdcriminaliteit houdt niet op bij de grenzen van (groot)stedelijke gebieden. Daarom zijn 20 aanvullende gemeenten gevraagd een plan van aanpak te maken voor de urgente en relatief ernstige problematiek die ze kennen met jongeren in de criminaliteit. Het gaat om: Almelo, Bergen op Zoom, Brunssum, Den Helder, Diemen, Gouda, Haarlem, Hoorn, Kerkrade, Leiden, Middelburg, Nissewaard, Oosterhout, Rijswijk, Roermond, Venray, Vlissingen, Zoetermeer, Zutphen en Zwolle. Dat schrijven minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid en minister Weerwind voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer. De ministers investeren samen in de brede aanpak – Preventie met Gezag – om te voorkomen dat kinderen, jongeren en jongvolwassenen in de leeftijd van 8 tot en met 27 jaar in de criminaliteit terechtkomen of daarin verder afglijden.

Zorgelijke ontwikklingen

Ondanks dat er in de afgelopen 20 jaar in Nederland gemiddeld genomen sprake is van een afname in jeugdcriminaliteit, zijn er grote verschillen in het land en zorgelijke ontwikkelingen te zien in wijken waar jongeren ernstige feiten zoals wapen-, drugs- en geweldsdelicten plegen. Daarom wordt met focus op die plekken geïnvesteerd waar dat het hardst nodig is. Gemeenten doen dit in samenwerking met alle betrokken partners in de directe leefomgeving van de jongeren: van de politie, het Openbaar Ministerie (OM), Rechtspraak, Raad voor de Kinderbescherming, de Reclassering, Stichting Halt, Zorg- en Veiligheidshuizen tot en met de leraren op scholen, het jongerenwerk, jeugdzorg, lokale ondernemers en werkgevers.

Lerende aanpak

Om ook in de 20 nieuwe gemeenten het verschil te kunnen maken, is het zaak goed zicht te krijgen op de specifieke problematiek en de doelgroep om voortijdig en gericht te kunnen ingrijpen met kansrijke en bewezen effectieve interventies. Hiervoor kunnen zij gebruik maken van de al opgedane lessen door de 27 gemeenten en vinden zij aansluiting bij de lerende aanpak van Preventie met Gezag. De 20 gemeenten zijn gevraagd om dit voorjaar hun plannen voor te leggen. Op basis daarvan kunnen gemeenten € 500.000 per jaar krijgen voor een periode van 3 jaar. De verwachting is dat de gemeenten nog voor de zomer kunnen beginnen met de uitvoering van hun plannen.

Lange adem

De aanpak vergt een lange adem om te voorkomen dat jongeren in de criminaliteit terechtkomen en daarin verder afglijden. Hierbij zal ook tussentijds bijgestuurd worden op nieuwe inzichten en ontwikkelingen. Dit gebeurt onder meer op basis van een monitorings- en evaluatiecyclus, waar ook de 20 nieuwe gemeenten bij worden betrokken. In deze cyclus wordt zowel gemonitord op de voortgang van de activiteiten als op de problematiek in de deelnemende gemeenten. Daarvoor wordt er samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een criminaliteitsproblematiekmonitor ontwikkeld. De eerste publicatie in deze monitor is begin dit jaar verschenen over de 27 gemeenten die inmiddels in de uitvoerende fase van Preventie met Gezag zitten (Verkenning Monitor Preventie met Gezag van het CBS). Deze monitor wordt later dit jaar uitgebreid.

Periodiek onderzoek

Verder doet het Wetenschappelijk Onderzoek en Datacentrum (WODC) periodiek onderzoek naar de ontwikkeling van jeugdcriminaliteit en wisselen gemeenten en de betrokken partijen in de aanpak ervaringen uit. Zo vond vandaag nog een bijeenkomst in Arnhem plaats met circa 300 deelnemers uit het werkveld over wat werkt om jonge aanwas en doorgroeiers in de criminaliteit te voorkomen. Ook hierbij waren professionals van de 20 nieuwe gemeenten al aanwezig.


Deskundigencommissie toetst de uitvoering van de Hervormingsagenda

De deskundigencommissie voor de Hervormingsagenda Jeugd 2023-2028 is gestart. Deze externe, onafhankelijke commissie volgt de uitvoering van de Hervormingsagenda en brengt hierover zwaarwegend advies uit aan het Rijk en de VNG. Hiermee wordt invulling gegeven aan een belangrijke afspraak uit de Hervormingsagenda. De commissie bekijkt hoe het gaat met de uitvoering van de Hervormingsagenda en of de inspanningen worden geleverd die zijn afgesproken. Ook bekijkt zij op de lange termijn of dit het gewenste effect heeft op de uitgaven en zo niet, hoe daarmee om te gaan. Het eerste advies van de commissie is een tussentijdse evaluatie van de uitvoering van de Hervormingsagenda en volgt begin 2025.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Wethouder Cathalijne Dortmans (VNG) benadrukt het belang van deze commissie: “We zijn verheugd dat er een kundige en daadkrachtige commissie is samengesteld. Hun rol bij het toezicht op de uitvoering van de agenda en het adviseren over de inhoudelijke en financiële kaders is essentieel. Dit is van cruciaal belang om daadwerkelijk de hulp aan jongeren en gezinnen te kunnen verbeteren.”

Breed pakket aan afspraken

Staatssecretaris Maarten van Ooijen (VWS): “Er ligt nu een breed pakket aan afspraken over hoe we gezamenlijk de jeugdzorg fors gaan hervormen de komende jaren. Alle partijen zijn volop aan de slag met dit tot uitvoering brengen. Jongeren die zorg nodig hebben en professionals die in de jeugdzorg werken moeten hier nu zo snel mogelijk iets van gaan merken in de praktijk. Ik ben blij dat we met deze deskundigen een extra scherpe blik hebben of het de goede kant op gaat.”

Invulling van de commissie

De commissie monitort de voortgang van de afspraken in de Hervormingsagenda, brengt de ontwikkeling van de uitgaven in beeld en bekijkt of alle partijen de inspanning leveren die is afgesproken. Ook beoordeelt de commissie of de uitvoering van de maatregelen daadwerkelijk leidt tot de beweging in de jeugdzorg die de partijen met elkaar beogen. Bovendien wordt gekeken naar mogelijke knelpunten en relevante ontwikkelingen die hier invloed op kunnen hebben, zoals toenemende druk op bestaanszekerheid of op het mentaal welzijn van jongeren. Deze inzichten worden door de commissie bij elkaar gebracht tot een breed, zwaarwegend advies aan het Rijk en de VNG. De leden van de commissie zijn Tamara van Ark (voorzitter), Han Polman, Onno de Zwart, José Lazeroms en Bernard ter Haar. Deze vijf leden hebben gezamenlijke kennis van het jeugdstelsel, de openbare financiën en interbestuurlijke verhoudingen.

Over de Hervormingsagenda

De Hervormingsagenda Jeugd bevat een groot pakket afspraken om de jeugdzorg te verbeteren en financieel houdbaar te krijgen. Het geeft voor de periode 2023–2028 de koers aan die cliëntenorganisaties, professionals, jeugdzorgaanbieders, gemeenten en het Rijk gezamenlijk op willen gaan: zorgen dat kind en gezin wanneer dit nodig is zo snel als mogelijk passende zorg en ondersteuning ontvangen. De betrokken partijen zijn praktisch aan de slag gegaan met de uitvoering van alle afspraken in wisselende samenstellingen. Er zal structureel worden geïnvesteerd in de landelijke kwaliteit en effectiviteit van jeugdhulp. Ook komt er een aanpassing van de Jeugdwet, waardoor duidelijker wordt waarvoor en waar kinderen en ouders hulp kunnen krijgen. Gemeenten worden verplicht bepaalde specialistische zorg regionaal in te kopen om beschikbaarheid en continuïteit van zorg beter te organiseren. Er zal minder papierwerk en administratie nodig zijn, zodat medewerkers daar zo min mogelijk tijd aan kwijt zijn. Ook zullen wijkteams worden versterkt en moet betere samenwerking met bijvoorbeeld het onderwijs ervoor zorgen dat kinderen en jongeren meer met collectieve voorzieningen worden ondersteund. Uithuisplaatsingen willen de samenwerkende partijen zoveel mogelijk voorkomen en terugdringen. De definitieve vaststelling van de Hervormingsagenda Jeugd betekent dat alle partijen nu in volle vaart samenwerken aan de grootste hervorming van de jeugdzorg sinds 2015.


Douane moet gegevens kunnen delen in strijd tegen ondermijnende criminaliteit

Staatssecretaris De Vries van Financiën (Toeslagen en Douane) wil dat de Douane vaker gegevens kan gaan delen met de politie, de Marechaussee, de FIOD en de FIU. Dit is van belang in de strijd tegen ondermijnende criminaliteit en andere illegale activiteiten.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.

Door gegevens te delen en te combineren kunnen de diensten vroegtijdig strafbare feiten opsporen. De staatssecretaris wil de gegevensdeling mogelijk maken met een wetsvoorstel, dat in internetconsultatie gaat. Daarna zal het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer worden gezonden.

Onbeperkte middelen

Staatssecretaris De Vries: “Criminelen die drugs smokkelen, hebben onbeperkte middelen voor hun illegale activiteiten. Zij trekken zich niks aan van grenzen en regels. Wij moeten daarom zorgen dat de mensen die ons land veilig houden hun werk zo effectief mogelijk kunnen doen. Deze wet helpt daarbij. Als douaniers bijvoorbeeld informatie over drugssmokkel delen met de politie, kan de politie een drugslab eerder in beeld krijgen. Zo worden de buurten in onze steden en dorpen veiliger.”

Strafbare feiten eerder opsporen

De Douane kan relevante gegevens hebben waarmee een strafbaar feit is op te sporen. Dan gaat het bijvoorbeeld om drugshandel, omvangrijke milieudelicten, wapenhandel en ernstige fraude. Op dit moment is het zo dat de Douane deze gegevens alleen met andere instanties kan delen als er een concreet vermoeden van een strafbaar feit bestaat. Om ondermijnende criminaliteit eerder op het spoor te komen, is het belangrijk dat de Douane ook zonder dit vermoeden al gegevens kan delen met andere diensten.

Douanegegevens

Het delen van gegevens kan gaan om grotere hoeveelheden informatie of om informatie over individuele gevallen. De politie kan bijvoorbeeld douanegegevens gebruiken om inzicht te krijgen in welke bedrijven een bepaald soort grondstof van drugs hebben geïmporteerd om zo mogelijke producenten van synthetische drugs in beeld te krijgen. En daar waar het gaat om individuele gevallen, kan de politie bijvoorbeeld bij de Douane informatie opvragen over een voertuig dat al langer stilstaat op een haventerrein.

Zorgvuldige omgang met gegevens

Douaniers zullen de andere diensten gaan helpen bij het interpreteren van de gegevens als dat nodig is. Vanzelfsprekend waarborgt het wetsvoorstel dat de gegevens zorgvuldig worden behandeld. De Douane verstrekt niet meer informatie dan noodzakelijk. De gegevens moeten worden geanonimiseerd als de persoonsgegevens niet noodzakelijk zijn om criminaliteit tegen te gaan.


Basisdienstverlening schuldhulpverlening in iedere gemeente

Het kabinet, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de branchevereniging voor financiële hulpverleners NVVK en de vereniging van directeuren in het sociaal domein Divosa zetten vandaag hun handtekening onder een gezamenlijk plan om de schuldhulp in Nederland te versterken. Het plan – de ‘basisdienstverlening schuldhulpverlening’ – leidt tot een hulpaanbod dat toegankelijker is en in iedere gemeente bestaat uit minimaal dezelfde elementen.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en docent op de training casus en procesregie op zorg en veiligheid.

Dienstverlening gelijktrekken

Hoe gemeenten hun inwoners met schulden ondersteunen, bepalen gemeenten zelf. Het plan is een reactie op constateringen, zoals die van de Nationale Ombudsman, dat de toegankelijkheid van schuldhulpverlening sterk kan verschillen per gemeente. De introductie van een ‘basisdienstverlening’ trekt de dienstverlening op het gebied van schulden gelijk. Het Rijk stelt vanaf dit jaar structureel € 40 miljoen extra beschikbaar om onder andere de basisdienstverlening te kunnen implementeren.

Basisdienstverlening

Onder de basisdienstverlening valt onder andere een hulpaanbod dat toegespitst is op verschillende doelgroepen. Ook het standaard aanbieden van een saneringskrediet met aflostermijn van 18 maanden en het bieden van begeleiding en nazorg zijn onderdeel van de basisdienstverlening. Zo spreken de 4 partijen af dat er bijvoorbeeld altijd persoonlijk contact wordt opgenomen als iemand na afronding van een schuldhulptraject opnieuw in de schulden dreigt te komen.

Halveren schuldenproblematiek

Deze bestuurlijke afspraken zijn onderdeel van de ambitie van het kabinet om in 2030 het aantal mensen met schulden gehalveerd te hebben. Nu zijn er nog 726.000 huishoudens in Nederland met problematische schulden. Invoering van de basisdienstverlening moet ervoor zorgen dat het aantal mensen dat met hulp van de gemeente duurzaam schulden oplost, verdubbelt.

Actieplan komt voor de zomer

Divosa-voorzitter Erik Dannenberg, NVVK-voorzitter Marco Florijn en Peter Heijkoop, voorzitter van de VNG-commissie Participatie, Schuldhulpverlening en Integratie, ondertekenen de bestuurlijke afspraken op donderdag 21 maart samen met minister Carola Schouten voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.  Het doel is dat alle schuldhulpverleningsorganisaties en gemeenten de basisdienstverlening schuldhulpverlening, die 20 elementen omvat, invoeren. Veel elementen zijn in allerlei gemeenten al in praktijk. Sommige elementen moeten nog ontwikkeld worden. Andere worden nog onderzocht op effectiviteit. De afspraken worden voor de zomer nader uitgewerkt in een gedetailleerd actieplan.


Nieuw Wetboek van Strafvordering treedt 1 april 2029 in werking

Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft samen met de partners in de strafrechtketen 1 april 2029 vastgesteld als datum voor de inwerkingtreding van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Op deze wijze hebben de partners minimaal drie jaar de tijd om het nieuwe en omvangrijke wetboek zorgvuldig te implementeren, nadat de Tweede Kamer de teksten voor het nieuwe wetboek heeft goedgekeurd. Minister voor Rechtsbescherming Franc Weerwind en minister van Justitie en Veiligheid Dilan Yeşilgöz hebben met een brief de Eerste en Tweede Kamer geïnformeerd over de datum.

Frank van Summeren, adviseur bij RONT Management Consultants en hoofddocent op de jaaropleiding integrale aanpak ondermijning van SBO.

Minister Weerwind: “Het Wetboek van Strafvordering bevat de handvatten en regels voor een eerlijk strafproces voor alle burgers. Het is de basis voor hoe we burgers beschermen en verdachten opsporen en berechten. Daarmee is het een essentieel fundament onder onze rechtstaat. Met de vernieuwing zorgen we ervoor dat het wetboek bij de tijd en duidelijk is, maar dit is een omvangrijke operatie. Daarom nemen we samen met alle betrokken partijen de tijd om het nieuwe wetboek zorgvuldig te implementeren.”

Toekomstbestendig en toegankelijk

Het Wetboek van Strafvordering bevat de regels waaraan politie, Openbaar Ministerie, rechters en advocaten zich moeten houden bij de waarheidsvinding in het strafproces: van de opsporing van verdachten tot de uitvoering van de straf. Het huidige Wetboek van Strafvordering stamt uit 1926 en is niet toegerust op nieuwe vormen van criminaliteit zoals cybercrime en ondermijning. Daarnaast is het wetboek door de vele wijzigingen onoverzichtelijk en ontoegankelijk geworden en zijn belangrijke uitspraken van de hoogste rechter in Nederland er niet in verwerkt.

Opsporingsbevoegdheden vereenvoudigd en geactualiseerd

Het nieuwe Wetboek van Strafvordering is toegankelijk, overzichtelijk en toekomstbestendig. Met de vernieuwing wordt de positie van verdachten en slachtoffers duidelijker en sterker. In het nieuwe wetboek zijn de opsporingsbevoegdheden vereenvoudigd en geactualiseerd, zodat ook nieuwe vormen van criminaliteit goed kunnen worden bestreden. Tevens is belangrijke jurisprudentie verwerkt en maakt het nieuwe wetboek een digitaal strafproces mogelijk.

Indiening bij de Tweede Kamer

De afgelopen tien jaar is in samenwerking met de politie, de bijzondere opsporingsdiensten, de Koninklijke Marechaussee, het Openbaar Ministerie, de Rechtspraak en de advocatuur gewerkt aan de teksten van het nieuwe wetboek. Ook de uitvoeringsorganisaties Centraal Justitieel Incassobureau, Dienst Justitiële Inrichtingen, Reclassering, Slachtofferhulp Nederland en de Raad voor de Kinderbescherming zijn betrokken. De eerste vaststellingswet van het nieuwe wetboek, met daarin de Boeken 1 tot en met 6, is in maart 2023 bij de Tweede Kamer ingediend. De Boeken 7en 8 en de eerste aanvullingswet zullen naar verwachting eind 2024 en begin 2025 worden ingediend bij de Tweede Kamer. Na behandeling en instemming van de Tweede Kamer zullen de betrokken partijen minimaal drie jaar de tijd krijgen voor de implementatie.

Zorgvuldige invoering

De invoering vraagt om scholing van medewerkers en de aanpassing van werkprocessen en ICT-systemen. De organisaties in de strafrechtketen zijn zelf verantwoordelijk voor de implementatie van het wetboek maar zoeken hierin ook de samenwerking met elkaar op en stemmen hun werkzaamheden onderling af. De uitvoeringspartijen krijgen de tijd en middelen om dit complexe en omvangrijke project zorgvuldig in te voeren. In goed overleg met de partners is gekozen voor een implementatieperiode tot en met maart 2029, waarna het nieuwe wetboek op 1 april 2029 in werking treedt.